ECLI:NL:RBNNE:2015:5819

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
18.730430-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en diefstallen met geweld

Op 17 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het medeplegen van acht woninginbraken, het pinnen met een gestolen creditcard, een insluiping in een café, twee pogingen tot woninginbraak en een poging tot diefstal uit een coffeeshop. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten in de periode van 2012 tot 2014, waarbij hij vaak woningen van oudere mensen als doelwit had gekozen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar moest krijgen, mede gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto werd toegewezen, evenals de schadevergoedingsmaatregelen voor de benadeelde partijen. De rechtbank benadrukte dat woninginbraken een grote inbreuk maken op de privacy en veiligheid van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730430-14
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730184-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te Sneek .
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
in de zaak met het parketnummer 18/730430-14:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2014 tot en met 31 oktober 2014 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) ((plastic) bak met) muntgeld (te weten: (in totaal) ongeveer 300 euro) en/of een navigatiesysteem (merk MIO) en/of een lege portemonnee en/of een hoeveelheid briefgeld (te weten: (in totaal) ongeveer 275 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Harlingen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 2] , aldaar, weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren), althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die woning heeft begeven en/of (vervolgens) met een of meer (bak)ste(e)n(en) een (thermopane)raam ingeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (thermopane)raam van een woning, gelegen aan of bij [adres 2] aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2014 tot en met 13 augustus 2014 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 3] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een kistje met zilveren lepels en/of zilveren beugel en/of kistje met geel koperen siervoorwerpen en/of een portemonnee met kleingeld (ongeveer 80 euro) en/of een of meer sieraden en/of horloge(s) en/of een creditcard (Rabobank) en/of een of meer pincode(s) en/of een bankpas (Rabobank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 12 november 2013, te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (coffeeshop), gelegen aan of bij [adres 4] , aldaar, weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren), althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar dat pand heeft begeven en/of (vervolgens) (met een breekvoorwerp) een raam opengebroken en/of (vervolgens) dat pand is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 november 2013, te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een pand, gelegen aan of bij [straat 1] , aldaar,, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2013 tot en met 20 november 2013 te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 5] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een kluis (inhoudende een geldbedrag van ((in totaal) ongeveer 10.000 euro) en/of een
hoeveelhe(i)d(en) sieraden en/of een dvd-speler en/of een gouden horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2014 tot en met 21 augustus 2014 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 6] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een gouden ring en/of een gouden horloge (merk Rado) en/of een muntenverzameling van gouden tientjes en/of zilveren servetringen en/of een of meer andere gouden sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2014 tot en met 19 augustus 2014 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 7] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een doosje euromunten en/of zilveren guldens en/of VVV-bonnen en/of een of meer gouden
kettinkjes met hanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2014 tot en met 5 april 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of
bij [adres 8] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een of meer portemonnee(s) met kleingeld ((ongeveer) 40 euro) en/of een of meer gouden kettinkjes en/of een horloge en/of (huis)sleutels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
9.
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2014 tot en met 3 november 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 9] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een creditcard (VISA) en/of een zorgpas en/of een gouden trouwring en/of 100 euro
en/of een hoeveelh(i)d(en) buitenlands muntgeld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
10.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Harlingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 10]
, aldaar , weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren), althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die woning heeft begeven en/of (vervolgens) een raam van de voordeur heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning, gelegen aan of bij de [adres 10] aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
11.
hij op of omstreeks 3 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Harlingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 11] , aldaar,
weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren), althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die woning heeft begeven en/of (vervolgens) (met een baksteen) een raam heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning, gelegen aan of bij [adres 11] aldaar,, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
12.
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 15 september 2014 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Sûdwest- Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 12] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een of meer gouden sieraden (te weten: armbanden en/of halskettingen) en/of kleingeld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
13.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2012 tot en met 29 december 2012 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 13] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een of meer gouden en/of zilveren sieraden (te weten: onder meer een gouden horloge), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 18] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
14.
hij op of omstreeks 7 april 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 14] , aldaar, heeft weggenomen een doosje met een of meer gouden sieraden (te weten: (onder meer) twee gouden armbanden en/of twee dameshorloge(s) en/of twee gouden ringen en/of gouden halsketting), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
[slachtoffer 19] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/
hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
15.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 15]
, aldaar, heeft weggenomen een of meer gouden sieraden (te weten: (onder meer) gouden armband(en) en/of gouden ring en/of gouden halsketting) en/of bankpasjes met bijbehorende pincodes en/of een hoeveelheid geld (140 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en/of [slachtoffer 22] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
16.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat aan of bij de [adres 16] , aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 1.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 21] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
17.
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2012 tot en met 17 september 2012 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand, gelegen aan of bij [adres 16] , aldaar, heeft weggenomen een of meer klui(s)z(en) (inhoudende (onder meer) (in totaal) ongeveer 5.000 euro) en/of een
fooienpot (20 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 23] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
18.
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2013 tot en met 10 februari 2013 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij de [straat 18] , aldaar, heeft weggenomen een kluis (inhoudende (in
totaal) (ongeveer) 22.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
[slachtoffer 24] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en in de zaak met het parketnummer 18/730184-14:
19.
hij op of omstreeks 3 mei 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Harlingen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 18] , aldaar, weg te nemen goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 25] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich, naar die woning heeft begeven en/of (meermalen) tegen de voordeur heeft getrapt/geduwd en/of een breekvoorwerp tussen kozijn en ruit heeft gezet en (vervolgens) met dit voorwerp heeft gewrikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
20.
hij op of omstreeks 21 april 2014, te [pleegplaats 5] , (althans) in de gemeente Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buideltasje inhoudende (onder meer) een geldbedrag (200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 26] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 26] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die fietsende [slachtoffer 26] tot stoppen hebben gedwongen, door diens weg te versperren en/of door op dwingende en/of agressieve wijze te roepen dat hij moest stoppen en/of door (vervolgens) de fiets van die [slachtoffer 26] vast te pakken (zowel aan de voor- als aan de achterzijde) en/of door het lichaam/de arm van die [slachtoffer 26] vast te pakken (en/of aldus [slachtoffer 26] omsingeld en/of vastgezet) en/of vervolgens op agressieve toon aan [slachtoffer 26] hebben gevraagd om geld en/of vervolgens [slachtoffer 26] (en/of diens kleding) hebben betast.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 2. primair en subsidiair, 7., 8., 9., 10. primair en subsidiair, 11. primair en subsidiair, 12. en het in de zaak met parketnummer 18/730184-14 onder 20. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 1., 3., 4. primair, 5., 6., 13., 14., 15., 16., 17.,18. en het in de zaak met parketnummer 18/730184-14 onder
19. ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto van het merk en type Volkswagen Polo Sdi 2001 met [kenteken 1] ;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 924,50 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot een bedrag van
€ 15.340,--, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] tot een bedrag van € 540,76 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag;
- niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 24] .

