ECLI:NL:RBNNE:2015:5662

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
18.730204-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen met betrekking tot een buurvrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De verdachte, bijgestaan door mr. C.W. Flokstra, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing van zijn buurvrouw, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De feiten vonden plaats op 4 juni 2015, toen de medeverdachte de woning van het slachtoffer binnendrong en haar onder bedreiging om geld vroeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereiding van de overval, waaronder het plannen van de actie en het verstrekken van middelen aan de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen betrokken was bij de voorbereiding, maar ook bij de uitvoering van het delict, door de medeverdachte naar de locatie van de overval te brengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als benadeelde partij in het proces was betrokken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de rol van de verdachte in het delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730204-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Flokstra, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 4 juni 2015, omstreeks 06.30 uur, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, te weten een woonark gelegen aan [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, meermalen, in elk geval eenmaal, op de deur van die woonark van [slachtoffer] geklopt en nadat [slachtoffer] de deur had geopend, [slachtoffer] heeft/hebben beetgepakt of vastgegrepen en/of in/tegen gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) [slachtoffer] door die woonark naar de slaapkamer heeft/hebben gesleurd en/of [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of [slachtoffer] daarbij meermalen, in elk geval eenmaal, heeft/hebben toegevoegd: "Overval! Geld, geld!" en/of "Geld! Geld! Ik schiet je dood!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
verdachte op of omstreeks 4 juni 2015, omstreeks 06.30 uur, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, te weten een woonark gelegen aan [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevooroordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
(alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), meermalen, in elk geval eenmaal, op de deur van de woonark van [slachtoffer] geklopt en nadat [slachtoffer] de deur had geopend, [slachtoffer] heeft/hebben beetgepakt of vastgegrepen en/of in/tegen gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) [slachtoffer] door die woonark naar de slaapkamer heeft/hebben gesleurd en/of [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of [slachtoffer] daarbij meermalen, in elk geval eenmaal, heeft/hebben toegevoegd: "Overval! Geld, geld!" en/of "Geld! Geld! Ik schiet je dood!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 4 juni 2015, omstreeks 06.30 uur, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, te weten een woonark gelegen aan [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door [medeverdachte] , althans die dader, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die dader(s) en/of verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, meermalen, in elk geval eenmaal, op de deur van de woonark van [slachtoffer] geklopt en nadat [slachtoffer] de deur had geopend, [slachtoffer] heeft beetgepakt of vastgegrepen en/of in/tegen gezicht/hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) [slachtoffer] door die woonark naar de slaapkamer heeft gesleurd en/of [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en/of [slachtoffer] daarbij meermalen, in elk geval eenmaal, heeft toegevoegd: "Overval! Geld, geld!" en/of "Geld! Geld! Ik schiet je dood!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de maand(en) mei 2015 en/of juni 2015, aldaar en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die dader te informeren, in elk geval te vertellen, dat er bij [slachtoffer] in de woning/woonark (veel) geld zou liggen;
- een plan te beramen om (gezamelijk) de overval te doen;
- via het internet (Google earth) te zoeken, in elk geval te bezien, hoe de situatie (met name voor wat betreft verstop of schuil plekken) rondom de woning/woonark van [slachtoffer] in de woonschepen haven was;
- die dader (donkere) kleding (te weten een (zwarte) jas en/of een bivakmuts) te leveren, in elk geval ter hand te stellen;
- die dader naar (de onmiddellijke nabijheid van) de plaats van het misdrijf te brengen, in elk geval te vervoeren
en/of nadien kleding en/of (andere) voorwerpen gebruikt bij dit misdrijf te vernietigen;
