ECLI:NL:RBNNE:2015:5676

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
18.730103-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan moord en begunstiging na het plegen van een misdrijf

Op 10 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de dood van een man, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De verdachte was aanwezig in de sigarenwinkel waar het slachtoffer door medeverdachten werd mishandeld en uiteindelijk om het leven werd gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger van de moord kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige aan de moord, omdat hij tape aan de medeverdachten had gegeven en niet had ingegrepen tijdens het geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, rekening houdend met de relatief geringe rol van de verdachte in het delict en zijn openheid tijdens het proces. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan begunstiging door de auto van het slachtoffer naar het buitenland te verplaatsen, wat de nasporing bemoeilijkte. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waaronder schadevergoeding voor uitvaartkosten en reiskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730103-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

10 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
thans niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder
bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
4 juni 2015, 18 juni 2015, 5 november 2015 en 26 november 2015.
De verdachte is op 4 juni 2015 en 18 juni 2015 verschenen, bijgestaan door
mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht. Op de terechtzitting van 5 november 2015 is verdachte niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Hendrickx, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Op de terechtzitting van 26 november 2015 zijn zowel verdachte als de raadsman niet verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting van 4 juni 2015, 18 juni 2015 en 5 november 2015 vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra. Op 26 november 2015 werd het openbaar ministerie ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te
[pleegplaats 1] (in een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de [straatnaam] ) en/of de provincie Friesland, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd, immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer
van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
- [slachtoffer] tegen de grond geslagen en/of
- [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen (met kracht) tegen het
hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de romp en/of
andere lichaamsde(e)l(en) geschopt en/of (met gebalde vuist) geslagen en/of
-met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp
voorwerp, meermalen (met kracht) tegen de rug en/of de romp en/of op/tegen het hoofd en/of de hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
-(terwijl [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag) een knie gezet op de rug
van [slachtoffer] en/of op [slachtoffer] gaan zitten en/of tegen het hoofd
geslagen en/of
-de polsen en/of armen en/of handen en/of benen en/of het hoofd/gezicht en/of
de mond en/of de nek/hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l)en van [slachtoffer]
omwikkeld/gebonden/afgeplakt met tape en/of
-de handen en/of de voeten van [slachtoffer] met elektriciteitsdraad gebonden
en/of op de rug van [slachtoffer] de handen en voeten met elektriciteitsdraad
aan elkaar gebonden en/of elektriciteitsdraad om de hals van [slachtoffer]
gebonden en/of
-terwijl [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de grond lag, [slachtoffer] met
kracht op de rug en/of tegen het hoofd en/of een of meer andere
lichaamsde(e)l(en) geschopt en/of (met gebalde vuist) geslagen en/of met een
honkbalknuppel althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
- [slachtoffer] op een deken gelegd en/of in de kofferbak van een personenauto
getild en/of vervolgens [slachtoffer] vervoerd naar de provincie Friesland,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen;
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) in of
omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [pleegplaats 1] (in
een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de
[straatnaam] ) en/of de provincie Friesland,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft/hebben beroofd,
immers heeft/hebben en/of is/zijn die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of een of meer ander(en) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en
rustig overleg,
- [slachtoffer] tegen de grond geslagen en/of
- [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen (met kracht) tegen het
hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de romp en/of
andere lichaamsde(e)l(en) geschopt en/of (met gebalde vuist) geslagen en/of
-met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp
voorwerp, meermalen (met kracht) tegen de rug en/of de romp en/of op/tegen het hoofd
en/of de hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
-(terwijl [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag) een knie gezet op de rug
van [slachtoffer] en/of op [slachtoffer] gaan zitten en/of tegen het hoofd
geslagen en/of
-de polsen en/of armen en/of handen en/of benen en/of het hoofd/gezicht en/of
de mond en/of de nek/hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l)en van [slachtoffer]
omwikkeld/gebonden/afgeplakt met tape en/of
-de handen en/of de voeten van [slachtoffer] met elektriciteitsdraad gebonden
en/of op de rug van [slachtoffer] de handen en voeten met elektriciteitsdraad
aan elkaar gebonden en/of elektriciteitsdraad om de hals van [slachtoffer]
gebonden en/of
-terwijl [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de rug lag, [slachtoffer] met
kracht op de rug en/of tegen het hoofd en/of een of meer andere
lichaamsde(e)l(en) geschopt en/of (met gebalde vuist) geslagen en/of met een
honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
- [slachtoffer] op een deken gelegd en/of in de kofferbak van een personenauto
getild en/of vervolgens [slachtoffer] vervoerd naar de provincie Friesland,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [pleegplaats 1] ,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door,
-tape aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te geven waarmee die [slachtoffer] werd vastgebonden en/of ingetaped en/of de mond van die [slachtoffer] werd dichtgeplakt en/of
-niet in te grijpen terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op [slachtoffer]
en/of die [slachtoffer] zwaar gewond was;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen;
dat hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te
[pleegplaats 1] (in een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de [straatnaam] ) en/of in de provincie Friesland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met
voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (onder meer een aantal gebroken
ribben en/of bloeduitstortingen op het hoofd en/of in de halsspieren en/of in
de buik en/of rond de nieren en/of in de slijmvliezen en/of elders in het
lichaam en/of beschadiging van een long en/of letsel aan de neus en/of
zwelling van het neusslijmvlies),
heeft toegebracht, door opzettelijk
- [slachtoffer] tegen de grond te slaan en/of
-(terwijl hij op de grond lag) meermalen (met kracht) tegen het hoofd
en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de romp en/of andere
lichaamsde(e)l(en) van [slachtoffer] te schoppen en/of (met gebalde vuist) te
slaan en/of
-met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp
voorwerp, meermalen (met kracht) tegen de rug en/of de romp en/of op/tegen het hoofd en/of de hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) van [slachtoffer]
te slaan en/of
-(terwijl [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag) een knie op de rug van
[slachtoffer] te zetten en/of op hem te gaan zitten en/of tegen het hoofd van
[slachtoffer] te slaan en/of
-de polsen en/of armen en/of handen en/of benen en/of het hoofd/gezicht en/of
de mond en/of de nek/hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l)en van [slachtoffer]
te omwikkelen/binden/afplakken met tape en/of
-de handen en/of de voeten van [slachtoffer] met elektriciteitsdraad te binden
en/of op de rug van [slachtoffer] de handen en voeten met elektriciteitsdraad
aan elkaar te binden en/of elektriciteitsdraad om de hals van [slachtoffer]
te binden en/of
-terwijl [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de grond lag, met kracht op de
rug te slaan en/of tegen het hoofd en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en)
te schoppen en/of (met gebalde vuist) te slaan en/of met een honkbalknuppel,
althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) te slaan en/of
- [slachtoffer] op een deken te leggen en/of in de kofferbak van een
personenauto te tillen en/of vervolgens [slachtoffer] te vervoeren naar de
provincie Friesland,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen;
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en) in of
omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [pleegplaats 1] (in
een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de
[straatnaam] ) en/of in de provincie Friesland, althans in
Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (ondermeer een aantal gebroken ribben en/of bloeduitstortingen op het hoofd en/of in de halsspieren en/of in de buik en/of rond de nieren en/of in de slijmvliezen en/of elders in het lichaam en/of beschadiging van een long en/of letsel aan de neus en/of zwelling van het
neusslijmvlies), heeft toegebracht, door opzettelijk
- [slachtoffer] tegen de grond te slaan en/of
-(terwijl hij op de grond lag) meermalen (met kracht) tegen het hoofd
en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de romp en/of andere
lichaamsde(e)l(en) van [slachtoffer] te schoppen en/of (met gebalde vuist) te
slaan en/of
-met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp
voorwerp, meermalen (met kracht) tegen de rug en/of de romp en/of op/tegen het hoofd en/of de hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) van [slachtoffer]
te slaan en/of
-(terwijl [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag) een knie op de rug van
[slachtoffer] te zetten en/of op hem te gaan zitten en/of tegen het hoofd van
[slachtoffer] te slaan en/of
-de polsen en/of armen en/of handen en/of benen en/of het hoofd/gezicht en/of
de mond en/of de nek/hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l)en van [slachtoffer]
te omwikkelen/binden/afplakken met tape en/of
-de handen en/of de voeten van [slachtoffer] met elektriciteitsdraad te binden
en/of op de rug van [slachtoffer] de handen en voeten met elektriciteitsdraad
aan elkaar te binden en/of elektriciteitsdraad om de hals van [slachtoffer]
te binden en/of
-terwijl [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de grond lag, [slachtoffer] met
kracht op de rug te slaan en/of tegen het hoofd en/of een of meer andere
lichaamsde(e)l(en) te schoppen en/of (met gebalde vuist) te slaan en/of met
een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) te slaan en/of
- [slachtoffer] op een deken te leggen en/of in de kofferbak van een
personenauto te tillen en/of vervolgens [slachtoffer] te vervoeren naar de
provincie Friesland,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [pleegplaats 1] ,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door,
-tape aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te geven waarmee die [slachtoffer] werd vastgebonden en/of ingetaped en/of de mond van die [slachtoffer] werd dichtgeplakt en/of
-niet in te grijpen terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer]
en/of die [slachtoffer] zwaar gewond was;
2.