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat voor het in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 7., 9., 10. primair en subsidiair, 11. primair en subsidiair, 12. en het in de zaak met parketnummer 18/730184-14 onder 20. ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 3. ten laste gelegde en overweegt daaromtrent het volgende. Uit de stukken blijkt dat in de nacht van 12 augustus 2014 op 13 augustus 2014 is ingebroken in een woning aan [straat 3] te [pleegplaats 1] . Er wordt bij deze inbraak onder meer een creditcard met bijbehorende pincode weggenomen. Met deze creditcard wordt nog diezelfde nacht in [plaats] 750 euro opgenomen. Vervolgens wordt in de dagen erna op verschillende momenten opnieuw geprobeerd om met de pas geld op te nemen. Op camerabeelden is te zien dat op 14 augustus 2014 een manspersoon met een baseballpet op probeert te pinnen. Eenzelfde soort baseballpet is in het voertuig bij verdachte in gebruik aangetroffen op 27 augustus 2014. Tevens zijn er aanwijzingen dat verdachte past in het signalement van deze manspersoon. Op 12 december 2014 is in het voertuig bij verdachte in gebruik een gesprek opgenomen tussen verdachte en een onbekende manspersoon. Verdachte heeft in het Engels in dit gesprek aangegeven dat het met een pas eenmaal is gelukt om 750 euro op te nemen. In dit gesprek heeft hij het ook over een woning, maar het is onduidelijk gebleven welke woning hij in dit gesprek bedoelt. Voorts is verdachte is in de nacht van 12 op 13 augustus 2014 samen met [medeverdachte 1] door de politie in [pleegplaats 1] aangetroffen. De plek waar zij zijn aangetroffen bevindt zich echter niet in de directe omgeving waar de inbraak heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde omstandigheden weliswaar aanwijzingen bestaan dat verdachte bij het pinnen met een gestolen creditcard is betrokken, maar dat niet kan worden bewezen dat verdachte de woninginbraak heeft gepleegd. Verdachte zal derhalve van het onder 3. ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . De diefstal is gepleegd in de nacht van 30 oktober 2014 op 31 oktober 2014. Aan de achterzijde van de woning bleek een groot uitzetraam opengebroken te zijn. Er was met een breekijzer op verschillende plekken in het hout gewrikt waardoor het raam is opengebroken. In het kozijn bevinden zich moeten. Aangever heeft gezien dat een lege portemonnee en een plastic bak met daarin 50 eurocent munten met een waarde van in totaal ongeveer 300 euro zijn weggenomen. Tevens zijn er geldbiljetten met een waarde van in totaal ongeveer 275 euro en een navigatiesysteem van het merk Mio weggenomen. Deze goederen behoorden aangever toe. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode waarin deze inbraak is gepleegd gebruik maakte van het voertuig van het merk en type Volkswagen Polo met het [kenteken 1] . [3] Uit de gegevens van het peilbaken dat onder dit voertuig is geplaatst blijkt dat het voertuig op 21, 23, 24, 25, 26, 27 en 30 oktober 2014 in de [straat 4] te [pleegplaats 1] is geweest. In de nacht van de inbraak, van 30 oktober 2014 op 31 oktober 2014 heeft het voertuig 25 minuten stilgestaan op de
[straat 4] . Om 2.46 uur maakte het voertuig een stop van 1.07 uren op de [straat 5] te [pleegplaats 1] . Dit is de straat achter de [straat 4] . Hierna is het voertuig niet meer in de [straat 4] geweest. [4] Op 26 november 2014 wordt in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en [persoon] gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte aan dat hij uit een woning, waar zij eerder meerdere malen hebben gekeken en waarvan bekend was dat de bewoners weg waren, contant geld en een bak met allemaal 50 centjes heeft weggenomen. Op de zolder had hij een kluis aangetroffen. Hij kon met zijn zaklamp zien wat erin lag, namelijk videobanden. Tevens heeft hij een envelop aangetroffen waar 2.000 euro op stond. Hij had geen goud aangetroffen in de woning. Verdachte vertelt verder aan [persoon] dat hij op een nacht naar huis is gegaan en een koevoet heeft opgehaald. Vervolgens is hij die kant opgereden. Hij heeft toen het raam opengemaakt. Daarna heeft hij een half uur gewacht en vervolgens is hij de woning ingegaan. Hij is ongeveer een uur in de woning geweest. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat hij over de woning sprak met [persoon] het voertuig rijdende was over de [straat 6] in de richting van de [straat 7] in [pleegplaats 1] . De [straat 4] ligt tussen beide straten in. [5] Nadat de politie kennis had genomen van deze informatie is contact opgenomen met aangever en zijn echtgenote. Aangever gaf aan dat hij op zolder een kluisje had. De agent kon door het gleufje heen de inhoud zien, te weten videobanden.
De echtgenote van aangever verklaarde dat zij een enveloppe in de woning hadden liggen waarop handgeschreven 2.000 euro stond. Zij vertelde tevens dat zij het goud en zilver dat zij bezaten meegenomen hadden op vakantie. [6]
Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak uit zijn woning aan [adres 2] te [pleegplaats 2] . Op 2 oktober 2014 heeft aangever de woning verlaten. Hij had het alarmsysteem geactiveerd. Op 5 oktober 2014 om 5.15 uur kreeg hij een melding dat het alarmsysteem af zou gaan in zijn woning. Toen hij in de middag van 5 oktober 2014 thuis kwam zag hij dat het grote thermopane raam aan de zijkant van zijn woning was ingeslagen. Hij zag dat er in de woning twee bakstenen op de grond lagen. Hij miste geen goederen uit zijn woning. [7] Op 5 oktober 2014 omstreeks 5.10 uur heeft de buurman van aangever een auto gehoord. Hij vermoedt dat de auto op de parkeerplaats achter zijn woning heeft gestaan. Hij hoorde dat de deur van de auto werd dichtgeslagen en daarna hoorde hij de auto langzaam wegrijden. [8] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruik maakt van het voertuig van het merk en type Volkswagen Polo met het [kenteken 1] . [9] Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat het voertuig op 5 oktober 2014 om 5.10 uur een kwartier heeft stilgestaan op de [straat 8] te [pleegplaats 2] . Dit is de straat achter de [straat 9] . Uit het overzicht blijkt ook dat het voertuig op 4 en 5 oktober 2014 in de nachtelijke uren meerdere keren door de [straat 9] is gereden. [10] Op 4 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende manspersoon gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij naar die woning is gegaan en dat hij dacht dat er geen alarm zou zijn. Bij een groot huis hoopt hij veel geld aan te treffen. Er bleek echter wel een alarm te zijn. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat hij over deze woning sprak het voertuig rijdende was over de [straat 9] te [pleegplaats 2] . [11]
De rechtbank acht van belang dat het alarm om 5.15 uur is afgegaan en dat op dat moment het voertuig waarvan verdachte gebruik maakte zich in de straat achter de woning bevond. Tevens heeft de buurman omstreeks dit tijdstip een voertuig gehoord. Deze omstandigheden in combinatie met het gesprek dat verdachte op 4 december 2014 in zijn voertuig heeft gevoerd acht de rechtbank voldoende specifiek om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op 5 oktober 2014 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 2] te [pleegplaats 2] .
