ECLI:NL:RBNNE:2015:569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
18.730253-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag met geweld tegen een op de grond liggend slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte het slachtoffer op 7 februari 2013 heeft mishandeld. De verdachte en de medeverdachte hebben het slachtoffer tegen de grond gewerkt en hem, terwijl hij op de grond lag, geschopt en geslagen. Het slachtoffer heeft hierdoor onder andere een gebroken neus opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van het geweld dat door de medeverdachte werd uitgeoefend en dat hij zelf ook aan dit geweld heeft bijgedragen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van poging tot doodslag en hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, evenals een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake was van psychische overmacht, overmacht noodtoestand of noodweer, en dat de verdachte niet heeft geprobeerd het geweld te beëindigen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730253-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 augustus 2013, 20 november 2014 en 20 januari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Speksnijder, advocaat te Akkrum.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2013, te of bij [pleegplaats], (althans) in de gemeente Menameradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben geduwd/gewerkt en/of beetgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de ribben althans tegen een of meer lichaamsde(e)l(en)
van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of getrapt, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuisten tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 februari 2013, te of bij [pleegplaats], (althans) in de gemeente Menameradiel, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben geduwd/gewerkt en/of beetgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de ribben althans tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of getrapt, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuisten tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 februari 2013 te [pleegplaats], gemeente Menameradiel, met een ander of anderen, op of aan de [openbare weg], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- tegen die [slachtoffer] aanduwen en/of beetpakken en/of naar de grond duwen/werken van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuisten tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

Verklaringen [getuige 1])
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige 1] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [getuige 1] afgelegde verklaringen. [getuige 1] is geen bekende van de verdachte, [medeverdachte] of van het slachtoffer en is dan ook een onafhankelijke getuige. Zij heeft de door haar bij de politie afgelegde verklaring ter terechtzitting van 20 januari 2015 onder ede bevestigd. Beide verklaringen sluiten goed op elkaar aan en wijken niet op essentiële punten van elkaar af. Dat de door haar ter terechtzitting gemaakte inschatting van de tijd die bepaalde handelingen duurden wellicht niet geheel juist is, doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar waarnemingen. De rechtbank verwerpt de door de verdediging gewekte suggestie dat [getuige 1] niet aanwezig was bij het voorval en/of de vechtpartij niet (goed) heeft kunnen zien. De door [getuige 1] weergegeven waarnemingen sluiten aan bij de verklaring van het slachtoffer en de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte, voor zover deze zien op de rol van [medeverdachte]. Bovendien wordt door de verklaring van [getuige 2] bevestigd dat [getuige 1] de vechtpartij heeft gezien en dat zij buiten de kas heeft gestaan. Anders dan de verdediging bevreemdt het de rechtbank niet dat [getuige 1] verdachte en [medeverdachte] niet kent en (dus ook) niet heeft herkend. Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden aangegeven dat zij [getuige 1] ook niet (her)kenden.
Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer. De rechtbank zal voor het bewijs vooral gebruik maken van de verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd, omdat deze kort na de mishandeling is afgelegd en de rechtbank aannemelijk acht dat de getuige zich het gebeuren op dat moment nog het beste kon herinneren. Daarnaast zal de rechtbank de door [getuige 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring gebruiken, waar zij dit ter verduidelijking van de bij de politie afgelegde verklaring nodig acht.
Verklaringen verdachte
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn. Daartoe is aangevoerd dat verdachte deze verklaringen ter terechtzitting van 29 augustus 2013 heeft herroepen.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 augustus 2013 de door hem bij de politie afgelegde verklaringen, met name voor wat betreft de rol van [medeverdachte] bij de mishandeling, (grotendeels) herroepen. Desalniettemin zal de rechtbank verdachte voor wat betreft de rol van [medeverdachte] houden aan de door hem bij de politie afgelegde verklaringen. Daartoe overweegt zij het volgende.