in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [pleegplaats 2]
, (op/nabij [locatie] ) en/of te [pleegplaats 1] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een lijk, te weten het
stoffelijk overschot van [slachtoffer] , heeft verbrand met het oogmerk om het
feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers hebben verdachte
en/of zijn mededader(s),
het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] in de kofferbak van een
personenauto gelegd en/of vervolgens die [slachtoffer] naar [pleegplaats 2]
gebracht en/of het stoffelijk overschot van [slachtoffer] uit de kofferbak van
een personenauto getild en/of op de grond gelegd en/of overgoten/besprenkeld
met motorbenzine en/of vervolgens een stuk papier in de brand gestoken en/of
dit stuk brandende papier gegooid op het stoffelijk overschot van [slachtoffer]
, althans vuur in aanraking gebracht met het stoffelijk overschot van
die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan het stoffelijk overschot van [slachtoffer]
is verbrand;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2013 tot en met 22 juni 2013 te
[pleegplaats 3] en/of elders in Nederland en/of België,
nadat er in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013
te [pleegplaats 1] , het misdrijf was gepleegd van moord, althans doodslag, althans
zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende, althans nadat er enig
misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de
nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer
voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers
heeft verdachte de personenauto waarmee het stoffelijk overschot van [slachtoffer]
was vervoerd van [pleegplaats 1] naar Friesland, meegenomen naar [pleegplaats 3] en/of vervolgens achtergelaten in België.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
- referte met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toe te wijzen bedrag van de vorderingen van de benadeelde partijen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft een veroordeling gevorderd voor de subsidiair onder 1 aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan het medeplegen van moord. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht dat zij de verklaring van verdachte gelet op de wijze waarop deze tot stand is gekomen zeer betrouwbaar en geloofwaardig vindt. Daarnaast is de verklaring van verdachte op diverse punten aantoonbaar in overeenstemming met andere bewijsmiddelen. Op grond van deze bewijsmiddelen is niet komen vast te staan dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Ook is niet komen vast te staan dat verdachte voordat hij naar de winkel kwam, wist wat er met het slachtoffer zou gaan gebeuren. Kijkend naar de rolverdeling, de manier van handelen van alle betrokkenen en de onderlinge verhoudingen, kan in de visie van de officier van justitie niet gesproken worden van een zodanige bijdrage dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt. Wel heeft verdachte door zijn handelen het delict bevorderd en vergemakkelijkt. Om die reden is verdachte als medeplichtige aan te merken aan het medeplegen van moord.
Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte kan worden verweten dat hij tape aan de medeverdachten heeft gegeven en dat hij niet heeft ingegrepen toen er geweld werd uitgeoefend. Behoudens de ongeloofwaardige verklaring van [medeverdachte 1] , is niet gebleken dat verdachte zelf geweld jegens het slachtoffer heeft gebruikt. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen voor een actieve rol die maakt dat hij desondanks als medepleger kan worden aangemerkt. Aangezien voor medeplegen meer nodig is dan enkel niet ingrijpen en geen afstand nemen, terwijl de aanwezigheid van verdachte geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de dood van het slachtoffer, kan verdachte niet als medepleger worden aangemerkt. Ook kan verdachte niet als medeplichtige worden aangemerkt. Er bestond voor hem geen rechtsplicht tot handelen, terwijl het aangeven van de tape hem evenmin tot medeplichtige maakt. De tape was namelijk reeds aanwezig in de winkel en bovendien leidt het aangeven van tape niet tot de dood. Nu er geen aanknopingspunten zijn dat tevoren overleg is geweest over een bijdrage aan activiteiten na het delict, kunnen dergelijke handelingen niet worden betrokken bij de vraag of sprake is geweest van medeplegen dan wel medeplichtigheid.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht, doch is enkel aanwezig geweest bij de uitvoering van het feit. Verdachte is naar de mening van de raadsman in redelijkheid niet in de gelegenheid geweest zich te distantiëren.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman naar voren gebracht dat het oogmerk tot het verhullen van het misdrijf ontbreekt. Als verdachte daadwerkelijk de auto had willen laten verdwijnen, had hij het voertuig niet achtergelaten op een parkeerplaats, maar had hij dat op een andere wijze gedaan. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Oordeel rechtbank
Feit 1
Aan verdachte is onder 1 primair ten laste gelegd het medeplegen van moord dan wel doodslag ten aanzien van het [slachtoffer] .
Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Niet is vereist dat alle plegers uitvoeringshandelingen hebben verricht. Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht te zijn. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier, waaronder met name de verklaringen van verdachte, blijkt met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte het volgende. Verdachte is op 19 juni 2013 gedurende lange tijd aanwezig geweest in de sigarenwinkel van [medeverdachte 2] . Voordat het slachtoffer [slachtoffer] bij de winkel aankwam, heeft [medeverdachte 2] verdachte verteld dat hij wist wie hem bestolen had en dat hij niet rustig kon blijven zolang hij het niet had geregeld; hij zou hem vandaag vermoorden. Toen [slachtoffer] vervolgens arriveerde, heeft [medeverdachte 2] tegen verdachte gezegd dat dit de persoon was die van hem gestolen had. Het slachtoffer werd vervolgens door [medeverdachte 2] naar een achter de winkel gelegen ruimte begeleid. Ook verdachte ging naar deze ruimte. De deur werd dichtgedaan en vervolgens werd het slachtoffer door [medeverdachte 2] tegen het hoofd geslagen en viel hij op de grond. Hierna werd het slachtoffer tegen zijn hoofd geschopt. [medeverdachte 2] bond het slachtoffer vast met tie-wraps, die even later door het slachtoffer werden verbroken. [medeverdachte 1] werd erbij geroepen en heeft het slachtoffer met een honkbalknuppel op diverse plaatsen van het lichaam geslagen. Ook werd het slachtoffer nogmaals door [medeverdachte 2] geschopt. Verdachte is aldus aanwezig geweest bij het door de medeverdachten jegens het slachtoffer gepleegde geweld. Terwijl het verwonde slachtoffer op de grond moet hebben gelegen, heeft verdachte op verzoek van [medeverdachte 2] tape gepakt. Het slachtoffer is over de mond getaped en ook zijn handen en voeten zijn bijelkaar gebonden. Nadat [medeverdachte 2] de sigarenwinkel voor enige tijd verlaten had, is verdachte met (onder andere) [medeverdachte 1] in de sigarenwinkel gebleven. In de avond, toen [medeverdachte 2] naar de winkel was teruggekeerd, heeft verdachte de auto die in gebruik was bij het slachtoffer achter de sigarenwinkel gereden, waarna door anderen het met een deken omwikkelde lijk van [slachtoffer] in de kofferbak van dit voertuig is gelegd. Verdachte is vervolgens als bijrijder van [medeverdachte 2] in de betreffende auto naar Friesland gereden, alwaar het lijk van het slachtoffer uiteindelijk in brand is gestoken en is achtergelaten. Verdachte heeft de auto die in gebruik was bij het slachtoffer onder zich genomen en uiteindelijk in België achtergelaten. Ook heeft hij de telefoon van [slachtoffer] na diens overlijden korte tijd in bezit gehad en verkocht.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft gepleegd die bestonden uit het plegen van geweld richting het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte, gelet op de geringe rol in de uitvoering van het delict, van onvoldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte zal derhalve van het hem primair onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat sprake is van behulpzaamheid bij of tot het plegen van het misdrijf. Daarnaast moet sprake zijn van opzet op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp wordt verleend.
