ECLI:NL:RBNNE:2015:5771

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
18.830147-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en onttrekking aan wettig gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het opzettelijk onttrekken van deze minderjarige aan het wettig gezag. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en woonachtig te [woonplaats], werd beschuldigd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig had geschonden. De feiten vonden plaats op of omstreeks 16 mei 2015, waarbij de verdachte het slachtoffer had opgehaald en naar zijn woning had meegenomen, waar hij seksuele handelingen met haar verrichtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van de gepleegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830147-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 3 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats 1] ,
[verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.B. Rietberg, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2015, tussen [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] en/of te
[pleegplaats 3] , in ieder geval in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal,
door geweld of een andere feitelijkheid een persoon, genaamd, [slachtoffer]
( [geboortedatum slachtoffer] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
-haar borsten en/of benen betast en/of bevoeld en/of
-haar getongzoend en/of
-zich (meermalen) door haar laten pijpen en/of
-zich door haar laten aftrekken en/of
-zichzelf afgetrokken (in haar aanwezigheid) en geejaculeerd op haar borsten
en bestaande dat geweld en/of of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat
verdachte
-middels mailcontact een afspraak met haar heeft gemaakt en/of
-haar uit haar woonplaats [pleegplaats 1] heeft opgehaald en meegenomen in zijn
auto en/of
-met haar is gestopt op (een) parkeerplaats(en) en/of
-tegen haar heeft gezegd dat hij haar moest pijpen, althans aan haar heeft
gevraagd: "Zou jij mij willen pijpen?" en/of haar hoofd in de richting van
zijn penis heeft geduwd/gebracht en/of
-tegen haar heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of dat ze wel alles
netjes moest doorslikken, althans aan haar heeft gevraagd; "Nou, zou jij mij
in het bos nog even willen pijpen" en/of "Mag ik klaarkomen in je mond"
en/of (daarbij) haar hoofd in de richting van zijn penis heeft geduwd/gebracht
en/of
-haar heeft meegenomen naar zijn woning (in [pleegplaats 3] ) en/of
-haar heeft meegenomen naar zijn slaapkamer en aldaar SM-attributen heeft
getoond en/of
- haar legging heeft uitgedaan en/of haar hoofd (met kracht) naar zijn penis
heeft geduwd/gebracht (en stotende bewegingen heeft gemaakt) en/of
- doordat hij veel sterker was dan die [slachtoffer] en/of door het
leeftijdsverschil en/of door zijn gedrag en/of door de kwetsbare positie
waarin die [slachtoffer] zich bevond (in de auto van verdachte en/of onderweg achter
een struik bij een parkeerplaats en/of in de woning van verdachte) en/of door
de persoonlijke omstandigheden van die [slachtoffer] (problemen op school en
thuis) overwicht op die [slachtoffer] had (waardoor zij zich niet of nauwelijks
aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 mei 2015, tussen [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] en/of te
[pleegplaats 3] , in ieder geval in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal,
met een persoon, genaamd [slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] , die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte
-haar borsten en/of benen betast en/of bevoeld en/of
-haar getongzoend en/of
-zich (meermalen) door haar laten pijpen en/of
-zich door haar laten aftrekken en/of
-zichzelf afgetrokken (in haar aanwezigheid) en geejaculeerd op haar borsten
2.
hij op 16 mei 2015 tussen [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] , in elk
geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] ,
heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag,
immers heeft verdachte die [slachtoffer] , zonder medeweten van haar moeder,
met de auto opgehaald in [pleegplaats 1] en vervolgens meegenomen naar zijn,
verdachtes, woning in [pleegplaats 3] en daar enige tijd met haar verbleven,
alvorens hij haar weer heeft teruggebracht naar [pleegplaats 1] (nadat hij met die
[slachtoffer] had besproken dat ze niet moest vertellen waar ze was geweest en
wat ze had gedaan).