of
[medeverdachte] op of omstreeks 4 juni 2015, omstreeks 06.30 uur, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, te weten een woonark gelegen aan [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door [medeverdachte] , althans die dader, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevooroordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan die dader(s) en/of verdachtes,
meermalen, in elk geval eenmaal, op de deur van de woonark van [slachtoffer] geklopt en nadat [slachtoffer] de deur had geopend, [slachtoffer] heeft beetgepakt of vastgegrepen en/of in/tegen gezicht/hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) [slachtoffer] door die woonark naar de slaapkamer heeft gesleurd en/of [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en/of [slachtoffer] daarbij meermalen, in elk geval eenmaal, heeft toegevoegd: "Overval! Geld, geld!" en/of "Geld! Geld! Ik schiet je dood!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de maand(en) mei 2015 en/of juni 2015, aldaar en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die dader te informeren, in elk geval te vertellen, dat er bij [slachtoffer] in de woning/woonark (veel) geld zou liggen;
- een plan te beramen om (gezamelijk) de overval te doen;
- via het internet (Google earth) te zoeken, in elk geval te bezien, hoe de situatie (met name voor wat betreft verstop of schuil plekken) rondom de woning/woonark van [slachtoffer] in de woonschepen haven was;
- die dader (donkere) kleding (te weten een (zwarte) jas en/of een bivakmuts) te leveren, in elk geval ter hand te stellen;
- die dader naar (de onmiddellijke nabijheid van) de plaats van het misdrijf te brengen, in elk geval te vervoeren
en/of nadien kleding en/of (andere) voorwerpen gebruikt bij dit misdrijf te
vernietigen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: 1. een meldplicht bij de reclassering, 2. elektronisch toezicht, 3. een contactverbod met [slachtoffer] en 4. een locatieverbod voor de plaats waar [slachtoffer] woont met een straal van drie kilometer daaromheen;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2.770,71 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

Bewijsmiddelen
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 september 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 juni 2015 is [slachtoffer] in haar woonark aan [straat] in [pleegplaats] overvallen door [medeverdachte] .
Voorafgaand aan deze overval heeft het volgende plaatsgevonden. [medeverdachte] vertelde mij dat hij schulden had en wel geld kon gebruiken. Ik vertelde hem dat ik wel eens met het idee heb rondgelopen om een overval te plegen. Ik had daarvoor al een bivakmuts aangeschaft. Ik heb deze bivakmuts aan hem laten zien. Deze bivakmuts zat samen met een broek en een jas in een plastic tas onder de bijrijdersstoel van onze werkauto. Ik vertelde aan [medeverdachte] dat ik had gehoord dat er een bedrag tussen de € 200.000,00 en € 300.000,00 bij [slachtoffer] zou liggen. Ik heb voorafgaand aan de overval met [medeverdachte] op Google Earth naar de woonsituatie van [slachtoffer] gekeken. Op 4 juni 2015 heb ik [medeverdachte] opgehaald bij zijn woning. Hij heeft toen zijn fiets achterin mijn auto neergelegd. We zijn vervolgens achter elkaar aan naar de [wijk] gereden. Daar heeft hij zijn auto geparkeerd. Vervolgens heb ik [medeverdachte] afgezet vlakbij de woonboot van [slachtoffer] . De fiets hebben wij toen uit mijn auto gehaald.
Na de overval heb ik via WhatsApp contact gehad met [medeverdachte] . Ik kreeg van hem een app met een duim omlaag. Ik stuurde hem vervolgens een vraagteken, waarop ik van hem een duimpje naar beneden en een euroteken kreeg.
Een dag naar de overval heb ik tijdens het werk de kleding [medeverdachte] tijdens de overval droeg kapot gesneden. Hierna hebben we de kleding in een container gedumpt.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015158193 gesloten op 17 augustus 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer Pl0100-2015158193-1, d.d. 4 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als aangifte van [slachtoffer] :
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord aangeefster
A: Ik woon in een woonboot op [adres] te [pleegplaats] .
V: Wat was het eerste wat u hoorde vanmorgen, 4 juni 2015?
A: Er werd drie keer kort op de deur getikt. Ik draaide het slot van de deur open en in een vloeiende beweging deed ik de deur open. Ik zag een manspersoon staan met een bivakmuts op.
V: Wat werd er gezegd?
A: Het eerste was: “Overval. Geld, geld....” Hij duwde mij naar binnen en hij gaf mij gelijk een klap in mijn gezicht tegen mijn kaak aan.
V: Wat gebeurde er vervolgens?