Verdachte is aanwezig geweest bij het door de medeverdachten jegens het slachtoffer gepleegde geweld. Door zijn aanwezigheid heeft hij in eerste instantie de positie van [medeverdachte 2] en later die van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ten opzichte van het slachtoffer getalsmatig versterkt. Op een moment dat tegen het slachtoffer reeds veel geweld was gebruikt, het slachtoffer weerloos op de grond moet hebben gelegen en tevoren al met tie-wraps was vastgebonden, heeft verdachte tape aan zijn medeverdachten overhandigd. Voor verdachte moet op dat moment duidelijk zijn geweest dat de tape enkel bedoeld kon zijn om het slachtoffer nog weerlozer te maken en om te voorkomen dat het slachtoffer erin zou slagen te ontkomen of om hulp zou kunnen roepen. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de verdediging heeft bepleit, deze handeling van verdachte niet als een geïsoleerde gedraging moet worden gezien, maar dat deze gedraging in de context moet worden geplaatst van de gehele hierboven beschreven gang van zaken. Gelet hierop heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank door het pakken en overhandigen van de tape een aantoonbare en effectieve bijdrage aan het begane misdrijf geleverd en is hij derhalve behulpzaam geweest bij het feit.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte voor de aanvang van de levensberoving reeds door [medeverdachte 2] op de hoogte was gebracht van zijn plan om wraak te nemen op het slachtoffer en hem te vermoorden. Alhoewel verdachte dit naar eigen zeggen niet direct serieus nam, moet het hem snel duidelijk zijn geworden dat [medeverdachte 2] geen grapje maakte. Verdachte is, ondanks de woorden van [medeverdachte 2] , meegegaan naar de ruimte achterin de winkel, is in deze ruimte gebleven terwijl het slachtoffer gedurende enige tijd werd geschopt en geslagen en heeft op geen enkel moment ingegrepen of zich van het geweld gedistantieerd, waarvoor zich gedurende het gepleegde geweld en de rest van de dag voldoende mogelijkheden hebben voorgedaan. In plaats daarvan heeft hij tape overhandigd en is hij aanwezig gebleven. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich heeft aangesloten bij het door de anderen gepleegde geweld en aldus bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer het leven zou laten.
De rechtbank acht het verdachte onder 1 subsidiair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verdachte is onder 2 ten last gelegd het medeplegen van het verbranden van het lijk van [slachtoffer] , met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Zoals hiervoor is overwogen, veronderstelt medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n). Niet is vereist dat alle plegers uitvoeringshandelingen hebben verricht. Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht te zijn. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat verdachte de auto van het slachtoffer naar de achterzijde van het winkelpand heeft gereden. Hierna heeft verdachte waargenomen dat het lijk door onder andere [medeverdachte 2] in de kofferbak van het voertuig werd gelegd. Verdachte heeft vervolgens als bijrijder van het door [medeverdachte 2] bestuurde voertuig opgetreden en is gedurende de rit die naar het noorden leidde in de auto aanwezig geweest. Verdachte was erbij toen [medeverdachte 2] benzine kocht en heeft gezien dat het lijk uiteindelijk in brand werd gestoken.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte reeds bij het verplaatsen van het voertuig van het slachtoffer op de hoogte was of had moeten zijn van het plan om het lichaam van het slachtoffer in de auto te vervoeren en weg te maken of te verbranden. Nu evenmin is gebleken dat verdachte heeft meegeholpen het lijk in de kofferbak te leggen, te verbranden of op andere wijze een actieve bijdrage aan het feit heeft geleverd, acht de rechtbank de bijdrage van verdachte in het onderhavige geval van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen aan het verbranden van een lijk, zodat verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Feit 3
Verdachte is onder 3 ten laste gelegd het plegen van begunstiging door de personenauto, waarmee het stoffelijk overschot van het slachtoffer was vervoerd, naar [pleegplaats 3] mee te nemen en deze vervolgens achter te laten in België.
Voor een veroordeling terzake van art. 189 Sr is vereist dat de handelingen zijn verricht met het oogmerk om het misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken. Oogmerk betreft een specifieke vorm van opzet, waarvoor voorwaardelijk opzet onvoldoende is. Van oogmerk is sprake als het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat sporen van het misdrijf zouden (…) verdwijnen (vgl. HR 21 april 1998, NJ 1998/610). Uit vaste rechtspraak volgt dat niet nodig is dat sprake is van een uitsluitende bedoeling en dat het bestaan van meerdere motieven en een bepaalde rangorde daarin strafrechtelijk niet relevant is (vgl. De Hullu, Materieel strafrecht, IV.4.2).
Verdachte heeft erkend de hem verweten gedragingen te hebben verricht. Voorts heeft hij verklaard niet te hebben voldaan aan de opdracht van [medeverdachte 2] om het voertuig in brand te steken. In plaats daarvan heeft hij het voertuig gebruikt en uiteindelijk in België achtergelaten, nadat hij op enig moment gewond was geraakt en het voertuig niet meer kon besturen.