Verdachte heeft bij de politie anderhalve maand na het voorval een gedetailleerde verklaring afgelegd, waarbij hij zelfs heeft voorgedaan hoe [medeverdachte] volgens hem het slachtoffer heeft geschopt. Een week later heeft hij een tweede verklaring afgelegd waarin hij zijn eerste verklaring heeft bevestigd. Eerst drie en een halve maand later in een gesprek met de reclassering heeft verdachte aangegeven zijn verklaring voor wat betreft de rol van [medeverdachte] te willen wijzigen. Hij heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de reden waarom hij bij de politie een onjuiste verklaring zou hebben afgelegd. Enerzijds heeft hij aangegeven dat hij heeft verklaard wat de politie wilde horen, zodat hij zo snel mogelijk naar zijn zieke dochtertje kon gaan, anderzijds heeft hij aangegeven dat hij van tevoren met [persoon] (hierna: [persoon]) heeft afgestemd wat hij zou gaan verklaren. Bovendien sluiten de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen voor wat betreft de rol van [medeverdachte] goed aan bij de verklaringen van het slachtoffer en de onafhankelijke getuige [getuige 1], terwijl de door hem ter terechtzitting van 29 augustus 2013 afgelegde verklaring daarmee niet valt te rijmen. Gelet op het voorgaande hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 29 augustus 2013 heeft afgelegd over de rol van [medeverdachte].
Subsidiair verzoek tot het horen van getuigen
De verdediging heeft de rechtbank ter terechtzitting van 20 januari 2015 verzocht het slachtoffer en [persoon] als getuigen te horen, indien zij verdachte niet vrijspreekt van het ten laste gelegde of hem ter zake daarvan ontslaat van alle rechtsvervolging. Volgens de verdediging geeft het verhoor van de getuige [getuige 1] ter terechtzitting daarvoor aanleiding.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verzoek het volgende.
Gelet op de omstandigheid dat de verdediging het verzoek om deze getuigen te horen eerst op de terechtzitting van 20 januari 2015 heeft gedaan, geldt als maatstaf bij de beoordeling daarvan of de rechtbank het horen van de getuigen noodzakelijk oordeelt.
De rechtbank ziet niet in waarom de door [getuige 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring aanleiding geeft voor het horen van het slachtoffer en [persoon] als getuigen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, sluit deze verklaring aan bij de verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd en wijkt deze daar niet op essentiële punten van af.
Ook overigens ziet de rechtbank geen noodzaak voor het horen van het slachtoffer en [persoon] als getuigen. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht.
Daarom wijst de rechtbank het (subsidiaire) verzoek tot het horen van getuigen af.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past ten aanzien van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 20 januari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 7 februari 2013 gebeld door [medeverdachte]. Hij vroeg mij te komen. Ik ben toen naar [pleegplaats] gereden. Ik kwam daar aan vlak na [medeverdachte]. Er heeft daar toen een vechtpartij plaatsgevonden.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2013017407, gesloten op 5 april 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02HH 2013017407-39, d.d. 25 maart 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het is bij een tuinbouwbedrijf in [pleegplaats]. Ter plaatse waren ikzelf, [persoon], [medeverdachte] en [slachtoffer]. [medeverdachte] belde mij die dag, ik was in de buurt, ik sprak met [medeverdachte] af om naar [slachtoffer] toe te gaan om alles af te handelen. Ik reed er naartoe. Toen ik op de plek van de vechtpartij kwam, zag ik de auto's van [medeverdachte] en [slachtoffer] staan. Ik zag dat zij uitgestapt waren en met elkaar aan het vechten waren. [medeverdachte] wierp [slachtoffer] op de grond. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond lag. Ik zag dat [medeverdachte] boven hem stond. Ik zag dat hij [slachtoffer] een paar keer goed schopte. Ik ben uitgestapt en er naartoe gegaan. Op het hevigst van de vechtpartij waren alleen [slachtoffer], [medeverdachte] en ik ter plaatse. [medeverdachte] schopte [slachtoffer] toen hij op de grond lag. (