A: Hij pakte me vast bij mijn pyjama en sleurde me mee naar de slaapkamer. Ik zei: ”Laat me los, laat me los.” Hij gooide me toen op de grond in de slaapkamer. Hij zei weer: ”Geld, geld.” Ik zei: ”Ik heb geen geld, ik zit in de sanering.” Hij zei weer:” Geld, geld. Ik schiet je dood.” Ik had hem toen vast bij zijn broek. De man ging hierna weg.
V: Wanneer heeft hij u geslagen?
A: Eén keer bij de voordeur en ook in de slaapkamer heeft hij me nog een klap in mijn gezicht gegeven, tijdens het geworstel. Dit deed hij terwijl ik op de grond lag.
Ik probeerde overeind te komen en toen kreeg ik een klap tegen mijn borst aan. Als gevolg van deze klappen ligt mijn ondergebit in tweeën en heb ik erg veel pijn aan mijn borst.
V: In het ziekenhuis heeft u het ook over een gordijn gehad. Wat gebeurde daar mee?
A: Ik was zo benauwd. Ik wilde naar het raam toe om hulp te roepen. Ik was met die man in gevecht. Ik heb toen het gordijn voor het raam vandaan getrokken.
V: U heeft ook verwondingen aan uw handen?
A: Ja, drie vingers zijn verbonden. 2 van de vingers hadden “flappen” zeiden ze in het ziekenhuis. 1 van de vingers is genaaid, de andere is met hechtpleisters gedicht.
In mijn gezicht heb ik ook diverse wondjes.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015158193-V01-02, d.d. 18 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte] :
Ik had schulden. Ik sprak hierover met [verdachte] . [verdachte] zei toen tegen mij: ik weet wel wat, ik heb al een jaar een plan in mijn hoofd om aan geld te komen. Tijdens het werk op klus in [plaats 1] kwam dit ter sprake. Dit was ongeveer twee weken voor de daadwerkelijke overval. [verdachte] woont op [straat] in [pleegplaats] tegenover de woning van het slachtoffer. [verdachte] had gehoord dat er veel geld in de woning van het slachtoffer lag. Ik weet niet of [verdachte] toen de naam [slachtoffer] al genoemd had, maar later heeft hij het wel over [slachtoffer] . Tijdens de lunch die dag dat ik met [verdachte] over die overval had gesproken, liet [verdachte] mij een plastic tas zien met daarin een bivakmuts, een broek en een jas. Er zat ook nog een rol grijze ductape in de tas. [verdachte] haalde deze tas onder de bijrijders stoel van de rode Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken] vandaan.
Volgens mij een week later, we waren samen in [plaats 2] aan het werk, komt het plan van [verdachte] weer ter sprake. [verdachte] vertelde mij dat hij een plan had uitgestippeld en vroeg mij om die vrijdag bij hem thuis langs te komen. Ik begreep toen dat wij die vrijdag het plan al uit zouden voeren. Wij zouden vanuit zijn woning naar de woning van het slachtoffer lopen en dan het geld gaan zoeken. Wij hadden bedacht dat wij zouden aanbellen bij de woning van het slachtoffer en als het slachtoffer thuis zou zijn, dan zouden wij haar vast tapen.
Wij zouden beiden een bivakmuts dragen.
Ik ben die vrijdagavond rond half acht bij de woning van [verdachte] , het is dan 29 mei 2015. [verdachte] en ik hebben vanuit de woning van [verdachte] naar de woning van [slachtoffer] gekeken. [slachtoffer] woont tegenover [verdachte] .
Volgens ons was er die avond niemand thuis in de woning van [slachtoffer] . Alles was donker in de woonkamer en [verdachte] zei normaal gesproken als er iemand thuis zou zijn, brand er licht. De weersvoorspellingen waren voor die avond regen en zware onweersbuien en dat kwam ons wel goed uit. Toen zei [verdachte] uit het niets, we kunnen het beter nu niet doen, wij weten niet waar het geld ligt en als we gepakt worden dan zijn mijn kinderen alleen.
Die vrijdag zouden wij de overval samen plegen. Ik had ook een bivakmuts gekocht omdat er in de tas maar een muts zat. Ik ben in mijn auto naar [verdachte] toe gereden. De kol en extra schoenen, een broek en een trui had ik eerder die week al in de werkauto gegooid. Ze zaten in een blauw rugzakje met 'Marne college' erop.