De rechtbank overweegt dat niet is vereist dat verdachtes oogmerk uitsluitend was gericht op het bedekken van het misdrijf of het bemoeilijken van de nasporing of de vervolging daarvan. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte op de hoogte was van de wijze waarop het ernstig toegetakelde stoffelijke overschot in de kofferbak van het betreffende voertuig was vervoerd. Ook wist hij dat het voor [medeverdachte 2] van belang was dat de auto zou verdwijnen. In die wetenschap moet verdachte naar het oordeel van de rechtbank hebben beseft dat het verplaatsen van het voertuig naar het buitenland als noodzakelijk, en dus door hem gewild gevolg, meebracht dat het voertuig, dat in gebruik was bij het overleden slachtoffer en waarin zich diverse (bloed)sporen bevonden, moeilijker te traceren zou zijn en dat als gevolg daarvan noodzakelijkerwijze de nasporing of vervolging zou worden bemoeilijkt. Dat verdachte de auto daarnaast mogelijk ook heeft gebruikt om zich op eenvoudige en goedkope manier te verplaatsen, doet aan het voorgaande niet af.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 4 juni 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 19 juni 2013 in de sigarenwinkel van [medeverdachte 2] te [pleegplaats 1] aanwezig. Om ongeveer 12.00 uur die dag ben ik in de winkel gearriveerd. [medeverdachte 2] was ook in zijn winkel. [medeverdachte 2] vertelde mij dat hij wist wie zijn “gras” had gestolen en dat hij deze persoon vandaag zou vermoorden. Wij gingen naar een kamer aan de achterzijde van de sigarenwinkel. Korte tijd later kwam een persoon de winkel binnen. Later is mij gebleken dat dit [slachtoffer] was. [medeverdachte 1] , de zoon van [medeverdachte 2] , kwam de kamer aan de achterzijde van de sigarenwinkel binnen. [medeverdachte 2] begon de man te slaan. Hij sloeg hem eerst in het gezicht. Na ongeveer twee tot drie keer te zijn geslagen, viel de man op de grond. Terwijl hij op de grond lag, werd de man door [medeverdachte 2] meerdere malen geschopt. Nadat de man op de grond was gevallen heeft [medeverdachte 2] tie-wraps om de handen van de man gedaan, die toen geen tegenstand bood. Vervolgens begon [medeverdachte 2] de man opnieuw te schoppen en hij vroeg steeds: “Waar is mijn gras en waarom heb jij mij bestolen?”. Op een gegeven moment praatte de man niet meer en begon hij te kreunen. Op enig moment wist de man de tie-wraps los te maken en vanaf dat moment begon [medeverdachte 2] hem nog harder te schoppen. Ook zijn zoon begon de man te slaan. Dat deed hij met een knuppel die hij bij de deur had staan. Ik weet dat de zoon de man op het hoofd en op de rug sloeg, waar hij hem maar raken kon. Hij sloeg meerdere malen. Daarna hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de man wederom vastgebonden. De zoon pakte de man bij de benen vast en [medeverdachte 2] pakte kabels die hij in de kamer had die daarna volgde en begon de man daarmee vast te binden, terwijl hij zijn knie op de rug of de nek van de man had. [medeverdachte 2] vroeg mij of ik de tape wilde geven. Ik vroeg hem welke tape ik hem moest geven, waarna hij aanwees waar de tape lag. Ik stond op, pakte de tape en ging weer op de bank zitten. De tape lag ongeveer vier meter van de bank af. De tape ging om zijn hoofd heen en bedekte de gehele mond van de man. Daarna ging de tape ook om de benen en de handen van de man. De man lag op zijn buik met zijn nek, benen en armen aan elkaar vastgebonden. [medeverdachte 2] is weggegaan en ik bleef alleen achter in dat kamertje. [medeverdachte 1] bleef in de winkel. Ik ben ongeveer tien minuten alleen met de vastgebonden man in het kamertje gebleven. Ik heb niet gekeken hoe het met de man was. Ik had bloed op de vloer waar het slachtoffer lag gezien. Korte tijd later kwam [medeverdachte 2] terug. Hij begon de man vervolgens weer te schoppen. Toen gaf de zoon aan dat er politie was of dat er politie zou komen. De zoon heeft hierbij zijn hoofd in de kamer gestoken. Hierna kwam [medeverdachte 2] weer de kamer in, waarbij hij de deur op een kier liet staan. Hij begon de vastgebonden man weer te schoppen. Nadat de man met de kabels was vastgebonden heb ik hem niet meer horen praten of geluiden horen maken. Ook heb ik hem daarna niet meer zien bewegen. [medeverdachte 2] ging weer weg. Ik bleef achter in het kamertje, terwijl [medeverdachte 1] in de winkel bij de kassa was. Later kwam er een persoon de kamer binnen. Ik heb later gehoord dat dit [persoon 1] was. [medeverdachte 2] keerde weer terug. Ik was met [medeverdachte 2] en [persoon 1] in de kamer. Er kwamen drie mannen de ruimte binnen. Hierna pakte [medeverdachte 2] een sleutel uit zijn zak, gaf deze aan mij en gaf aan dat ik de auto achter de winkel moest rijden. Toen wij naar buiten gingen was het schemerig, maar nog niet helemaal donker. Ik ging in de auto zitten en een andere persoon reed met mij mee. Ik ben naar de achterkant van de winkel gereden. [medeverdachte 2] en twee andere personen hielden een deken vast. [medeverdachte 2] deed de bagageruimte van de auto open en de deken met inhoud werd in de auto geladen. Ik stapte in de auto en ging zitten aan de bijrijderszijde van de auto. [medeverdachte 2] nam plaats achter het stuur. Daarna ging hij rijden. Ik weet nog dat we [pleegplaats 1] uitreden en op de snelweg terecht kwamen. Hij voerde met iemand een telefoongesprek en zei daarna tegen mij dat ik een compagnon of vriend van hem zou ontmoeten die een varkensboerderij heeft en dat dat het lot is van de mensen die dat doen. Mensen die niet luisteren gaan naar de varkensboerderij. Wij zijn bij een benzinepomp gestopt. [medeverdachte 2] heeft één jerrycan gekocht. Hij heeft deze gevuld. Er kwam een man in een Mercedes aan. De man stapte op een gegeven moment uit de Mercedes. Deze man en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] uit de kofferbak gehaald en bij de stapel zand gelegd. Vervolgens kwam [medeverdachte 2] bij de auto om de jerrycan met benzine op te halen uit de auto. Ik zag vlammen. De andere man reed vervolgens weg. We reden terug naar [pleegplaats 1] en ik heb [medeverdachte 2] bij een woning afgezet. Ik reed vervolgens in de auto naar [pleegplaats 3] . Op 20 juni 2013 ben ik in de auto, waarmee het lijk die dag ervoor is vervoerd en die ik van [medeverdachte 2] in brand moest steken, naar België vertrokken. Ik heb de auto daar uiteindelijk achtergelaten.
2. De inhoud van een zaaksdossier, onderzoek TGO Tjeukemeer, gesloten op 16 juli 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden waaronder:
2.1.
een schriftelijk stuk, bevattende een rapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut,
d.d. 5 september 2013 opgemaakt door arts en patholoog dr. B. Kubat, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring (zaaksproces-verbaal deel 1, p. 169 e.v.):
Bij de sectie op het lichaam van een overledene die dood is aangetroffen op [locatie] te [pleegplaats 2] op 20 juni 2013 is het navolgende gebleken:
Er waren tekenen van thermische beschadiging van het lichaam die gezien de bevindingen postmortaal was opgetreden. De thermische beschadiging heeft de beoordeling van met name kleinere huidbeschadigingen en onderhuidse bloeduitstortingen ernstig belemmerd.
Er waren tekenen van bij leven opgetreden inwerking van deels heftig, uitwendig, mechanisch, waarschijnlijk stomp, botsend geweld op de romp. Dergelijk geweld kan optreden in het kader van bijvoorbeeld veelvuldig vallen, maar is waarschijnlijker door geslagen of geschopt worden. Het heeft geleid tot inwendige bloeduitstortingen in de buik en ribbreuken links en in het kader van de breuk van de 9e rib perforatie van het borstvlies en beschadiging van de linkerlong. Het letsel aan de long links heeft geleid tot luchtophoping in de borstholte links en gedeeltelijk samenvallen van de linkerlong. De breuk van de 9e rib heeft geleid tot en bloeding in de linkerborstholte.
Er waren tekenen van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch vlak botsend geweld op het hoofd beiderzijds, zoals kan optreden bijvoorbeeld ten gevolge van vallen of geslagen worden. Dit geweld heeft geleid tot de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies. Dit geweld was op zich niet dodelijk, maar kan hebben geleid tot verstoring of verlies van bewustzijn.
Er waren voorts letsels ter plaatse van de centrale benige delen van het gelaat. Deze letsels samen met de aanwezigheid van het bloed in de neusgaten en letsels aan de lippen wijzen op bij leven opgetreden inwerking van uitwendig, mechanisch, vlak, botsend geweld op het gelaat, zoals bijvoorbeeld zich hard stoten of geslagen worden. Ook de bloeduitstorting in de tongpunt en de bloeduitstorting in het harde hersenvlies zijn mogelijk in het kader van dit geweld ontstaan.
Er waren tekenen van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig geweld op de hals. Dit geweld kan samendrukkend geweld, botsend geweld of een combinatie van beide zijn geweest. Indien er sprake was van botsend geweld dan kan het letsel aan de tong ook in het kader van dit geweld zijn ontstaan.
Er waren geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
Ten aanzien van het overlijden kan het volgende worden gesteld. Er werd geen zekere doodsoorzaak vastgesteld. Indien de mondopening geheel was afgedekt met tape dan kan dit samen met letsels aan de neus en daardoor opgetreden zwelling van het neusslijmvlies leiden tot ernstige belemmering van de ademhaling en verstikking. Samendrukkend geweld op de hals kan eveneens leiden tot verstikking. De letsels aan de borstkas links leiden tot verminderde beluchting van de linkerlong en waarschijnlijk ook de rechterlong en tot zuurstoftekort/verstikking.
