In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.B. Pieters, verscheen op de terechtzitting van 8 december 2015. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld, vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne, het aanwezig hebben van deze middelen, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van zes maanden actief betrokken was bij de handel in heroïne en cocaïne. Tijdens de doorzoeking van zijn woning op 21 juni 2014 zijn aanzienlijke hoeveelheden harddrugs en een vuurwapen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de feiten 1, 3, 4 en 5, maar dat er onvoldoende bewijs was voor feit 2, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.
De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de impact van de drugshandel op de volksgezondheid. Gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten, heeft de rechtbank besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een weegschaal en verdovende middelen, onttrokken aan het verkeer, terwijl een geldbedrag van 1610,88 euro aan de verdachte werd teruggegeven. De uitspraak benadrukt de strikte aanpak van de rechtbank ten aanzien van drugshandel en het bezit van vuurwapens.