2 of 3juni begon [verdachte] tijdens het werk weer over de overval te praten. Hij kwam toen met het plan om de overval op een vroege ochtend te plegen. [verdachte] zou mij ophalen en daarna naar het werk gaan en de klus afmaken en ik zou de overval plegen, omdat [verdachte] op de woonschepenhaven bekend was. De baas zou dan niet te weten komen dat ik die dag niet aan het werk was geweest. Welke dag was nog niet bekend. Het is dus 4 juni 2015 geworden. 's morgens vroeg zijn er nog weinig mensen op pad. Het idee was dat [verdachte] mij thuis op zou halen. Mijn fiets heb ik bij [verdachte] achter in de rode Volkswagen Caddy gegooid. Ik ben zelf met mijn eigen auto voor [verdachte] uitgereden. Wij zijn naar de [wijk] gereden. Bij zwembad [Naam] heb ik mijn auto geparkeerd. Ik ben bij [verdachte] in de Volkswagen Caddy gestapt en toen zijn wij via de houten brug bij de Ford garage richting het kamp gereden. Wij zijn eerst naar de woning van [verdachte] gereden en daar zijn we gekeerd. Wij zijn toen weer terug gereden richting de splitsing: dit is tussen de woonschepenhaven en de kerk. Er is daar ook een parkeerplaats waar containers staan en vrachtauto’s. Ik heb daar bij de splitsing mijn fiets uit de Caddy gehaald. Ik ben toen richting de containers gefietst en heb daar mijn fiets neer gegooid. [verdachte] is toen weggereden richting de kerk. Dit was tussen kwart over vijf en half zes in de ochtend. Ik droeg die ochtend een blauwe trui met een kol en een zwarte jas. Dit was de jas die [verdachte] in zijn plastic tas had zitten. Ik droeg daarnaast een zwarte broek. Ik had een witte Nike pet op en had zwarte handschoenen aan die ik ook op het werk draag. Ik loop dan vanuit de bosjes de kortste route naar de woning van die vrouw. Ik had die blauwe rugzak met Marne college erop bij mij daar zat de grijze ductape in. Ik had de bivakmuts van [verdachte] bij mij. Die droeg ik op dat moment opgerold onder mijn pet. Ik heb denk ik ongeveer drie kwartier in de bosjes gewacht voordat ik naar de voordeur toe liep. Ik heb aangeklopt. Dan gaat de deur open. Ik had op dat moment geen plan, ik wilde geld. Ik had de tape bij mij om haar handen vast te tapen. Het slachtoffer deed de deur open, ik riep toen 'ik wil geld'. Ik kreeg op dat moment direct een klap in mijn gezicht. Ik stond toen in de hal. Ik wilde mijn rugzak pakken om de tape eruit te halen, maar dat lukte niet. De vrouw pakte mijn tas af, ik wilde de tas weer terug en probeerde de tas weer te pakken. Wij kwamen al worstelend in de slaapkamer terecht. De vrouw liet de tas niet los. Zij begon mij te bijten en ik hoorde dat ze riep kankermongool, kankerlijer, ik heb geen geld, ik zit in de schuldsanering. Ik schreeuwde nogmaals dat ik geld wilde en dan weg zou gaan. Ik wilde mijn tas terug. De vrouw lag op dat moment op de grond op haar buik. Zij draaide haar om en ik heb haar met mijn rechterhand weer terug naar de grond geduwd. Op dat moment liet ze mijn tas los en ben ik de woning uitgerend. Ik ben richting mijn fiets gerend die ik verderop in de bosjes had achtergelaten. Ik ben richting de [wijk] gefietst en toen ben ik onder de brug van de rondweg gestopt en heb ik mijn fiets in het water gegooid. Ik ben toen naar mijn auto gelopen. Toen ik bij mijn auto was heb ik mij omgekleed. De kleding en de schoenen die ik tijdens de overval droeg heb ik los in de kofferbak van mijn auto gegooid. Ik ben in mijn auto gestapt en weggereden.