Conclusie:
Het overlijden van deze onbekende man kan worden verklaard door verstikking. Een andere doodsoorzaak werd niet gevonden.
2.2.
een schriftelijk stuk, inhoudende een geneeskundige verklaring, d.d. 14 augustus 2013 opgemaakt door een arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring (zaaksproces-verbaal deel 4, p. 1698 e.v.):
Medische informatie betreffende: [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum medeverdachte 2] .
Uitwendig waargenomen letsel:
Over de knokkel van de ringvinger een snijwond van 1,5 cm, oppervlakkig zonder tekenen van bot of peesletsel. Daarbij zwelling en roodheid. De persoon werd onderzocht op 20 juni 2013. De wond zou kunnen passen bij letsel door een mensentand. Het is mogelijk dat dit door een vuistslag tegen de mond van een andere persoon is ontstaan.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013066007, V-006-02, d.d. 18 maart 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verdachte] (zaaksproces-verbaal deel 4, p. 1932 e.v.):
[medeverdachte 2] heeft mij gebeld op een ochtend en vroeg of ik naar de winkel wilde komen. Ik zei van wel en een uur of twee uur daarna was ik ter plekke. Ik ging naar binnen. Hij was daar en zijn zoon. Hij zei dat hij wist wie hem bestolen had. Hij was erg gespannen. Hij had rode ogen. Ik vroeg aan hem wat heb je gedaan. Hij haalde een zakje met cocaïne te voorschijnen. Hij zei dat hij niet rustig kon blijven zolang hij het niet had geregeld. Ik ben daarna twintig tot dertig minuten in de winkel gebleven. Toen kwam er een persoon binnen in de winkel. Toen zei hij dat is de persoon die van mij gestolen heeft. Samen met nog een persoon maar die persoon was er in geslaagd naar Marokko te vertrekken. Ik deed alsof ik zei oké. Daarna gaf hij een koffie aan de betreffende persoon. En toen gaf hij een teken aan zijn zoon dat deze de deur dicht moest doen. Op het moment dat de persoon op de stoel zat met koffie begon [medeverdachte 2] op hem in te slaan. De persoon viel op de grond. Daarna begon hij woorden te zeggen in het Nederlands. Ik maakte eruit op dat het was "Waarom heb je van mij gestolen en waar is het". Op een gegeven moment pakte [medeverdachte 2] plastic. Ik bleef zitten op de bank. Op een gegeven moment verbrak de persoon die op de grond lag de plastics die [medeverdachte 2] had aangebracht. Zijn zoon begon te slaan met de baseballknuppel op hem. [medeverdachte 2] had wat ijzerdraad of stroomdraad of kabels. Hij zei: " [verdachte] geef me de tape." Ik vroeg: "wat voor tape?" Hij wees me aan in een hoek daar vandaan. Ik gaf hem de tape. Daarna heeft hij hem met zijn zoon vastgebonden aan zijn handen en voeten maar ook inclusief hals. Dus samen met zijn benen, armen en zijn hals. En zijn zoon vroeg: “Waarom heb je mijn vader bestolen”. Op een gegeven moment zijn ze gestopt met slaan, omdat [medeverdachte 2] werd gebeld. Hij ging toen weg voor ongeveer dertig minuten. Ik bleef zitten op de bank en [medeverdachte 2] kwam later terug. En toen vroeg hij in het Engels of die persoon nog in leven was. Hij antwoordde ja. En toen begon [medeverdachte 2] opnieuw op hem in te slaan. Ik zat op dat moment op de bank te kijken. Er kwam een jongen binnen die iets zei in de trant van “Er is politie”. En daarna ging [medeverdachte 2] naar buiten en deed de deur dicht waar de bank was en de betreffende persoon. Ik bleef daar samen met zijn zoon en die gebaarde dat ik me stil moest houden. Ongeveer vijf minuten daarna kwam [medeverdachte 2] terug. Hij zei er waren twee politiemensen er was geen enkel probleem, want hij kende ze. Hij zei dat ze uit de wijk waren en dat er gezegd was dat hij beroofd was. Want toen hij [slachtoffer] had geslagen had hij een snee opgelopen hier. Opmerking verbalisant: Verdachte wijst de plek aan waar [medeverdachte 2] gewond was. Verdachte wijst zijn knokkels aan. Dat is wat er gebeurd is gedurende drie a vier uur. Daarna zei hij dat hij weg moest om een ontmoeting te regelen met iemand. Ik ben met zijn zoon in de winkel gebleven. [medeverdachte 2] is ongeveer twee uur weggebleven. Nadat [medeverdachte 2] weg was, heeft zijn zoon ongeveer na een half uur de winkel afgesloten. Ik ben daar samen met hem gebleven. Op een gegeven moment zei hij “Kijk eens of die persoon nog ademt”. Ik heb de deur opengedaan. Ik heb gekeken, ik heb hem niet aangeraakt en ik zei “ik weet het niet’. Hij is naar binnen gegaan en heeft met zijn voet beroerd of hij nog bewoog. Daarna heeft hij naar [medeverdachte 2] gebeld en heeft iets gezegd in de trant overleden. Dus ik nam aan dat hij niet meer bewoog. Op een gegeven moment stapte [medeverdachte 2] binnen. Hij zei het is geen enkel probleem en dit is wat een persoon overkomt die steelt of iets in die trant. Daarna zei hij dat hij een plan had om van hem af te komen. Op dat moment kwamen er meerdere vrienden van zijn zoon binnen. [medeverdachte 2] liet iedereen binnen in de ruimte waar [slachtoffer] zich bevond en hij zei dat wie wat zou zeggen, hetzelfde zou overkomen. Toen het schemerig was geworden, vroeg [medeverdachte 2] mij of ik kon rijden. Het ging om de auto van [slachtoffer] , de Peugeot. Ik ben de straat overgestoken heb de auto gehaald. Ik heb met een jongen de auto gehaald. Ik moest linksaf en nog een keer linksaf aan de achterkant van de winkel. Op het moment dat ik achteruit moest insteken, richting de winkel, heb ik een aanrijding gemaakt met de auto. Toen zei [medeverdachte 2] dat we hem moesten helpen, want hij had [slachtoffer] in een deken gestopt. Hij vroeg om hem te helpen hem in de auto te krijgen. [medeverdachte 2] zei daarna: “Jij gaat mee in de auto”. Hij zei zodat ik iemand leerde kennen. Ik ben bij hem in de auto gestapt en daarna stapte hij nog naar de mensen toe die daar waren. Hij stapte in de auto en begon te rijden. We kwamen aan bij een soort zandduin. De persoon uit de Mercedes, die ik aan de hand van een aan mij getoonde foto herken als [medeverdachte 3] , en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] uit de kofferbak gehaald en hebben hem in het zand gelegd. [medeverdachte 2] pakte de jerrycan uit de auto en gooide benzine over [slachtoffer] en heeft hem in brand gestoken. Daarna heeft de persoon uit de Mercedes een gebaar als groet gemaakt naar [medeverdachte 2] en is verdwenen met de auto. [medeverdachte 2] stapte ook in de auto en begon te rijden. We stopten in [pleegplaats 1] . Hij zei dat ik de auto mee kon nemen en deze in brand moest steken. Daarna heb ik de auto achtergelaten op de parkeerplaats waar ik ook de boete heb gekregen. Op een dag ben ik met de auto naar België vertrokken. Ik heb de auto achtergelaten op een parkeerplaats in Hasselt, België.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013066007, V-006-04, d.d. 25 maart 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verdachte] (zaaks proces-verbaal deel 4, p. 1974 e.v.):