Ten aanzien van het onder 4. primair ten laste gelegde.
De bedrijfsleider van [bedrijf 1] , gevestigd aan [adres 4] te [pleegplaats 2] heeft aangifte van een poging tot diefstal gedaan. Op 12 november 2013 om 3.13 uur werd hij gebeld door de alarmcentrale dat het alarm in [bedrijf 1] afging. De alarmcentrale gaf aan dat het alarm is de serie "woonkamer" was afgegaan. Toen hij de volgende dag aan het werk was is hij op de eerste verdieping gaan kijken. Hij zag dat het raam boven het aanrecht op de eerste verdieping openstond.
De sensor "woonkamer" hing ook in dit vertrek. Hij zag dat het raam was opengebroken. Hij zag dat er twee duidelijke afdrukken van een schoen op het aanrecht en in de vensterbank stonden. Hij heeft in het bedrijf gekeken, maar er is niks weggenomen. [12] Op 4 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende manspersoon gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij met de auto naar de coffeeshop is gegaan en dat hij naar de bovenverdieping is geklommen. Daar is hij naar binnengegaan, maar toen bleek er een sensor te zijn waardoor het alarm afging. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat hij dit gesprek voert zijn voertuig rijdende was over [straat 1] te [pleegplaats 2] in de richting van de [straat 10] in [pleegplaats 2] . Dit is ter hoogte van waar [bedrijf 1] is gevestigd. [13]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de specifieke details die verdachte in het gesprek noemt, en de wijze waarop hij erover vertelt, in samenhang beschouwd met de aangifte kan worden bewezen dat verdachte op 12 november 2015 in de coffeeshop heeft geprobeerd in te breken. De rechtbank is van oordeel dat deze details zo specifiek en de vertelwijze zodanig zijn dat het niet aannemelijk is dat verdachte deze informatie via de media heeft vernomen en dat verdachte deze informatie heeft gebruikt om stoer te doen richting een kennis. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman hieromtrent.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde.
Op woensdag 20 november 2013 omstreeks 2.44 uur is er bij de politie een melding binnengekomen dat er is ingebroken op [adres 5] te [pleegplaats 3] . Ter plaatse blijkt dat men aan de achterzijde van de woning op het platte dak is geklommen en dat men daar een raam van de badkamer heeft opengemaakt. Op de drempel van het kozijn van het opengebroken badkamerraam wordt een voetspoor waargenomen. [14] [slachtoffer 6] , werkzaam als juwelier in [pleegplaats 3] , heeft aangifte van diefstal gedaan en heeft verklaard dat het badkamerraam van haar woning is opengebroken in haar afwezigheid. Ze heeft een alarm, maar het alarm op de bovenverdieping is al langere tijd defect. Er is een kluis met inhoud weggenomen, diverse sieraden, een dvd-speler en een gouden horloge. [15] Volgens aangeefster moet de inhoud van de kluis rond de 10.000 euro zijn geweest. [16] [persoon] heeft verklaard dat zij met [verdachte] over [slachtoffer 6] heeft gesproken. [slachtoffer 6] is de vriendin van haar oma. Ze heeft [verdachte] verteld dat [slachtoffer 6] alleen woont en waar ze woont. Tevens heeft ze hem verteld dat [slachtoffer 6] iedere twee weken op dinsdag gaat bridgen. [verdachte] heeft haar verteld dat de inbraak goed is gegaan en hij heeft haar 1.000 euro gegeven. Volgens [persoon] heeft [verdachte] de inbraak gepleegd met twee jongens, [persoon 2] en nog een jongen. [17] Op 16 december 2014 werd in de auto in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij bij een vrouwelijke juwelier heeft ingebroken. Deze juwelier is een vriendin van de grootmoeder van zijn vriendin. Van zijn vriendin heeft hij informatie gekregen omtrent haar woning. Verdachte is ongeveer een jaar geleden met [persoon 2] en nog een andere persoon naar de woning van deze mevrouw gegaan. Hij en [persoon 2] zijn via de bovenverdieping naar binnen gegaan en de andere persoon is in de auto blijven wachten.
Hij wist dat er een alarm was en daarom zijn ze via de bovenverdieping gegaan. Ze hebben een kluis aangetroffen en deze hebben ze meegenomen naar [pleegplaats 2] . Daar heeft [persoon 2] de kluis geopend. In de kluis zat geld. De inhoud van de kluis en de waarde van het weggenomen goud hebben verdachte en [persoon 2] gelijkelijk verdeeld. De chauffeur heeft een kleiner deel gehad en de vriendin van verdachte heeft ook een kleiner deel gekregen.
Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig auto van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat hij over de woning sprak het voertuig rijdende was over de [adres 5] in [pleegplaats 3] en kort daarvoor reed langs de [bedrijf 3] aan [straat 11] te [pleegplaats 3] . [18]
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de woninginbraak bij aangeefster [slachtoffer 6] heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde.
[slachtoffer 7] heeft aangifte van woninginbraak gedaan namens zijn moeder, [slachtoffer 8] , wonende aan [adres 6] te [pleegplaats 4] . Zijn moeder verbleef tijdelijk elders. De sleutelhoudster ontdekte op 21 augustus 2014 dat er was ingebroken in de woning. Aangever is naar de woning toegegaan en heeft gezien dat men een raam had geforceerd om binnen te komen. Van de technische recherche begreep hij dat dit was gedaan met een koevoet. Er mist een gouden trouwring, een gouden horloge van het merk Rado, zilveren servetringen en een muntenverzameling van gouden tientjes. Dit zouden ongeveer tien of elf gouden munten zijn. Mogelijk zijn er ook nog gouden sieraden gestolen. [19] De [getuige 1] zag op 12 of 13 augustus 2014 een auto van het merk Volkswagen met het [kenteken 2] door de doodlopende straat de [adres 6] te [pleegplaats 4] rijden. Hij zag dat er twee manspersonen in de auto zaten en dat ze naar de woning van [slachtoffer 8] keken. [20] Op 16 november 2014 werd in het voertuig met [kenteken 2] en in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte aan dat hij in een huis een la open deed en daar gouden tientjes en kettingen aantrof. Hij had iets van twaalf of dertien gouden munten aantroffen en dat had hij nog nooit eerder gehad. Op 29 november 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij laatst in de zomer met [persoon 3] naar een woning in [pleegplaats 4] is geweest en dat ze daar goud hebben weggenomen. Ze kregen hiervoor tweeduizend tweeduizend. In het bedrijfsprocessensysteem van de politie is gezocht naar inbraken waarbij meerdere gouden tientjes zijn weggenomen. Hierbij kwamen twee aangiftes naar voren: één in [pleegplaats 6] waarbij zesendertig gouden tientjes zijn weggenomen en één in [pleegplaats 4] aan de [adres 6] waarbij tien of elf gouden tientjes zijn weggenomen. Deze laatste inbraak is gepleegd tussen 20 augustus 2014 te 19.00 uur en 21 augustus 2014 te 19.00 uur. Voor de inbraak in [pleegplaats 6] is reeds iemand aangehouden en het is volgens de politie met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan te nemen dat verdachte niet deze inbraak bedoelt in zijn gesprek. Het is de politie uit een eerder onderzoek bekend dat de bijnaam [persoon 3] behoort bij [medeverdachte 1] . [21] Op 16 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij en [medeverdachte 1] een woninginbraak hebben gepleegd waarbij veel goud is weggenomen.