De volgende dag heb ik de kleding die ik had gedragen tijdens de overval mee naar mijn werk genomen en de blauwe Marne college rugzak. Ik moest die dag in [plaats 2] werken.
[verdachte] heeft de kleding op de steiger kapot gesneden; de pet, de schoenen, de bivakmuts, de handschoenen, de jas de broek en de trui. Het was [verdachte] zijn idee om de kleding kapot te snijden en in de container te gooien. Ik heb de kleding in een afvalbak gegooid die daar in de grond staan.
De dag van de overval heeft [verdachte] mij nog gebeld op mijn mobiele telefoon.
Overweging rechtbank
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het medeplegen van een poging tot –kort gezegd- een diefstal met geweld.
Dat verdachte aangemerkt kan worden als medepleger, kan volgens de officier van justitie volgen uit het feit dat er sprake was van een intensieve samenwerking op de volgende cruciale momenten: 1. bij het ontstaan van het idee, 2. het aangeven van het slachtoffer,
3. het verstrekken van de kleding, 4. het geven van inlichtingen, 5. het afzetten ter plaatse,
6. het meedenken over de wijze van de overval en 7. het versnijden en ontdoen van de kleding.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft op grond van het volgende vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde medeplegen.
Verdachte heeft geen daadwerkelijke rol gehad bij de uitvoering van de overval. In de voorbereidingsfase heeft verdachte weliswaar met de medeverdachte gesproken over een eventuele overval, maar niet met het doel om die overval daadwerkelijk te plegen. Daarnaast heeft hij geen actieve of opzettelijke concrete bijdrage geleverd in de voorbereidingsfase. Wel heeft verdachte de medeverdachte weggebracht en na de overval heeft hij de kleding die de medeverdachte aanhad tijdens de overval vernietigd. Dit is naar de mening van de verdediging te weinig om te kunnen spreken van een wezenlijke bijdrage aan het gepleegde feit: de rol van verdachte is van onvoldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Oordeel rechtbank
Aan verdachte is primair het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld óf het medeplegen van een poging tot afpersing ten laste gelegd.
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat er sprake was van een poging tot afpersing: de medeverdachte is bewust op het moment dat het slachtoffer thuis was de woning binnengedrongen en heeft toen haar getracht te dwingen tot afgifte van geld.
Verdachte heeft een rol gehad bij deze poging tot afpersing. De vraag is of deze rol gekwalificeerd kan worden als medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is er sprake van medeplegen in die gevallen wanneer er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel of er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende omtrent het handelen van verdachte vast.
Verdachte heeft een intensieve rol gehad bij de voorbereiding van de poging tot afpersing: verdachte heeft niet alleen aangegeven dat hij had gehoord dat er een groot geldbedrag bij zijn buurvrouw zou liggen maar heeft ook verschillende plannen met verdachte bedacht hoe zij dit geld in hun bezit zouden kunnen krijgen. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat hij een bivakmuts in zijn bezit had in verband met eerdere plannen om een overval uit te voeren en heeft samen met de medeverdachte de situatie rond de woonark van het slachtoffer bekeken op Google Earth. Ook is er gesproken over een alibi en over de vluchtroute met de fiets.
Verdachte heeft vervolgens de medeverdachte in de buurt van de woonark gebracht, waarna de medeverdachte de poging tot afpersing heeft uitgevoerd.
Na het feit is er telefonisch contact geweest tussen de beide verdachten en is het verdachte geweest die de gebruikte kleding heeft versneden, waarna deze kleding in een container is gedumpt. Deze gebruikte kleding was bovendien deels afkomstig van verdachte.
Op grond van de voorgaande feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte een belangrijke rol heeft gehad in de voorbereiding: hij kende niet alleen het slachtoffer, maar ook de situatie ter plaatse. Door het wegbrengen van de medeverdachte was hij voorts aanwezig op een belangrijk moment en heeft zich niet teruggetrokken ondanks het feit dat het overduidelijk was dat de medeverdachte het plan dat zij samen hadden bedacht ging uitvoeren.
De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte steeds heeft gedacht dat de plannen van de medeverdachte niet serieus waren, omdat het ging om concrete plannen die op verschillende momenten zijn besproken en in de aanwezigheid van verdachte daadwerkelijk voorbereidingen zijn getroffen om de afpersing te plegen.