Opmerking verbalisant: Verdachte doet het voor, schopte met zijn rechtervoet naar een object dat kennelijk op de grond ligt.) Ik zag dat [slachtoffer] hard in zijn gezicht werd geschopt door [medeverdachte], ik denk twee- of driemaal. [medeverdachte] was door het dolle heen. Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer] bloedde. Ik zag later bij hem ook een gezwollen jukbeen. Ik zag dat de vinger van [medeverdachte] in een vreemde hoek stond. Even later zag [medeverdachte] dat zelf ook, toen draaide hij door en ging hij fors geweld gebruiken tegen [medeverdachte] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]), dat waren die schoppen. Ik duwde [slachtoffer] stevig van verschillende kanten. Ik denk meer dan vijf keer. Ik duwde hem tegen zijn nek, zijn borst. Toen [medeverdachte] hem schopte, lag [slachtoffer] op zijn buik op de grond. [medeverdachte] stond naast de rechterzijde van zijn hoofd. Ik denk dat [medeverdachte] [slachtoffer] drie keer schopte en enkele minuten later gaf hij [slachtoffer] een flinke schop tegen zijn hoofd. [slachtoffer] lag toen nog steeds op de grond. Ik denk niet dat hij zich inhield. Hij was kwaad. Hij raakte [slachtoffer] in ieder geval tegen zijn gezicht. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] ook vuistslagen gegeven. [slachtoffer] viel op de grond doordat ik hem duwde.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02HH 2013017407-25, d.d. 16 februari 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van[slachtoffer]:
Op 7 februari 2013 had ik [medeverdachte] gebeld en wij spraken af voor het bedrijf. Eerst kwam [medeverdachte] en twee minuten later kwam [verdachte]. [medeverdachte] pakte mij beet en wij begonnen te worstelen. Wij vielen op de grond. Hij gaf mij toen een schop, hij was weer gaan staan en ik lag nog op de grond. Hij schopte met een van zijn voeten tegen mijn neus, hij droeg schoenen. Mijn neus brak daardoor, bleek later. Verder heeft [medeverdachte] mij nog zeker twee keer tegen mijn hoofd geschopt, terwijl ik op de grond lag. [verdachte] gaf mij een schop tegen de ribben onder mijn rechterarm. Hij heeft mij verder ook geschopt. Ik lag op de grond en ik werd heel vaak geschopt tegen mijn hoofd en ribben, ik denk zeker vier of vijf harde schoppen. [verdachte] en [medeverdachte] stonden toen allebei naast mij. Ik werd van twee kanten geschopt. Ik heb in totaal twee of drie schoppen tegen mijn hoofd gekregen toen ik daar lag. Mijn neus is gebroken en gespalkt, mijn ogen waren gezwollen en blauw, ik had bulten op mijn hoofd en hoofdpijn. Mijn ribben deden pijn. Mijn rechterarm deed pijn. Ik heb nu nog steeds pijn op die plekken.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02HH 2013017407-34, d.d. 1 maart 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Op 7 februari 2013 bevond ik mij op het terrein van het [bedrijf] in [pleegplaats]. Ik zag op een afstand van ongeveer 30 meter vier of meer mannen voor het bedrijf. Er werd gevochten. Een van die mannen werd mishandeld. Ik heb later gezien dat een van die vier mannen [slachtoffer] was. Ik zag dat in ieder geval twee van die drie mannen inschopten en sloegen op [slachtoffer]. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond lag. Ik zag dat hij overal tegen zijn lichaam geschopt werd door die twee. Ik zag dat hij in een foetushouding was gaan liggen met zijn armen over zijn hoofd. Ik ben zo snel mogelijk naar die vechtpartij toegegaan. Ik bleef op een afstand van ongeveer 20 meter staan. Ik zag dat die twee onbekende mannen [slachtoffer] aan het schoppen waren. Ik zag dat [slachtoffer] nog steeds in die foetushouding op de grond lag. Ik zag dat die twee mannen hard op hem in stonden te schoppen en te slaan. Ik zag dat zij hun vuisten gebruikten. Ik zag dat [slachtoffer] geraakt werd tegen zijn lichaam, ook tegen zijn hoofd. Ik denk dat ik op dat moment gezien heb dat [slachtoffer] van die twee mannen zeker 4 of 5 schoppen tegen zijn lichaam kreeg. Ik zag dat zijn hoofd op dat moment al bloedde. Er kwam bloed uit zijn neus, zag ik later. Die schoppen en klappen waren hard en het zag eruit alsof zij dat opzettelijk deden. Ik hoorde hen schreeuwen. Ik hoorde dat [persoon] tegen mij zei: "Er is niets aan de hand hoor mevrouw, het is [slachtoffer] zijn schuld want hij heeft iemands vinger gebroken." [persoon] zei dat hij nu weer was teruggepakt. Ik zag dat [slachtoffer] huilend en bloedend uit zijn hoofd achter het stuur van zijn auto stapte.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02HH 2013017407-35, d.d. 1 maart 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
Ik ben bedrijfsleider bij [bedrijf] te [pleegplaats]. Op 7 februari 2013 bevond ik mij op dat bedrijf. Ik werd gebeld door mevrouw [getuige 1]. Zij vertelde mij dat er een vechtpartij gaande was, waarbij [slachtoffer] mishandeld werd. Ik heb de politie gebeld en ik ben ter plaatse gegaan. Ik zag mevrouw [getuige 1] voor het bedrijf staan. [persoon] kwam aanrijden en zei tegen ons dat [slachtoffer] het volgens hem had verdiend dat hij zojuist was mishandeld. Hij zou namelijk iemands vinger hebben gebroken en nu was er wraak genomen.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02HH 2013017407-38, d.d. 12 maart 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte]:
Ik had ruzie met [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] mij belde, heb ik [verdachte] gebeld om ook te komen. Hij kwam even later. Ik sloeg [slachtoffer] met mijn linker vuist. Ik sloeg met normale kracht. [verdachte] en [slachtoffer] waren samen flink aan het vechten, zij sloegen flink over en weer met hun vuisten.