Hij had nog een "box" van het goud in de auto. Hij was vergeten deze in het water te gooien. Vervolgens werden hij en [medeverdachte 1] in de auto aangehouden en trof de politie de "box" aan. Bij de politie is bekend dat er op 27 augustus 2014 een aanhouding heeft plaatsgevonden en dat er toen in de auto van verdachte een juwelenkistje is aangetroffen. Het juwelenkistje is onderzocht en door de agent werd een schakeltje in het kistje aangetroffen. Er is in het bedrijfsprocessensysteem gekeken. Hierbij kwam men uit bij de inbraak bij de [adres 6] te [pleegplaats 4] . De agent heeft foto's van het kistje en het aangetroffen schakeltje aan aangever gemaild. Hierop vertelde aangever dat een gedeelte van de familie het juwelenkistje herkende als dat van zijn moeder en dat het schakeltje afkomstig is van een horloge van zijn moeder. Aangever had een foto van dit horloge meegezonden. De agent zag dat dit horloge bestond uit dezelfde schakeltjes als die welke was aangetroffen in het juwelenkistje. [22]
Gelet op de combinatie van het wegnemen van de gouden tientjes en de omstandigheid dat een schakel van een horloge van het slachtoffer in het voertuig bij verdachte in gebruik is aangetroffen acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte in de zojuist aangehaalde passage over de woninginbraak aan de [adres 6] te [pleegplaats 4] verklaart. Deze verklaring acht de rechtbank voldoende specifiek om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs voor het onder 6. ten laste gelegde. Bovendien blijkt uit de gesprekken die verdachte over deze inbraak heeft gevoerd in zijn auto voldoende dat verdachte daarbij zodanig nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt dat van medeplegen sprake is. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van het onder 8. ten laste gelegde.
Aangever heeft namens zijn schoonmoeder, [slachtoffer 11] , aangifte van inbraak in haar woning aan [adres 8] te [pleegplaats 2] gedaan. Op 5 april 2014 zag aangever dat de voordeur van de woning was opengebroken en dat er veel schade was aan de voordeur en het kozijn. Uit de wandkast in de voorkamer was een tasje met twee portemonneetjes met 40 euro aan muntgeld weggenomen. Uit een sieradendoosje afkomstig van een van de slaapkamers waren gouden kettinkjes, een gouden ringetje en een horloge van zijn schoonmoeder weggenomen. Tevens waren de huissleutels van de buurman van zijn schoonmoeder, [slachtoffer 12] , weggenomen. [23] Op 17 november 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en onbekende mannen gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte aan dat hij "die" al een keer heeft gedaan. Volgens hem lag daar bijna niets; een klein kettinkje, armbandje en twee ringen of zo. Beneden lag ook nog een beetje muntgeld. De voordeur had hij binnen twee seconden open gehad. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat het gesprek wordt gevoerd het voertuig rijdende was over [straat 13] in de richting van [straat 1] . [straat 14] ligt tussen deze beide straten in. [24]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de specifieke details die verdachte in het gesprek geeft - terwijl hij in de omgeving van [straat 14] rijdt - zodanig passen bij de aangifte dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de woninginbraak die onder 8. is ten laste gelegd heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 13. ten laste gelegde.
[slachtoffer 18] heeft aangifte van diefstal gedaan en heeft verklaard dat in de periode gelegen tussen 22 december 2012 en 29 december 2012 in haar woning aan [adres 13] te [pleegplaats 1] is ingebroken. Toen zij thuiskwam zag ze dat haar glazen voordeur geheel verbrijzeld in kleine stukjes op de vloer lag. Zij mist diverse gouden en zilveren sieraden. [25] Tevens zijn haar drie gouden horloges gestolen. [26] Op 16 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij daar in de woning samen met [persoon 2] en nog een andere persoon, die thans in de gevangenis zit, heeft ingebroken. Er was veel goud in de woning. Er werden onder meer drie gouden horloges weggenomen. De opbrengst van de buit hebben ze met zijn drieën gelijkelijk verdeeld. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig was geplaatst blijkt dat het voertuig tijdens dit gesprek rijdende was over [straat 15] te [pleegplaats 1] . Uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie blijkt dat er in de periode gelegen tussen 1 januari 2008 en 31 december 2014 aan [straat 15] alleen is ingebroken bij [nummer] . Ambtshalve is bij de politie bekend dat verdachte en [persoon 4] elkaar kennen. Tevens is hen bekend dat [persoon 4] gedetineerd zat in de periode waarin de inbraak is gepleegd. [27] Uit de gegevens van het peilbaken geplaatst onder het voertuig in gebruik bij [persoon 4] blijkt dat het voertuig in de periode van 27 december 2012 tot en met 29 december 2012 meerdere malen bij de woning van verdachte, bij de woning van [persoon 2] en aan [straat 15] in [pleegplaats 1] is geweest. [28]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank aannemelijk geworden dat de derde persoon [persoon 4] betreft. De verklaring van verdachte dat hij samen met [persoon 2] en nog een persoon de inbraak heeft gepleegd vindt voldoende steun in de gegevens uit het peilbaken dat onder het voertuig dat bij [persoon 4] in gebruik was, was geplaatst.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij de woninginbraak samen met twee anderen heeft gepleegd en dat de buit gelijkelijk tussen hemzelf en zijn mededaders is verdeeld. Op grond van deze concrete feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 14. ten laste gelegde.
[slachtoffer 19] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning, gelegen aan [adres 14] te [pleegplaats 2] . Op 7 april 2014 omstreeks 3.20 uur bevond aangever zich in zijn slaapkamer op de eerste verdieping van zijn woning. Hij werd wakker van een lichtschijnsel van een zaklamp. Hij zag het schijnsel in het trapgat en op de overloop. Vervolgens hoorde hij voetstappen op de eerste verdieping. Hij besefte dat er iemand in zijn woning was en hij is stil in bed blijven liggen. Hij zag dat zijn slaapkamerdeur open stond, terwijl hij deze altijd dicht heeft. Degene die in zijn woning was heeft de woning stil verlaten. Toen aangever de trap afliep zag hij dat de voordeur was geforceerd. Hij zag dat het slot op de grond lag.