De rechtbank acht aldus op grond van het voorgaande de rol van verdachte te kwalificeren als medepleger en zal hem hiervoor veroordelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 4 juni 2015, omstreeks 06.30 uur, te [pleegplaats] , in de gemeente Súdwest-Fryslân,
in een woning, te weten een woonark gelegen aan [adres] , aldaar,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevooroordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [slachtoffer] , meermalen, in elk geval eenmaal, op de deur van de woonark van [slachtoffer] geklopt en nadat [slachtoffer] de deur had geopend, [slachtoffer] heeft beetgepakt of vastgegrepen of in het gezicht heeft geslagen en vervolgens [slachtoffer] door die woonark naar de slaapkamer heeft gesleurd en [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en [slachtoffer] daarbij heeft toegevoegd: "Overval! Geld, geld!" en "Geld! Geld! Ik schiet je dood!", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: Poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 7 september 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van zijn buurvrouw. De verdachte heeft samen met de medeverdachte een plan gemaakt om zijn buurvrouw af te persen, omdat hij had gehoord dat daar veel geld zou liggen. Op de dag van de afpersing heeft verdachte de medeverdachte in de buurt van de woonboot van het slachtoffer afgezet. De medeverdachte is hierop naar de woonboot gegaan en is de woonboot binnengedrongen nadat het slachtoffer de deur had open gedaan, omdat de medeverdachte op de deur had geklopt. In de woonboot heeft de medeverdachte door middel van geweld en bedreiging met geweld geprobeerd om het slachtoffer ertoe te bewegen om geld aan hem te geven. Dit laatste is de medeverdachte niet gelukt.
De verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van het slachtoffer. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen geldelijke gewin en daarbij een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat het slachtoffer in haar eigen woning zou moeten hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hier nog lang lichamelijke en psychische klachten van ondervinden. Dat dit ook het onderhavige geval zo is, is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring en het voegingsformulier van het slachtoffer. Hieruit blijkt dat haar vertrouwen in de medemens ernstig is geschaad en zij nog steeds gevoelens van angst ervaart. Met name de omstandigheid dat haar eigen buurman één van de daders is, heeft voor veel angst bij haar gezorgd.
De rechtbank zoekt voor de strafoplegging aansluiting bij het oriëntatiepunt van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) voor een overval in een woning. Het uitgangspunt betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat de afpersing niet is voltooid, maar dat desondanks de impact bij het slachtoffer niet minder is geweest omdat er wel licht geweld is gebruikt.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat de uitvoering door één persoon heeft plaatsgevonden.
Strafverzwarend acht de rechtbank het feit dat het slachtoffer de buurvrouw is van verdachte. Op grond daarvan acht de rechtbank het door de reclassering geadviseerde locatie- en contactverbod voor verdachte een gepaste straf voor deze verdachte. Zij zal daaraan ook de meldplicht bij de reclassering koppelen. De rechtbank zal geen elektronisch toezicht opleggen, omdat zij daartoe geen aanleiding ziet.
De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte volgens het uittreksel van de justitiële documentatie geen relevante documentatie heeft.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de volgende straf. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal zij de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden koppelen, met dien verstande dat het locatieverbod beperkt zal worden tot [straat] . Zij zal niet zoals geëist door de officier van justitie bepalen dat dit locatieverbod geldt voor een straal van drie kilometer om de woning van het slachtoffer, omdat dit de bewegingsvrijheid van verdachte te veel beperkt.

Benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal voorts bepalen dat verdachte wordt veroordeeld tot het betalen van de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich na een schriftelijke uitnodiging daartoe meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden en hierna zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , thans wonende te [adres] te [pleegplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren niet zal bevinden op [straat] te [pleegplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.770,71 (zegge: tweeduizendzevenhonderdenzeventig euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 2.770,71 (zegge: tweeduizendzevenhonderdenzeventig euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 395,71 aan materiële schade en € 2.375,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2015.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
de Wit
locatie Leeuwarden,
de Vries-Haitsma