Ik kwam naar de winkel. [medeverdachte 2] stond buiten te roken toen ik eraan kwam. [medeverdachte 1] stond bij de kassa. Ik zag dat [medeverdachte 2] gespannen was. Ik vroeg hem wat hem was overkomen. Hij zij op een bepaalde toon: ik weet wie er heeft gestolen van me. En vandaag ga ik hem afmaken, vermoorden. Ik ging de winkel binnen. Hij kwam daar achterin de winkel. Toen zei hij opgefokt: ik weet wie het spul van me heeft gestolen. De marihuana die ik geplant had. Hij wist wie er in zijn huis had ingebroken en wie had gestolen. [medeverdachte 2] zei op een gegeven moment: Daar komt de persoon die mij heeft beroofd heeft. Hij keek richting de deur en ineens maakte hij een beweging met zijn hoofd inhoudende dat is de persoon die mij heeft bestolen. [medeverdachte 2] maakte een knikkende beweging naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] deed de deur dicht en ging tegen de deur staan zodat de deur tussen de winkel en de tussenruimte niet open kon. [medeverdachte 2] begon op de man in te slaan. Ik herinner ik me dat [medeverdachte 2] hem begon te slaan wel twee drie keer op de voorkant. De jongen viel op de grond. En toen hij hem begon te slaan vroeg [medeverdachte 2] waarom heb je van mij gestolen. Waar is het spul. En dat herhaalde hij steeds. [medeverdachte 2] schopte met zijn voeten in het gebied van zijn hoofd. [medeverdachte 1] was bij de kassa. [medeverdachte 2] stond naast het slachtoffer dat op de grond lag en rookte een sigaret en keek naar hem. We hebben buiten de winkel gerookt en [medeverdachte 2] duwde mij toen weer naar binnen. Toen ik binnenkwam zag ik dat hij nog zo met zijn voet tegen de jongen deed en zei waar is het spul. De jongen zei niks meer. Hij lag nog hetzelfde. [medeverdachte 2] vroeg waar is het spul, nadat hij hem nog twee a drie keer geschopt heeft met zijn voeten tegen zijn gezicht. [medeverdachte 1] stond op dat moment bij de kassa. De persoon reageerde niet. Hij kreunde alleen maar. [medeverdachte 2] pakte geen tape maar die dingen van plastic. De man lag daar op de grond, zijn handen en zijn voeten zijn vastgemaakt. [medeverdachte 1] was op dat moment bij de kassa. Op het moment dat [medeverdachte 2] aan het bellen was verbrak de man de tie-wraps. [medeverdachte 2] heeft een keer [medeverdachte 1] geroepen. [medeverdachte 1] kwam binnen die pakte gelijk de knuppel van achter de deur en begon op hem in te slaan op de rug. En toen zei [medeverdachte 2] : " [verdachte] geef mij de tape". Ik zei "welke tape". Hij wees me waar. Ik heb [medeverdachte 2] de tape gegeven. [medeverdachte 1] pakte de tape van [medeverdachte 2] . En [medeverdachte 2] reikte op dat moment met zijn hand naar kabels of zo. [medeverdachte 1] liet de knuppel los. En hield de tape vast en zat op een bepaalde manier boven op hem zodat hij niet kon bewegen. [medeverdachte 2] zat met zijn knie op hem, draaide zich om, om de kabels te pakken. Hij pakte de kabels. Hij bond hem vast en met zijn voeten en handen samen en tilde zijn hoofd op. En daarna heeft hij iets tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij hem moest intapen of zoiets. [medeverdachte 1] heeft hem met de tape vastgemaakt aan zijn handen en voeten en om zijn nek.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013066007, 02TGO13003-FTOAH-004, d.d. 7 juli 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen (bijlage Forensisch Onderzoek, deel 1):
De handen van het stoffelijk overschot dat bij [locatie] in Friesland op 20 juni 2013 is aangetroffen, zijn ter beschikking gesteld van een dactyloscoop. Op 22 juni 2013 werd medegedeeld dat het slachtoffer was geïdentificeerd als [slachtoffer] . De identificatie vond plaats aan de hand van het dactyloscopisch signalement.
2.6.
een schriftelijk stuk, bevattende een rapport registratie van knopen en bindingen forensisch-technisch sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Sint Nicolaasga op 20 juni 2013, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 16 juli 2013 opgemaakt door ing. L. Meijrink, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring (bijlage Forensisch Onderzoek, deel 2):
Bij aankomst op de plaats delict werd het stoffelijk overschot liggend op de buik op een stuk textiel aangetroffen. Zowel het deel textiel als het stoffelijk overschot was verbrand. De handen en voeten waren gebonden en ook aan elkaar op de rug vastgebonden. Om de hals van een slachtoffer was een stuk gedeeltelijk gesmolten mogelijk bruine tape zichtbaar.
Het slachtoffer bleek gebonden te zijn met bindingen met een buitenzijde van plastic en een binnenzijde van metaal, vermoedelijk elektriciteitsdraad. Door de brand was de plastic buitenzijde op veel plaatsen of geheel verdwenen of gesmolten. De bindingen zaten strak om de polsen en enkels gewikkeld en waren deels gesmolten,
Om de polsen werd ook grijs tape aangetroffen. Na verwijderen van de bindingen bleek dat er grijs snoer bestaande uit twee draden, was gebruikt. Gezien de uiterlijke kenmerken zou dit mogelijk een luidsprekersnoer kunnen zijn. Om de nek/hals van het stoffelijk overschot was gedeeltelijk gesmolten bruin tape aanwezig, dit stuk tape liep over de mond.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02TGO13003-FTOAH-013, d.d. 16 juni 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen (bijlage Forensisch Onderzoek,
deel 1):
Op 13 juli 2013 stelden wij een onderzoek in naar de latente aanwezigheid van bloed met behulp van luminol in een winkelpand, gevestigd aan de [straatnaam] 32 te [pleegplaats 1] . Na beneveling met luminol zagen wij dat een vlek in de vloerbedekking luminesceerde. De tapijttegel waarop het bloed aanwezig was, werd door ons uitgenomen en veiliggesteld: SIN: AABJ7696NL.
2.8.
een schriftelijk stuk, bevattende een rapport onderzoek naar biologische sporen en (aanvullend) DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in [pleegplaats 2] op 20 juni 2013, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut,
d.d. 20 augustus 2013 opgemaakt door dr. Y. van de Wal, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring (bijlage Forensisch Onderzoek, deel 2):
De tapijttegel AABJ7696NL is onderzocht op aanwezigheid van bloed. Binnen de gemarkeerde gebieden op de tapijttegels is bloed aangetroffen. Binnen de gemarkeerde gebieden zijn na bemonstering twee kleinere stukjes bemonsterd en als AABJ7696NL#02 en #03 veiliggesteld voor een DNA onderzoek. In elk van de onderzochte bemonsteringen is bloed aangetroffen.
Resultaten, interpretatie en conclusie:
Het DNA profiel van het [slachtoffer] AAGA4706NL is bij het vergelijkend DNA-onderzoek betrokken.
SIN Beschrijving DNA-profiel/ Matchkans DNA-profiel
celmateriaal kan afkomstig zijn van
AABJ7696NL#02 DNA-profiel van een man slachtoffer kleiner dan 1 op 1 miljard
[slachtoffer]
AABJ7696NL#03 DNA-profiel van een man slachtoffer kleiner dan 1 op 1 miljard
[slachtoffer]
2.9.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02TGO13003-FTOAH-022, d.d. 14 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen (bijlage Forensisch Onderzoek, deel 1):
Uit tactisch onderzoek bleek dat het [slachtoffer] in het bezit was van een personenauto, merk Peugeot, type 206, kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken] . Deze auto had hij in bruikleen. Op 26 juli 2013 werd de Peugeot aangetroffen in Hasselt en op 9 augustus 2013 werd deze overgebracht naar Drachten. Op 26 augustus 2013 hebben wij de Peugeot onderzocht. Aan de rechterzijde van de kofferbak, ter hoogte van het achterlicht werd een bloedvlek aantroffen. Deze vlek is bemonsterd.