Hij zag dat zijn gehele woning was doorzocht. [29] Uit de kast in de slaapkamer van aangever is een doosje met sieraden weggenomen. In het doosje zat een gouden dameshorloge, een gouden slavenarmband, twee zilverkleurige dameshorloges, een gouden ring met een briljant, een gouden broche, een gouden ring met drie diamantjes, een gouden ring met een diamant, een gouden dames schakelarmband en een gouden dames schakelhalsketting. [30] Uit het politieonderzoek blijkt dat in de tochtstrip net boven de beschadiging in de deur twee takjes waren gestoken. Een van de takjes was dubbel geknakt. Aangever vertelde dat hij deze takjes daar niet eerder had gezien. [31] Op 17 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij in een woning heeft ingebroken en daar een slapende vrouw heeft aangetroffen. Hij heeft eerst samen met [medeverdachte 1] twee dagen bij de woning gekeken. Hij zag twee dagen lang dat de televisie niet aan stond en dat er veel post lag. Tevens had hij iets tussen de deur gedaan, zodat hij kon zien dat de deur twee dagen lang niet was geopend. Hij dacht dat de bewoner niet thuis was. Ze hebben toen de deur geopend en hoorden een snurkend geluid. Hij heeft in totaal ongeveer 200 gram goud weggenomen uit de woning. In ieder geval twee gouden ringen. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat het gesprek werd gevoerd het voertuig rijdende was over [straat 16] te [pleegplaats 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de specifieke details die verdachte in het gesprek geeft - terwijl hij door [straat 16] te [pleegplaats 2] rijdt - zodanig passen bij de aangifte en het proces-verbaal van onderzoek dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de woninginbraak die onder 14. is ten laste gelegd heeft gepleegd. Dat verdachte de op bed liggende aangever met een vrouwspersoon heeft verward doet hier niet aan af.
Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] bij de woninginbraak betrokken is geweest. Verdachte geeft hierbij echter geen details en geeft ook niet aan of en zo ja op welke wijze de buit verdeeld is. Tevens blijkt uit de verklaring van aangever niet dat hij meer dan een persoon in de woning heeft waargenomen. De rechtbank acht derhalve niet bewijsbaar dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking om van medeplegen te spreken en zal verdachte van het ten laste gelegde medeplegen dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 15. en 16. ten laste gelegde.
[slachtoffer 20] heeft op 14 november 2013 aangifte gedaan namens [slachtoffer 22] en [slachtoffer 21] . In de woning van [slachtoffer 22] aan [adres 15] te [pleegplaats 2] is ingebroken. Van [slachtoffer 22] zijn hierbij gouden sieraden gestolen, te weten een gouden ring, een gouden bedelarmband, een gouden schakelarmband en een gouden halsketting. Van haar tante zijn uit een portemonnee 140 euro en twee bankpasjes gestolen waarvan één pasje met de bijbehorende pincode. Dit betreft een spaarrekening van de ABN Amrobank. Toen aangeefster de rekeningnummers liet blokkeren kreeg zij te horen dat de voorafgaande nacht 1.000 euro van de spaarrekening was gepind. [slachtoffer 22] is sinds 4 november 2013 opgenomen in het ziekenhuis en op 10 of 11 november 2013 is aangeefster voor het laatst in de woning geweest. Er was toen nog niet ingebroken. Op 14 november 2013 zag ze dat naast de achterdeur het kleine uitzetraam is geforceerd.
De politie heeft haar laten zien dat het vervolgens door handreiking mogelijk is de achterdeur te openen. [32] Op 14 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij samen met [medeverdachte 1] naar die woning is gegaan en dat hij daar met hem heeft ingebroken. Ze hebben daar goud en een bankpas weggenomen. Dit was een speciale bankpas van de ABN Amrobank, omdat dit een spaarrekening betrof. Omdat hij en [medeverdachte 1] geen auto hadden hebben ze vervolgens [persoon 5] gebeld en ze zijn met hem naar [pleegplaats 1] gereden om te pinnen. Ze hebben 1.000 euro gepind en moesten toen een dag wachten, voordat ze opnieuw konden pinnen. De volgende dag bleek de bankpas te zijn geblokkeerd. Hij en [medeverdachte 1] hebben het gepinde bedrag en de opbrengst van het goud gelijkelijk verdeeld en [persoon 5] heeft 100 euro ontvangen, omdat hij alleen had gereden en niet had ingebroken. De politie heeft in het bedrijfsprocessensysteem gekeken naar inbraken waarbij een spaarpas van de ABN Amrobank is gestolen en waarbij 1.000 euro is gepind in [pleegplaats 1] . Enkel de aangifte van [slachtoffer 20] voldeed aan de zoekopdracht. De politie heeft van aangeefster [slachtoffer 20] een bankafschrift ontvangen waarop staat dat op 14 november 2013 in totaal 1.000 euro was gepind bij de ABN Amrobank aan de [adres 16] te [pleegplaats 1] . Vervolgens is door de politie de camerabeelden bekeken die zijn gemaakt van de pintransactie in [pleegplaats 1] . Op deze beelden is te zien dat een persoon richting de pinautomaat liep. Deze persoon droeg zwarte gympen met een witte zool. In de inbeslaggenomen telefoon van [persoon] werd een foto aangetroffen van verdachte met soortgelijke gympen als op de camerabeelden. Geconstateerd werd dat het postuur van de pinner op de camerabeelden overeenkomt met het postuur van verdachte. [33] Gelet op de mededelingen van verdachte in het gesprek in de auto over de werkwijze en de verdeling van de buit is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte dat van medeplegen gesproken kan worden.
Ten aanzien van het onder 17. ten laste gelegde.
[slachtoffer 23] heeft aangifte van inbraak gedaan, gepleegd in zijn [bedrijf 4] , gevestigd aan [adres 16] te [pleegplaats 2] . Op 16 september 2012 omstreeks 24.00 uur is de toegangsdeur van het [bedrijf 4] afgesloten. Op 17 september 2012 omstreeks 10.15 uur kwam aangever bij het [bedrijf 4] . Hij pakte de deurkruk vast en hoorde iets op de grond vallen. Hij zag dat het een plat stukje metaal was gelijkend op een kleine maat inbussleutel. Er was geen schade aan het slot. Hij ontdekte dat zijn twee kluizen waren weggenomen uit het [bedrijf 4] . De eerste kluis bevatte 5.000 euro. De tweede kluis had geen inhoud. Hij zag ook dat de fooienpot was weggenomen. De inhoud hiervan betrof ongeveer 20 euro. [34] Op 4 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat hij samen met [persoon 5] in dat [bedrijf 4] heeft ingebroken en dat de buit 5.000 euro was. Tevens geeft hij aan dat het [bedrijf 4] inmiddels een andere eigenaar heeft en dat er nu een alarm in het [bedrijf 4] is aangebracht. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat het gesprek werd gevoerd het voertuig rijdende was over de [adres 16] te [pleegplaats 2] . Uit het bedrijfsprocessensysteem bleek dat er in de afgelopen drie jaren geen inbraak is gepleegd in een [bedrijf 4] waarbij 5.000 euro buit werd gemaakt, anders dan die waarvan [slachtoffer 23] aangifte heeft gedaan. Tevens is het [bedrijf 4] sinds kort overgenomen door een andere eigenaar. [35]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de specifieke details die verdachte in het gesprek geeft - terwijl hij over de [adres 16] te [pleegplaats 2] rijdt - zodanig passen bij de aangifte dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de diefstal die onder 17. is ten laste is gelegd heeft gepleegd.
Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij de diefstal samen met [persoon 5] heeft gepleegd. Verdachte geeft hierbij echter geen details en geeft ook niet aan of en zo ja op welke wijze de buit verdeeld is. De rechtbank acht derhalve niet bewijsbaar dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en zal verdachte van het ten laste gelegde medeplegen vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 18. ten laste gelegde.
[slachtoffer 24] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [straat 18] te [pleegplaats 2] . Op 9 februari 2013 heeft hij de woning afgesloten verlaten. Op 10 februari 2013 kwam hij weer bij de woning. Hij zag dat een ruitje van de erker van de woning was ingegooid. Hij zag dat er een grote steen in de woonkamer op de grond lag. De grendel van de schuifpui aan de achterzijde van de woning was open. Aangever zag dat zijn kluis weg was. [36] In een telefonisch gesprek met de politie geeft aangever aan de kluis 22.000 euro bevatte. Hiervan was 17.000 euro van zijn moeder en 5.000 euro van hemzelf. [37] Uit het politieonderzoek blijkt dat nadat de ruit met een kei was ingegooid, middels handreiking het raam is ontgrendeld en dat men vervolgens de woning is binnen geklommen. Op de vensterbank links van het inklimraam werd een schoenspoor zichtbaar gemaakt. Het betrof een ingaand spoor. [38] Op 3 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan hij samen met zijn vriend, die hij [naam] noemt, uit een huis in [pleegplaats 2] 22.000 euro aan contant geld heeft weggenomen. Het geld bevond zich in een kluis. Verdachte wijst het huis aan en volgens hem betreft het een normaal nieuw huis. Hij en [naam] hadden echter geen auto en toen hebben ze [persoon 5] gebeld. [persoon 5] moest uit [pleegplaats 5] komen en hij heeft voor het rijden tien procent van de buit gekregen. Hijzelf heeft 10.000 euro gekregen. Op 8 december 2014 werd in het voertuig in gebruik bij verdachte een gesprek tussen verdachte en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft verdachte in het Engels aan dat dit het huis is waar hij heeft ingebroken en waar hij 22.000 euro heeft weggenomen. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig van verdachte was bevestigd blijkt dat op het moment dat het gesprek werd gevoerd het voertuig rijdende was over de [straat 17] te [pleegplaats 2] . Uit het bijgevoegde kaartje blijkt dat dit in de omgeving van [straat 18] te [pleegplaats 2] is. Uit het bedrijfsprocessensysteem blijkt dat er in de afgelopen vijf jaren geen andere inbraak in de omgeving van [straat 18] is geweest waarbij een kluis met daarin een zeer groot geldbedrag is weggenomen dan de inbraak aan de [straat 18] te [pleegplaats 2] . [39]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de specifieke details die verdachte in het gesprek geeft - terwijl hij in de omgeving van [straat 18] te [pleegplaats 2] rijdt - zodanig passen bij de aangifte dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de woninginbraak die onder 18. is ten laste is gelegd heeft gepleegd.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij de woninginbraak samen met een ander heeft gepleegd en dat de buit gelijkelijk over hemzelf en zijn mededader is verdeeld, nadat er tien procent voor de chauffeur was afgetrokken. Op grond van deze concrete feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
en het in de zaak met parketnummer 18/730430-14:
Ten aanzien van het onder 19. ten laste gelegde.
Op 3 mei 2014 omstreeks 2.30 uur werd de [getuige 2] , wonend aan [straat 19] in [pleegplaats 2] , wakker van lawaai. Hij keek de [straat 19] in en hij zag twee jonge mannen lopen. Hij zag dat ze stilstonden ter hoogte van [adres 18] en naar binnen keken. Ze liepen naar de voordeur. [getuige 2] had het idee dat de twee mannen overleg hadden. Vervolgens liepen de mannen weg. Nog geen tien minuten later hoorde [getuige 2] een auto door de [straat 19] rijden. Hij hoorde dat de auto opvallend langzaam reed. Vrijwel op hetzelfde moment hoorde hij twee harde klappen vanuit de [straat 19] komen,
twee harde dreunen tegen iets van hout. Hij zag een kleine auto langs zijn woning rijden. Toen hij de politie belde zag hij de auto weer langs rijden. Hij zag dat de auto was voorzien van het [kenteken 3] . [40] Door de politieagenten werd het kenteken ambtshalve herkend als zijnde de auto van [persoon 2] . Op 3 mei 2014 tussen 3.10 uur en 3.50 uur zagen de agenten de Opel Corsa met [kenteken 3] in [pleegplaats 2] rijden. Zij gaven het voertuig een stopteken en zagen [persoon 2] achter het stuur zitten. Op de bijrijdersstoel zagen ze [verdachte] zitten. [41] Op 3 mei 2014 doet de politie onderzoek aan de woning aan [adres 18] te [pleegplaats 2] . Er werd waargenomen dat de voordeur was geprobeerd open te breken. In de kozijnstijl waren indrukken zichtbaar afkomstig van een breekijzer. Op de buitenzijde van de voordeur was een schoenafdruk zichtbaar net boven de deurklink. Dit schoenspoor is veiliggesteld. De schoenen van verdachte zijn vergeleken met het schoenspoor. Het profiel van de schoenen van verdachte bleek soortgelijk te zijn als het schoenspoor en daarom zijn de schoenen veiliggesteld. [42] Uit het onderzoek van de Unit Forensisch Technische Expertise blijkt dat de veiliggestelde schoenafdrukspoor waarschijnlijk is veroorzaakt met de zool van de veiliggestelde rechter schoen van verdachte. [43]
[slachtoffer 25] heeft aangifte gedaan van een poging tot diefstal uit de woning van haar en [slachtoffer 27] , aan [adres 18] te [pleegplaats 2] . Op 25 april 2014 heeft ze de woning onbeschadigd verlaten om bij haar man aan boord te gaan. [44] De politie heeft de inbeslaggenomen telefoon van verdachte uitgelezen. Er werd gezien dat op 2 mei 2014 om 21.03 uur via de telefoon is gekeken op de facebookpagina van [slachtoffer 27] .
