ECLI:NL:RBNNE:2015:5650

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
4550499 VV EXPL 15-151
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en spoedeisend belang in huurgeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, heeft eiser [A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [B] met als doel ontruiming van een studio die door [B] wordt gehuurd. De procedure is gestart met een dagvaarding op 28 oktober 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 november 2015. De kern van de vordering van [A] is dat [B] de studio moet ontruimen en een bedrag van € 3.850,00 aan huurachterstand moet betalen.

[A] stelt dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen omdat [B] de afgelopen maanden geen huur heeft betaald. [B] heeft echter betwist dat er sprake is van een huurachterstand en heeft aangetoond dat zij in de periode van mei tot en met september 2015 huurbetalingen heeft gedaan. De discussie tussen partijen betreft ook de huurbetalingen die in de periode van 22 augustus 2014 tot 12 mei 2015 zouden zijn gedaan, waarbij [B] stelt dat deze contant zijn voldaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor een huurachterstand en dat [A] daarom geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De vorderingen zijn afgewezen en [A] is veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [B] zijn vastgesteld op € 400,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak worden voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 4550499 \ VV EXPL 15-151
Vonnis in kort geding d.d. 4 december 2015
inzake
[A]
wonende te [woonplaats],
eiser, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats], [adres],
gedaagde hierna [B] te noemen,
gemachtigde mr. C.E. van der Wijk, advocaat te Groningen.

1.PROCESGANG

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 28 oktober 2015;
de mondelinge behandeling d.d. 20 november 2015, waarbij de gemachtigden van partijen onder overlegging van producties het standpunt van hun partijen hebben toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.OVERWEGINGEN

De feiten
2.1.
[A] is op 3 april 2014 eigenaar geworden van het perceel [adres] te [woonplaats].
2.2.
In dat perceel zijn een aantal studio's gesitueerd, die worden verhuurd aan diverse huurders. Een van die huurders is [B].
2.3.
De rechtsvoorganger van [A] heeft aan [B] met ingang van 1 februari 2014 een studio verhuurd op de begane grond aan de achterzijde van het pand. Het betreft hier onzelfstandige woonruimte, omdat geen sprake is van een eigen opgang.
2.4.
Tussen partijen is een kale huurprijs van € 550,00 per maand afgesproken.
2.5.
Nadat [A] het pand heeft gekocht van de voormalige verhuurder heeft [A] ex artikel 7: 226 BW de rechten en verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst met [B] overgenomen.
De vordering
2.6.
[A] heeft gevorderd om [B] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [B] te veroordelen om binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis de door haar gehuurde studio gelegen op de begane grond aan de achterzijde van het pand aan de [adres] te [woonplaats] met het hare en de haren te ontruimen en met overgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan [A] te stellen;
- [B] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [A] te betalen een bedrag van € 3.850,00 ter zake van zeven maanden huurachterstand;
- [B] te veroordelen in de kosten van het geding.
Het verweer
2.7.
[B] heeft allereerst aangegeven dat [A] geen spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. [B] heeft voorts de gestelde huurachterstand van zeven maanden gemotiveerd weersproken. Ze heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [A] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente voor zover de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis worden voldaan.
De beoordeling
2.8.
De kantonrechter zal allereerst beoordelen of [A] in zijn vorderingen ontvankelijk is.
2.9.
In de inleidende dagvaarding heeft [A] gesteld dat het spoedeisend belang bij zijn vorderingen erin gelegen is dat [B] de afgelopen maanden helemaal niets aan huur heeft betaald. [B] heeft echter aan de hand van door haar in het geding gebrachte producties aangetoond dat door haar zes betalingen van huur zijn gedaan in de periode mei 2015 tot en met september 2015. [A] heeft ter zitting erkend dat hij deze betalingen inderdaad heeft ontvangen. Tussen partijen is in debat gebleven of in de periode tussen 22 augustus 2014 en 12 mei 2015 de huur door [B] is betaald. [B] heeft gemotiveerd aangevoerd dat in die periode door haar de huur contant is voldaan. [A] heeft ter zitting aangegeven dat hij inderdaad heeft gevraagd om de huur contant te betalen, vanwege problemen met zijn bank, zij het dat volgens [A] hij slechts eenmaal daarom heeft gevraagd.
2.10.
Desgevraagd heeft [A] aangegeven dat de spoedeisendheid ligt in de door hem ervaren frustratie dat [B] in zijn ogen een huurachterstand heeft opgelopen. [B] heeft aangegeven dat zij belang heeft bij de door haar gehuurde woonruimte nu het voor haar niet eenvoudig zal zijn om geschikte vervangende woonruimte in Groningen te vinden, te meer niet nu zij twee katten heeft, die niet overal welkom zijn.
2.11.
Omdat zonder nader onderzoek naar de feiten niet kan worden vastgesteld of er wel of niet sprake is van een huurachterstand, voor welk onderzoek geen plaats is in deze kort gedingprocedure, is de kantonrechter van oordeel dat [A] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vorderingen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
2.12.
[A] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [B] worden vastgesteld op € 400,00 voor salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente voor zover de proceskosten niet worden voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

3.BESLISSING

De kantonrechter:
recht doende in kort geding
3.1.
wijst de vorderingen van [A] af,
3.2.
veroordeelt [A] in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak begroot op € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente voor zover de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis worden betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann, kantonrechter, en op 4 december 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: M.F.
coll: wj