SIN : AAGA8471NL
Soort : bloed
Plaats veiligstellen : rechts binnenzijde kofferbak t.h.v. achterlicht
2.10.
een schriftelijk stuk, bevattende een rapport onderzoek naar biologische sporen en
DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in [pleegplaats 2] op 20 juni 2013, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 augustus 2013 opgemaakt door dr. Y. van de Wal, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring (bijlage Forensisch Onderzoek, deel 2):
De bemonstering AAGA8471NL#01 is onderzocht op aanwezigheid van bloed. In deze bemonstering is bloed aangetroffen. Het onderzoeksmateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie:
Het DNA profiel van het [slachtoffer] AAGA4706NL is bij het vergelijkend DNA-onderzoek betrokken.
SIN Beschrijving DNA-profiel/ Matchkans DNA-profiel
celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAGA8471NL#01 DNA-profiel van een man slachtoffer kleiner dan 1 op 1 miljard
[slachtoffer]
3. een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 8 juni 2015 van de meervoudige kamer in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 1] (afgelegd als verdachte in de zaak van [medeverdachte 1] , maar gevoegd in het dossier van verdachte):
Ik was op 19 juni 2013 aanwezig in de sigarenwinkel van mijn vader [medeverdachte 2] aan de [straatnaam] te [pleegplaats 1] . Mijn vader was ook in de winkel aanwezig. Daarnaast was er een dunne Roemeen in de winkel. Mij wordt een foto van [verdachte] getoond. Dit is de persoon die ik hiervoor als dunne Roemeense man heb omschreven. Ook [persoon 1] en een donkere jongen die ik aan de hand van een foto herken als [persoon 2] , zijn in de winkel aanwezig geweest. Bij mijn vader heb ik een wond aan zijn hand waargenomen. In een ruimte behorend bij de winkel heb ik bloed gezien. Mijn vader en [verdachte] verlieten de winkel via de achterzijde van het pand.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 19 juni 2013 te [pleegplaats 1] (in een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de [straatnaam] ), opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven hebben beroofd,
immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- [slachtoffer] tegen de grond geslagen en
- [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen met kracht tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de hals en tegen de romp en andere lichaamsdelen geschopt en/of met gebalde vuist geslagen en
-met een honkbalknuppel meermalen met kracht tegen de rug en tegen het hoofd en een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen en
- terwijl [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag een knie gezet op de rug van [slachtoffer] en
-de polsen en benen en het hoofd en de mond en de nek/hals van [slachtoffer] omwikkeld/gebonden/afgeplakt met tape en
-de handen en de voeten van [slachtoffer] met draad gebonden en op de rug van [slachtoffer] de handen en voeten met draad aan elkaar gebonden en
-terwijl [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de grond lag, [slachtoffer] met kracht tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) geschopt,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 19 juni 2013 te [pleegplaats 1] ,
opzettelijk behulpzaam is geweest door
-tape aan die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te geven waarmee die [slachtoffer] werd vastgebonden en ingetaped en de mond van die [slachtoffer] werd dichtgeplakt en
-niet in te grijpen terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] zwaar gewond was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2013 tot en met 22 juni 2013 te [pleegplaats 3] en elders in Nederland en België, nadat er op 19 juni 2013 te [pleegplaats 1] , het misdrijf was gepleegd van moord, met het oogmerk om de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, sporen van dat misdrijf heeft verborgen en aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers heeft verdachte de personenauto waarmee het stoffelijk overschot van [slachtoffer] was vervoerd van [pleegplaats 1] naar Friesland, meegenomen naar [pleegplaats 3] en vervolgens achtergelaten in België.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair: medeplichtigheid aan het medeplegen van moord;
3. het nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om de nasporing of vervolging te bemoeilijken, sporen van het misdrijf verbergen of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit overweegt de rechtbank dat de raadsman heeft bepleit dat verdachte de handelingen heeft verricht teneinde gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden. Verdachte dient derhalve, gelet op het bepaalde van het derde lid van art. 189 Sr en hetgeen hieromtrent in de jurisprudentie is bepaald, te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt dat ingevolge het derde lid van art. 189 Sr deze bepaling niet van toepassing is op hem die de daarin vermelde handelingen verricht teneinde gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden van een van zijn bloedverwanten of aangehuwden. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 oktober 1995, NJ 1996, 337, is de bepaling eveneens niet van toepassing op degene die de handelingen heeft verricht ten einde gevaar van vervolging voor zichzelf te ontgaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de door verdachte afgelegde verklaringen, waarin hij aangeeft het voertuig uit angst voor [medeverdachte 2] te hebben meegenomen en op grond van de wijze waarop verdachte het voertuig heeft achtergelaten, te weten op een openbare parkeerplaats terwijl in het voertuig, onder andere op schoonmaakdoekjes, zijn bloedsporen aanwezig waren, niet aannemelijk geworden dat verdachte het feit heeft verricht om voor zichzelf het gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden.
Nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die de strafbaarheid uitsluiten, is het onder 3 bewezen verklaarde feit eveneens strafbaar.

Strafbaarheid van verdachte

Door de verdediging is ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde subsidiair een beroep gedaan op psychische overmacht. Hiertoe is naar voren gebracht dat verdachte zich in dusdanig benarde omstandigheden bevond dat het door hem gepleegde feit hem in redelijkheid niet kan worden verweten. Verdachte had niets te maken met de affaire aangaande de hennepkwekerij die kennelijk de aanleiding vormde voor de later gepleegde gewelddadigheden tegen het slachtoffer, kwam toevallig verdachte tegen en had nog geld van hem tegoed, werd geconfronteerd en overrompeld door een woede-uitbarsting en voor zijn ogen werd vervolgens het slachtoffer door meerdere personen doodgeslagen. Daarbij komt dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had en iedereen bedreigde. Weliswaar was er een potentiële mogelijkheid om weg te gaan en de politie te bellen, echter dat zou een zodanig groot risico met zich brengen dat dit van hem in redelijkheid niet kon worden gevergd, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
Uit het dossier volgt dat verdachte na aanvang van het jegens het slachtoffer gebruikte geweld gedurende lange tijd in de winkel van [medeverdachte 2] is gebleven, terwijl hij ook na de levensberoving met hem is meegereden. Gedurende deze dag hebben zich, ook volgens verdachtes eigen verklaring, meerdere momenten voorgedaan waarop verdachte had kunnen vluchten. Zo heeft [medeverdachte 2] meermalen de winkel verlaten, waarvan eenmaal voor een periode van meerdere uren. Evenmin heeft verdachte het moment benut dat hij zich enkel met een jongeman in de auto in gebruik bij het slachtoffer bevond, noch het moment dat door [medeverdachte 2] diverse goederen bij een tankstation werden gekocht. Uit telefoongegevens volgt voorts dat er meermalen uitgaande gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de telefoon van verdachte en de telefoon van [medeverdachte 2] in een periode dat laatstgenoemde zich niet in de directe nabijheid van de sigarenwinkel bevond. Dat sprake is geweest van een concrete dreiging richting verdachte gedurende de gehele tijdspanne waarin de strafbare feiten hebben plaatsgevonden waaraan verdachte zich op geen enkel moment aan kon onttrekken acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Alles afwegende wordt het beroep op psychische overmacht verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord op [slachtoffer] . Het slachtoffer is ernstig toegetakeld in verband met een geschil over hennepteelt. Verdachte is bij een groot deel van het door de anderen toegepaste geweld aanwezig geweest en heeft hen, op een moment dat het slachtoffer reeds ernstig was toegetakeld, tape aangegeven. Met deze tape en met in de ruimte aanwezig draad is het slachtoffer vervolgens nog weerlozer gemaakt. Het deels verbrande lichaam van het inmiddels overleden slachtoffer is de volgende dag aangetroffen op [locatie] te [pleegplaats 2] . De bijzondere wijze waarop het slachtoffer was vastgebonden, was hierbij nog goed zichtbaar. Door het plegen van dit feit hebben verdachte en de medeverdachte(n) de nabestaanden van het slachtoffer een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan begunstiging door het voertuig waarmee het stoffelijk overschot van het slachtoffer is vervoerd en waarin zich sporen bevonden, naar het buitenland te verplaatsen.