Op de facebookpagina van [slachtoffer 27] was te lezen dat hij binnenvaartschipper is en daardoor vaak niet thuis is en dat zijn vrouw en kinderen bij hem op de boot waren in de week van de inbraak. [45]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 3 mei 2014 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan [adres 18] te [pleegplaats 2] . Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat [persoon 2] de tweede persoon is geweest die de getuige heeft gezien, nu zijn voertuig in de nabijheid van [straat 19] is gesignaleerd en verdachte later in de nacht bij hem in zijn voertuig is aangetroffen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [persoon 2] bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit de verklaring van de getuige blijkt dat twee mannen de woning aan [adres 18] voor-verkennen. Het lijkt ook of de mannen overleg voeren bij de woning. De rechtbank leidt hieruit af dat er bewust een plan voor de inbraak is gemaakt. Kort hierna hoort de getuige harde klappen bij de woning. Hij ziet dan het voertuig van [persoon 2] .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [persoon 2] voldoende is komen vast te staan. Hoewel mogelijk geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van [persoon 2] aan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 1., 2. primair, 4. primair, 5., 6., 8., 13., 14., 15., 16., 17., 18. en het in de zaak met parketnummer 18/730184-14 onder 19. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met het parketnummer 18/730430-14:
1.
hij in de periode van 30 oktober 2014 tot en met 31 oktober 2014 te [pleegplaats 1] in de gemeente Franekeradeel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen een plastic bak met muntgeld, te weten: in totaal ongeveer 300 euro, en een navigatiesysteem merk MIO en een lege portemonnee en een hoeveelheid briefgeld, te weten: in totaal ongeveer 275 euro, toebehorende [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. primair
hij op 5 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 2] , aldaar, weg te nemen geld en goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, zich naar die woning heeft begeven en vervolgens met bakstenen een thermopane raam ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. primair
hij op 12 november 2013 te [pleegplaats 2] in de gemeente [pleegplaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand ( [bedrijf 1] ), gelegen aan [adres 4] , aldaar, weg te nemen geld en goederen van zijn gading, toebehorende aan [bedrijf 1] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak en inklimming, zich naar dat pand heeft begeven en vervolgens met een breekvoorwerp een raam opengebroken en vervolgens dat pand is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de periode van 19 november 2013 tot en met 20 november 2013 te [pleegplaats 3] in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 5] , aldaar, heeft weggenomen een kluis, inhoudende een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 euro, en een hoeveelheid sieraden en een dvd-speler en een gouden horloge, toebehorende [slachtoffer 6] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
6.
hij in de periode van 20 augustus 2014 tot en met 21 augustus 2014 te [pleegplaats 4] in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 6] , aldaar, heeft weggenomen een gouden ring en een gouden horloge van het merk Rado en een muntenverzameling van gouden tientjes en zilveren servetringen en andere gouden sieraden,
toebehorende [slachtoffer 8] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
8.
hij in de periode van 4 april 2014 tot en met 5 april 2014 te [pleegplaats 2] in de gemeente [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 8] , aldaar, heeft weggenomen portemonnees met kleingeld, (ongeveer) 40 euro, en gouden kettinkjes en een horloge en huissleutels, toebehorende [slachtoffer 11] of [slachtoffer 12] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
13.
hij in de periode van 22 december 2012 tot en met 29 december 2012 te [pleegplaats 1] in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 13] , aldaar, heeft weggenomen gouden en zilveren sieraden, te weten: onder meer een gouden horloge, toebehorende [slachtoffer 18] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
14.
hij op 7 april 2014 te [pleegplaats 2] in de gemeente Harlingen , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 14] , aldaar, heeft weggenomen een doosje met gouden sieraden, te weten: twee gouden armbanden en twee dameshorloges en twee gouden ringen en een gouden halsketting, toebehorende [slachtoffer 19] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
15.
hij op 14 november 2013 te [pleegplaats 2] in de gemeente Harlingen , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 15] , aldaar, heeft weggenomen gouden sieraden, te weten: gouden armbanden en een gouden ring en een gouden halsketting en bankpasjes met een bijbehorende pincode en een hoeveelheid geld, te weten 140 euro, [slachtoffer 21] of [slachtoffer 22] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
16.
hij op 14 november 2013 te [pleegplaats 1] in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat aan de [adres 16] , aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 1.000 euro, toebehorende [slachtoffer 21] , waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
17.
hij in de periode van 16 september 2012 tot en met 17 september 2012 te [pleegplaats 2] in de gemeente Harlingen , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres 16] , aldaar, heeft weggenomen kluizen, inhoudende in totaal ongeveer 5.000 euro en een fooienpot van ongeveer 20 euro, toebehorende
[slachtoffer 23] ;
18.
hij in de periode van 9 februari 2013 tot en met 10 februari 2013 te [pleegplaats 2] in de gemeente Harlingen , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat 18] , aldaar, heeft weggenomen een kluis, inhoudende in totaal ongeveer 22.000 euro, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
en in de zaak met het parketnummer 18/730184-14:
19.
hij op 3 mei 2014 te [pleegplaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 18] , aldaar, weg te nemen goederen en geld, toebehorende aan [slachtoffer 25] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met een mededader, naar die woning heeft begeven en tegen de voordeur heeft getrapt en een breekvoorwerp tussen kozijn en ruit heeft gezet en vervolgens met dit voorwerp heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730430-14:
1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. primair poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. primair poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
6. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
8. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
13. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
14. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak;
15. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak;
16. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse
sleutels;
17. diefstal;
18. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
in de zaak met parketnummer 18/730184-14:
19. poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige schulduitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de reclasseringsadviezen opgemaakt door Reclassering Nederland op 22 juli 2014 en 22 mei 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) acht woninginbraken, het pinnen met één uit een van deze woningen weggenomen creditcard, een insluiping in een [bedrijf 4] , twee pogingen tot woninginbraak en een poging tot diefstal uit een coffeeshop. Uit het dossier blijkt dat er door verdachte vooronderzoek werd gedaan naar de woningen en dat woningen werden uitgekozen waarvan de bewoners met vakantie waren of woningen waarvan er informatie was dat de bewoners niet aanwezig zouden zijn. Hij reed veelvuldig langs de woningen, voordat hij daadwerkelijk inbrak. Verdachte richtte zich op woningen van vaak oudere personen, omdat deze personen volgens hem veel goud zouden hebben. Uit deze gang van zaken blijkt dat de verdachte zich in een periode van ongeveer twee jaren beroepsmatig met professioneel geplande inbraken heeft bezig gehouden. Hij ging daarbij op brutale en berekenende wijze te werk. De buit betrof vaak waardevolle goederen en (grote) geldbedragen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een woninginbraak een enorme impact heeft op de bewoners en gevoelens van onrust en van onveiligheid met zich meebrengt. Naast materiële schade wordt bovendien een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners en worden vaak persoonlijke en dierbare onvervangbare bezittingen meegenomen.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit winstbejag heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met hetgeen dit voor de slachtoffers betekent. Tevens heeft verdachte in de woningen waarin hij heeft ingebroken vaak een enorme ravage aangericht. Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en de schade die hij heeft aangericht bij de slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat voor een ernstig feit als een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn. Dit sluit ook aan bij de landelijke oriëntatiepunten.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte geen vaste dagbesteding heeft. Omdat hij nog bij zijn moeder woont heeft hij nagenoeg geen vaste lasten, maar hij heeft geen zelfstandig inkomen op structurele basis.
Verdachte zwijgt over hetgeen hem wordt verweten, maar indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan schat de reclassering de kans op recidive in als hoog gemiddeld.
De rechtbank acht van belang dat verdachte op zijn relatief jonge leeftijd reeds veelvuldig is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten waarbij vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Deze veroordelingen hebben hem niet weerhouden van het plegen van de strafbare feiten. Ten aanzien van het onder 13., 17. en 18. bewezenverklaarde is door de veroordeling van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 17 juni 2013 artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden.