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe, met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, aangevoerd dat er gelet op het grote leeftijdsverschil, de kwetsbare positie waarin het 12 jarige slachtoffer zich bevond (o.a. in de auto van verdachte), alsmede de inhoud van de eerdere correspondentie tussen het slachtoffer en verdachte en de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer, sprake is geweest van het door een feitelijkheid dwingen als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken van een situatie waarbij verdachte aangeefster tot het ondergaan van seksuele handelingen heeft gedwongen. Van verkrachting is derhalve geen sprake.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde - art. 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) - kan alleen dan volgen, indien sprake is geweest van het door geweld of een andere feitelijkheid (of bedreiging daarmee) dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Van door "een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestaan uit het binnendringen van het lichaam" van het slachtoffer als bedoeld in art. 242 Sr kan slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Uit het relaas van aangeefster en verdachte over de seksuele handelingen die aangeefster heeft verricht, dan wel heeft ondergaan en de omstandigheden waaronder dat is gebeurd, kan niet worden afgeleid dat sprake is geweest van dwang door geweld of andere feitelijkheden als bedoeld in art. 242 Sr.
Dit brengt mee dat verdachte vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor verkrachting van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2015, opgenomen op pagina 51 e.v. van dossier nr. PL0100 2015139924 d.d. 12 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [naam 1] .
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2015, inhoudende de verklaring van [naam 2] afgelegd op 16 mei 2015 en als relatering opgenomen op pagina 71 e.v. van voormeld dossier door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2015, inhoudende de verklaring van [naam 2] afgelegd op 29 mei 2015 en als relatering opgenomen op pagina 120 e.v. van voormeld dossier door [verbalisant 3] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2015, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [naam 1] .
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 16 mei 2015, tussen [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] , meerdere malen, met een persoon, genaamd [slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
-haar borsten en/of benen betast en/of bevoeld en/of
-haar getongzoend en/of
-zich meermalen door haar laten pijpen en/of
-zich door haar laten aftrekken en/of
-zichzelf afgetrokken (in haar aanwezigheid) en geëjaculeerd op haar borsten;
2.
hij op 16 mei 2015 tussen [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] en te [pleegplaats 3] , opzettelijk [slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] , heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag,
immers heeft verdachte die [slachtoffer] , zonder medeweten van haar moeder, met de auto opgehaald in [pleegplaats 1] en vervolgens meegenomen naar zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 3] en daar enige tijd met haar verbleven, alvorens hij haar weer heeft teruggebracht naar [pleegplaats 1] (nadat hij met die [slachtoffer] had besproken dat ze niet moest vertellen waar ze was geweest en wat ze had gedaan).
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
subsidiair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gestelde gezag.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 5 oktober 2015, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 30 oktober 2015, opgemaakt door
drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog.
In beide rapporten wordt geconcludeerd verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank kan zich met de conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals opgenomen in de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage d.d. 12 november 2015, waaronder een contactverbod. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op hetgeen zij bewezen acht, gepleit voor het opleggen van een straf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden
reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een 12-jarig meisje aan het wettig gezag van haar ouders onttrokken door haar vanuit [pleegplaats 1] mee te nemen naar zijn woning in [pleegplaats 3] , waarbij hij onderweg en bij hem thuis meermalen seks met haar heeft gehad, om haar vervolgens weer terug te brengen naar haar woonplaats.
Het aanzienlijke leeftijdsverschil (verdachte was ten tijde van het delict 43 jaar, en ging er van uit dat het slachtoffer 13 jaar was) alsmede de persoonlijke problematiek van het slachtoffer, waarvan verdachte op de hoogte was, heeft hem er niet van weerhouden misbruik te maken van het slachtoffer. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van minderjarigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij niet geacht kunnen worden zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten.
Verdachte heeft bij het handelen, zoals bewezen verklaard, slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft zich in het geheel niet bekommerd om de schade die hij bij het slachtoffer heeft aangericht. Verdachte had zich gelet op de leeftijd van het slachtoffer simpelweg moeten onthouden van het verrichten van seksuele handelingen van welke aard dan ook, ongeacht de opstelling van het minderjarige slachtoffer.
Aan het slachtoffer en haar familieleden, die in zeer grote onzekerheid hebben verkeerd over de verdwijning van het slachtoffer, is groot leed toegebracht zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die ter terechtzitting door de moeder van het slachtoffer is voorgelezen.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Handelingen zoals verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade.
De rechtbank neemt bij het opleggen van de straf in aanmerking dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit het voornoemde rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt onder meer dat de problematiek van verdachte (seksuele- en persoonlijkheidsproblematiek) lastig te behandelen is omdat verdachte zelf weinig problemen ervaart en relatief weinig openheid van zaken geeft. De behandeling zal langdurig moeten zijn en gericht op de preventie van nieuwe zedendelicten. Het recidivegevaar wordt als hoog-gemiddeld ingeschat op de middellange termijn en op korte termijn als laag omdat er een lerend effect uitgaat van de confrontatie met justitie (naar verwachting zal dit effect niet beklijven). Geadviseerd wordt een langdurige ambulante deeltijdbehandeling bij een [kliniek] , waarna vervolgens nog zeker twee jaar toezicht nodig is onder voorwaarden.
Tijdens de behandeling kan de diagnostiek verder aangescherpt worden met betrekking tot de parafilie en hyperseksualiteit, waarvoor in het onderhavige onderzoek wel wat aanwijzingen waren zonder dat de diagnosen konden worden gesteld, noch konden worden verworpen.
Het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 12 november 2015, komt in de kern overeen met de voornoemde deskundigenrapportages. Door de reclassering wordt geadviseerd een deels voorwaardelijk straf op te leggen met daarbij de in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden, waaronder indien noodzakelijk geacht ten behoeve van observatie en/of diagnostiek, een kortdurende klinische opname.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie, ondanks dat de rechtbank anders dan de officier van justitie verdachte vrijspreekt van verkrachting, passend en geboden omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, bij een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank zal derhalve een langdurige, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de inhoud van bovenvermelde rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering van de benadeelde partij

[naam 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit, alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 899,11 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, nu zij voor vrijspraak heeft gepleit terzake verkrachting, betoogd dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte onder 1 subsidiaire gepleegde en bewezen begane strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 245 en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
vijf jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de reclassering;
 dat de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21, 9727KB Groningen , zolang en frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat de veroordeelde zich zal laten behandelen bij de [kliniek] , [adres] , [plaats] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De ambulante behandeling kan, indien de reclassering en/of de instelling/behandelaar dit nodig achten, voorafgegaan worden gegaan door een klinische opname ten behoeve van observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
 dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] .
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.899,11 (zegge: tweeduizend achthonderd negenennegentig euro en elf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 2.899,11 (zegge: tweeduizend achthonderd negenennegentig euro en elf eurocent, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 899,11 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, F. de Jong en D.M. Schuiling, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2015.