Over verdachte zijn diverse rapportages uitgebracht. Hieruit volgt dat verdachte, die is opgegroeid in Roemenië en Spanje, vanaf 2010 Europa is ingetrokken en om in inkomen te kunnen voorzien, diefstallen en inbraken is gaan plegen. Voorts komt hierin naar voren dat verdachte na zijn detentie terug wil keren naar Spanje. Aanknopingspunten die nopen tot een voorwaardelijk strafdeel ten behoeve van reclasseringstoezicht of een behandeling zijn niet gevonden. Geadviseerd wordt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte is niet eerder in verband met soortgelijke feiten in aanraking met justitie gekomen. Wel is verdachte eerder veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en de omstandigheden waaronder met name het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit is begaan, uit het oogpunt van vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. De rechtbank zal echter een minder hoge gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht en zijn bijdrage aan de gepleegde moord, hoewel deze als medeplichtigheid kan worden aangemerkt, relatief gering is geweest. Voorts acht de rechtbank van belang dat niet gebleken is dat verdachte ten tijde van het feit een sturende of initiërende rol heeft ingenomen. Verdachte stond buiten het conflict over de hennepteelt en is naar het zich laat aanzien onverhoopt bij deze feiten betrokken geraakt, waarbij de rechtbank niet uitsluit dat sprake is geweest van een zekere mate van angst voor zijn medeverdachte(n). In strafverminderende zin, neemt de rechtbank tevens de proceshouding van verdachte in aanmerking. Verdachte heeft als enige openheid van zaken gegeven en verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel. Daarnaast heeft hij risico's genomen door belastende verklaringen af te leggen.
Alles afwegende, zal de rechtbank overgaan tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.

Benadeelde partijen

[benadeelde partij 1]heeft zich via haar gemachtigde mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor materiële schade bestaande uit
€ 4.000,00 aan kosten voor de uitvaart en voor de repatriëring van het slachtoffer naar Marokko, een bedrag van € 4.110,00 aan reiskosten voor het bijwonen van de begrafenis door een aantal familieleden en vrienden en een bedrag van € 309,12 aan reiskosten in het kader van het strafproces.
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het ingewikkeld is om een medeplichtige met deze schade te belasten.
De rechtbank heeft verdachte als deelnemer aan het onder 1 bewezen verklaarde feit aangemerkt, door hem als medeplichtige te veroordelen. Op grond hiervan kan verdachte aansprakelijk worden geacht voor de geleden schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die in overeenstemming is met de omstandigheden van de overledene en die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, inclusief de gevorderde wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De wettelijk vertegenwoordiger van
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]heeft zich via haar gemachtigde mr. M.M. P.M. Lousberg voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor materiële schade bestaande uit tweemaal € 150,00 aan (reis)kosten in het kader van het strafproces. Daarnaast is een vordering ingediend voor immateriële schade bestaande uit affectieschade ter hoogte van
€ 20.000,00 per kind. Subsidiair wordt verzocht bij wijze van voorschot een bedrag van
€ 5.000,00 per kind toe te wijzen. Voorts wordt voor [benadeelde partij 3] een bedrag van € 1.612,12 gevorderd voor kosten door gederfd levensonderhoud. Dit betreffen kosten voor kinderopvang.
De rechtbank overweegt omtrent de gevorderde immateriële schade het volgende.
Naar het huidige Nederlandse recht is de mogelijkheid voor vergoeding van immateriële schade in verband met verlies van een dierbare zeer beperkt. Vaste jurisprudentie is dat slechts de situatie als bedoeld in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder a, BW, de zogenoemde shockschade, voor vergoeding in aanmerking kan komen. Hieronder valt niet de immateriële schade die is veroorzaakt door het verdriet vanwege het overlijden/om het leven brengen van een dierbare, ook wel genoemd affectieschade. De vorderingen zijn gebaseerd op affectieschade.
Zijdens de nabestaanden is aangevoerd dat er aanleiding is om, in afwijking van het geldende recht, over te gaan tot vergoeding van affectieschade. Hierbij is aansluiting gezocht bij Europese Richtlijn 2012/29 EU (die het slachtofferbegrip uitbreidt tot familieleden van slachtoffers) in relatie tot artikel 8 EVRM; het thans aanhangige wetsontwerp 34.236 (Wet tot implementatie van de richtlijn 2012/29/EU inzake minimumnormen voor slachtoffers van strafbare feiten) en voor wat betreft de hoogte van de vordering bij het wetsvoorstel 34.257 inzake affectieschade.
De rechtbank kan dit beroep niet honoreren op grond van het volgende.
Artikel 8 EVRM noopt - naar de Hoge Raad heeft geoordeeld in het Taxibusarrest - er niet toe dat in de wetgeving wordt voorzien in een recht op (immateriële) schadevergoeding aan de ouder die een kind verliest als gevolg van het onrechtmatig handelen of nalaten van een ander. De Hoge Raad voegde daar aan toe in het arrest Vilt (HR 2009: BI 8583) dat dit niet anders is als het gaat om (immateriële) schadevergoeding aan de nabestaanden van de slachtoffers van een opzettelijk misdrijf.
Ook aan Richtlijn 2012/29/EU kan een dergelijk recht niet worden ontleend. In beginsel heeft een Europese richtlijn werking tussen burgers en overheid, niet tussen burgers onderling. Alleen in uitzonderingsgevallen, indien het gaat om een algemeen beginsel van het recht van de Europese Unie, kan dat anders zijn ( HvJ EU, 15-01-2014, C-176/12). Een zodanig recht is hier niet aan de orde.
Bovendien rijst de vraag of de richtlijn op dit punt voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk is om rechtstreekse werking te kunnen hebben. Uit artikel 16 van de richtlijn in samenhang met overweging 19 van de preambule van de richtlijn zou mogelijk kunnen volgen dat de lidstaten een regeling moeten treffen waarbij als uitgangspunt dient te gelden dat ook aan nabestaanden van een slachtoffer, de indirecte slachtoffers, een schadevergoeding toekomt. Op welke schade de richtlijn daarbij het oog heeft, op welke wijze dat zou moeten gebeuren en of dat in of buiten het strafproces zou moeten gebeuren wordt echter open gelaten. Evenzeer is niet zonder meer duidelijk wat er zou moeten gebeuren in geval van strafbare feiten die zijn gepleegd voor de inwerkingtreding van de inwerkingtreding van de richtlijn.
Tot slot ziet de rechtbank ook in een beroep op het onlangs bij de Tweede kamer ingediende wetsvoorstel “affectieschade” geen ruimte om reeds thans tot vergoeden van affectieschade te komen. Zoals de Hoge Raad reeds herhaalde malen heeft gesteld, heeft de rechter niet de vrijheid om, vooruitlopend op een eventueel door de wetgever door te voeren wijziging van de wet op dit punt, een zodanige vergoeding toe te kennen.
De rechtbank zal de benadeelden dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen voor zover deze zien op het toekennen van schadevergoeding als gevolg van zogenaamde affectieschade.
De rechtbank is van oordeel dat de door de nabestaanden gevorderde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 48, 49, 57, 189 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) jaren.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 8.419,12 (zegge: achtduizend vierhonderdnegentien euro en twaalf cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van € 8.419,12 (zegge: achtduizend vierhonderdnegentien euro en twaalf cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 77 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2013.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2013.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.762,12 (zegge: duizend zevenhonderdtweeënzestig euro en twaalf cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 3] , te betalen een bedrag van € 1.762,12 (zegge: duizend zevenhonderdtweeënzestig euro en twaalf cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2015.
mr. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wit
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,