Mede gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank stelt vast dat de inbeslaggenomen personenauto van het merk en type Volkswagen Polo Sdi 2001 met [kenteken 1] op naam staat van de moeder van verdachte. Uit de stukken blijkt echter dat de moeder van verdachte niet in het bezit is van een rijbewijs om dit motorvoertuig te besturen en dat verdachte de feitelijke eigenaar van het voertuig is. Nu het voertuig verdachte in materiële zin toebehoort zal de rechtbank overgaan tot verbeurd verklaring van dit voertuig omdat verdachte met behulp van dit voertuig meerdere woninginbraken heeft voorbereid en het voertuig is gebruikt voor vervoer van en naar plekken waar verdachte heeft ingebroken dan wel geprobeerd in te breken en dikwijls de buit met het voertuig is vervoerd.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Anders dan de officier van justitie gaat de rechtbank uit van de meest recente vordering die de benadeelde partij heeft ingediend. Dit betreft een vordering ingediend op 11 november 2015 ter hoogte van € 14.345,--.
Door de raadsman is de hoogte van de vordering ten aanzien van de weggenomen sieraden weersproken. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade ten aanzien van de sieraden te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot het weggenomen geldbedrag van € 10.000,-- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal van dit geldbedrag niet het door de verzekering vergoede bedrag aftrekken. Verzekeringsmaatschappijen vergoeden doorgaans geen weggenomen geldbedragen en derhalve acht de rechtbank het niet aannemelijk dat deze schade reeds is vergoed. De rechtbank acht de vordering, die op deze onderdelen onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, in zoverre gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank de vordering niet vermeerderen met de wettelijke rente nu dit niet door de benadeelde partij wordt gevorderd.
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[bedrijf 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 15. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank stelt vast dat het voorgeschreven formulier door [persoon 6] is ondertekend. Bij de stukken bevindt zich geen uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat [persoon 6] bevoegd is om namens de benadeelde partij handelingen te verrichten. Tevens blijkt uit de stukken niet dat [persoon 6] hiervoor door de benadeelde is gemachtigd. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk vordering verklaren.
[slachtoffer 24] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 18. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Door de raadsman is de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel weersproken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bedragen gevorderd voor een horloge, een armband en een laptop geen schade die aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij voor dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade voor een alarminstallatie en cilinders geen herstelschade betreft en derhalve niet rechtstreeks uit het bewezenverklaarde feit voortkomt. De rechtbank zal daarom bepalen dat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om te kunnen beoordelen of de schade aan het stucwerk door het bewezenverklaarde is veroorzaakt. De hoogte van deze schade kan derhalve niet worden beoordeeld. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 22.000,- gevorderd voor het weggenomen geldbedrag. Uit de stukken blijkt echter dat van dit geldbedrag een bedrag van € 5.000,-- aan de benadeelde partij toebehoort. Nu de benadeelde partij enkel zijn eigen schade kan vorderen zal de rechtbank de vordering ten aanzien van deze schade tot een bedrag van
€ 5.000,-- toewijzen en de vordering ten aanzien van de overig gevorderde € 17.000,-- afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade ten aanzien van de kosten voor het raam, het schilderwerk en de kluis voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de vordering derhalve tot een bedrag van € 5.449,04 gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 3., 7., 9., 10. primair en subsidiair, 11. primair en subsidiair, 12. en het in de zaak met parketnummer 18/730184-14 onder 20. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730430-14 onder 1., 2. primair, 4. primair, 5., 6., 8., 13., 14., 15., 16., 17., 18. en het in de zaak met parketnummer 18/730184-14 onder 19. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen personenauto van het merk en type Volkswagen Polo Sdi 2001 met [kenteken 1] .
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Benadeelde partijen

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 10.000,-- (zegge: tienduizend euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van € 10.000,-- (zegge: tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege,
dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.449,04 (zegge: vijfduizend vierhonderd negenenveertig euro en vier eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het deel betrekking hebbende op een horloge, een armband, een laptop en het stucwerk, te weten een bedrag van € 5.083,15, niet ontvankelijk is. De rechtbank bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het deel betrekking hebbende op de cilinders, de alarminstallatie en het weggenomen geldbedrag toebehorende aan een ander dan aan de benadeelde partij, te weten een bedrag van € 18.666,78, af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 24] , te betalen een bedrag van € 5.449,04 (zegge: vijfduizend vierhonderd negenenveertig euro en vier eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 62 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 24] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. N.A. Vlietstra en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2015.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer Z-14-223-DEFPV-JUS-V001, V002, V003, V004, V005, gesloten op 23 maart 2015 en het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer Z-14-103-DEFPV-JUS-V001, V002-01, gesloten op 28 mei 2014.
2.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 2 november 2014, pagina's 158 en 159 en de bij dit proces-verbaal behorende bijlage goederen, pagina 161;
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 december 2015;
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 november 2014, pagina 165;
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 december 2014, pagina's 184 t/m 187;
6.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 december 2014, pagina's 162 en 163;
7.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 5 oktober 2014, pagina 189;
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 6 oktober 2014, pagina 191;
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 december 2015;
10.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 oktober 2014, pagina 193;
11.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 december 2014, pagina's 198 t/m 201;
12.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 november 2013, pagina's 266 en 267;
13.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 december 2014, pagina’s 269 tot en met 273;
14.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2015, pagina 274;
15.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 22 november 2013, pagina's 275 en 276;
16.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 januari 2015, pagina 279;
17.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , d.d. 5 januari 2015, pagina's 574 en 575;
18.Het proces-veerbaal van bevindingen, d.d. 17 december 2014, pagina's 282 t/m 287;
19.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 augustus 2014, pagina's 288 en 289;
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 9 september 2014, pagina 291;
21.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 december 2014, pagina's 294, 296 en 297;
22.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 december 2014, pagina's 298 t/m 300;
23.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 6 april 2014, pagina's 314 en 315 en de bij dit proces-verbaal behorende bijlage goederen, pagina 317;
24.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2014, pagina's 320 en 320;
25.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 6 januari 2013, pagina's 367 en 368;
26.De bijlage weggenomen goederen, behorende bij het proces-verbaal van aangifte genoemd in voetnoot 25.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2015, pagina's 376 t/m 379;
28.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 januari 2013, pagina's 380 t/m 383;
29.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 7 april 2014, pagina's 388 en 389;
30.Het proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 15 april 2014, pagina 391 en 392;
31.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 7 april 2014, pagina 409;
32.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 18 november 2013, pagina's 422 t/m 425;
33.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 januari 2015, pagina's 444 t/m 449;
34.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 19 september 2012, pagina's 455 en 456;
35.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2014, pagina's 486 t/m 488;
36.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 10 februari 2013, pagina's 489 en 490;
37.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 december 2014, pagina 492;
38.Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 13 februari 2013, pagina 493;
39.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 januari 2015, pagina's 496 t/m 499;
40.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 3 mei 2014, pagina's 78 en 79;
41.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 mei 2014, pagina 58;
42.Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 4 mei 2014, pagina's 82 en 83;
43.Het proces-verbaal, d.d. 28 mei 2014, pagina 87;
44.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 mei 2014, pagina 75;
45.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 mei 2014, pagina 80.