2.6.
een geneeskundige verklaring, op 26 maart 2013 opgemaakt en ondertekend door L.G.F. Sinnige, arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer].
Uitwendig waargenomen letsel: wonden gelaat.
Er is sprake van uitwendig bloedverlies.
Op CT hersenen is een neusfractuur vastgesteld.
3. De door getuige [getuige 1] op de terechtzitting van 20 januari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Terwijl ik in de kas aan het werk was, zag ik dat buiten een man werd geschopt. De man lag op de grond. Bij hem stonden in ieder geval twee mannen. Ik zag dat hij overal werd geschopt, ook tegen zijn hoofd. Vervolgens ben ik naar buiten gegaan. Toen ik enkele minuten later buiten kwam, werd de man nog steeds geschopt. [persoon] zei dat het slachtoffer [slachtoffer] was.
4. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats [pleegplaats] is gelegen in de gemeente Menameradiel.
Bewijsoverwegingen:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Daartoe overweegt zij het volgende.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] het slachtoffer, terwijl hij op de grond lag, meerdere malen met kracht tegen zijn hoofd heeft geschopt en dat verdachte het slachtoffer ondertussen meerdere malen tegen zijn lichaam heeft geschopt. Door dit geweld heeft het slachtoffer meerdere verwondingen aan zijn hoofd opgelopen, waaronder een gebroken neus.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij heeft geprobeerd [medeverdachte] weg te trekken. Verdachte heeft zich - hoewel daartoe ruimschoots de gelegenheid heeft bestaan - niet gedistantieerd van het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld, dat mede bestond uit het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer, en hij heeft zelf aan dit geweld bijgedragen door het slachtoffer te (blijven) schoppen. Daarom kan het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld naar het oordeel van de rechtbank mede worden toegerekend aan verdachte.
Uit het dossier en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard, volgt niet dat verdachte de uitdrukkelijke bedoeling heeft gehad om het slachtoffer om het leven te brengen. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte zogenoemd "vol" opzet had op de dood van het slachtoffer. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op zijn dood.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval de dood van het slachtoffer - is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over wat ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Naar algemene ervaringsregels roept het meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd van een op de grond liggend persoon schoppen de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. In het hoofd bevinden zich de hersenen en een verwonding aan deze vitale en kwetsbare organen kan gemakkelijk tot de dood leiden. De verdachten moeten zich daarvan bewust zijn geweest. Door toch op zodanige wijze op het slachtoffer in te schoppen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte en [medeverdachte] de aanmerkelijke kans dat door hun handelen de dood zou intreden bewust hebben aanvaard. Feiten of omstandigheden waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid zijn gesteld noch gebleken.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
primair
hij op 7 februari 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Menameradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] tegen de grond heeft gewerkt en beetgepakt en
- meermalen met kracht, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de ribben van die [slachtoffer] heeft geschopt en
- die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuisten tegen lichaamsdelen heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair Medeplegen van poging tot doodslag.

Strafbaarheid van het feit en de verdachte

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van psychische overmacht, overmacht noodtoestand dan wel noodweer. Daartoe is aangevoerd dat verdachte heeft geprobeerd de vechtende partijen ([medeverdachte] en het slachtoffer) te scheiden. Er was sprake van direct dreigend geweld. Op grond van zijn functie als voorman was verdachte verantwoordelijk voor de situatie onder het personeel. Daarom was het zijn taak om in te grijpen. Hij heeft dit ook gedaan door het slachtoffer beet te pakken en te proberen hem bij [medeverdachte] weg te trekken. Hij deed dit in de stress van het moment. Indien hij daarbij geweld heeft gebruikt, is dit door de omstandigheden gerechtvaardigd. De baan van verdachte stond op het spel.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van deze verweren het volgende.
Bij dit betoog gaat de verdediging ervan uit dat verdachte heeft geprobeerd de vechtende partijen te scheiden en een einde te maken aan het geweld. De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat verdachte dit ook daadwerkelijk heeft geprobeerd. Uit de verklaringen van de onafhankelijk getuige [getuige 1] blijkt niet dat verdachte een poging heeft gedaan om het gevecht te beëindigen. Zij heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij zowel toen zij binnen stond als later toen zij buiten stond, heeft gezien dat het slachtoffer werd geschopt door de twee haar onbekende mannen. Uit de overige bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat dit verdachte en [medeverdachte] waren. [getuige 1] heeft niet verklaard dat zij heeft gezien dat iemand op enig moment heeft geprobeerd het gevecht te beëindigen. Daarom hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij heeft geprobeerd het slachtoffer (of [medeverdachte]) weg te trekken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld, dat mede bestond uit het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer, en hij heeft zelf aan dit geweld bijgedragen door het slachtoffer te (blijven) schoppen.
Daarom verwerpt de rechtbank de beroepen op overmacht noodtoestand en psychische overmacht.
Voor zover al op enig moment sprake is geweest van een (onmiddellijk dreigende) wederrechtelijke aanranding van verdachte en/of [medeverdachte] door het slachtoffer, was het door verdachte toegepaste geweld niet geboden ter noodzakelijke verdediging van hemzelf en/of [medeverdachte]. Op het moment dat het slachtoffer op de grond lag, was hoe dan ook niet langer sprake van een (onmiddellijk dreigende) wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. Dit geldt temeer omdat het slachtoffer alleen was en verdachte samen was met [medeverdachte]. Desalniettemin is verdachte toen doorgegaan met het schoppen van het slachtoffer.
Daarom verwerpt de rechtbank ook het beroep op noodweer.
Het bewezen verklaarde feit is strafbaar nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een collega het slachtoffer tegen de grond gewerkt en hem, terwijl hij op de grond lag, geschopt en geslagen. De medeverdachte heeft het slachtoffer (onder meer) enkele keren met kracht in het gezicht en tegen het hoofd geschopt. Het slachtoffer heeft daarbij onder meer een gebroken neus opgelopen. De medeverdachte en het slachtoffer, die eveneens een collega van hen was, hadden een conflict. Verdachte is niet open geweest over zijn eigen aandeel in de mishandeling en heeft in de procedure tegen de medeverdachte een meinedige verklaring afgelegd, waarvoor hij inmiddels door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Tegen deze uitspraak heeft verdachte hoger beroep ingesteld. De rechtbank houdt rekening met deze veroordeling in het kader van de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor vergelijkbare feiten.
Voor een feit als het onderhavige is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Mede gelet op het tijdsverloop sinds het plegen van het feit, dat voor een groot deel is veroorzaakt door het stilliggen van de meineedprocedure, zal de rechtbank de gevangenisstraf beperken en daarnaast een forse taakstraf opleggen. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan de medeverdachte en dan door de officier van justitie is geëist omdat verdachte een kleinere rol heeft gehad bij de mishandeling en de medeverdachte degene is geweest die het slachtoffer tegen zijn hoofd heeft geschopt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 47, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2015.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Van Emst

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730253-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 20 januari 2015
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. N.A. Vlietstra, rechters, en
mr. F.F. van Emst, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.A. van der Vliet.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A. Speksnijder, advocaat te Akkrum.
Ter terechtzitting is tevens verschenen de als getuige te horen [getuige 1].
(…)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 3 februari 2015 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.