ECLI:NL:RBNNE:2015:5614

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
C/17/120432 / HA ZA 12-183
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaring inzake dekking verzekeringspolis voor vervoersovereenkomst

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap TRANSPORTBEMIDDELING DE VRIES BEETGUM B.V. (hierna: JDV) en de naamloze vennootschap AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V. (hierna: Amlin) over de dekking van een verzekeringspolis. JDV vorderde vrijwaring van Amlin in verband met een schadeclaim die was ingediend door Reukema Blocq & Maneschijn B.V. (RDM). De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 26 maart 2014 geoordeeld dat JDV als vervoerder optrad en niet enkel als expediteur, wat leidde tot de vraag of de verzekeringspolis dekking bood voor deze hoedanigheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringspolissen die door Amlin aan JDV zijn verstrekt, de hoedanigheden van expediteur, vervoerder, papieren vervoerder en op- en overslagbedrijf dekken. JDV mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat zij verzekerd was voor deze hoedanigheden, inclusief die van vervoerder. Amlin heeft echter betoogd dat de dekking beperkt was tot de hoedanigheid van expediteur, met een zogenaamde 'parapludekking' voor de hoedanigheid van vervoerder. De rechtbank heeft Amlin toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling van JDV dat de polis ook dekking bood voor de hoedanigheid van vervoerder.

Na het horen van getuigen heeft de rechtbank geconcludeerd dat Amlin niet is geslaagd in het ontzenuwen van de voorshands bewezen stelling van JDV. De rechtbank oordeelde dat de polis in beginsel dekking biedt voor JDV in haar hoedanigheid van vervoerder. Amlin's verweer dat JDV aanvankelijk als expediteur contracteerde en later haar standpunt wijzigde, werd verworpen. De rechtbank heeft Amlin veroordeeld tot volledige vrijwaring van JDV en de kosten van het geding in vrijwaring toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/120432 / HA ZA 12-183
Vonnis in vrijwaring van 2 december 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSPORTBEMIDDELING DE VRIES BEETGUM B.V.,
gevestigd te Beetgum,
eiseres,
advocaat: mr. M.R. Gans te Groningen,
tegen
de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
procesadvocaat: mr. R.S. van der Spek,
behandelend advocaat: mr. R. de Haan te Rotterdam.
Partijen zullen hierna JDV en Amlin genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 maart 2014;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 mei 2014;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 september 2014;
  • het proces-verbaal van contra-enquête van 26 maart 2015;
  • de conclusie na getuigenverhoor;
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt hier over en volhardt in hetgeen zij in haar tussenvonnis van 26 maart 2014 (hierna: het tussenvonnis) heeft overwogen en beslist.
2.2.
Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat JDV en RDM (Reukema Blocq & Maneschijn B.V., eiseres in de hoofdzaak) er vanuit mochten gaan dat JDV als vervoerder optrad en niet (slechts) als expediteur, zodat de rechtbank bij de verdere beoordeling van het geschil zou uitgaan van het bestaan van een vervoersovereenkomst tussen JDV en RDM ter zake van de ladingen koperschroot.
2.3.
Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat de door Amlin aan JDV verstrekte verzekeringspolissen - gelet op de daarin gebruikte bewoordingen - aldus dienen te worden uitgelegd dat deze de hoedanigheden van (i) expediteur, (ii) vervoerder, (iii) papieren vervoerder en (iv) op- en overslagbedrijf dekken. Gelet op deze expliciet in de verzekeringsvoorwaarden vermelde hoedanigheden mocht JDV er naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs van uitgaan dat
al deze hoedanighedenverzekerd waren van dekking. Dus ook, uitdrukkelijk, de hoedanigheid van (papieren) vervoerder. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat, indien Amlin deze dekking slechts had willen beperken tot die van expediteur, met de door haar gestelde - subsidiaire - parapludekking, het voor de hand had gelegen dat van die (wezenlijke) beperking in de bewoordingen van de verzekeringspolissen expliciet melding was gemaakt, hetgeen niet het geval is. Ook is niet gebleken dat Amlin JDV anderszins omtrent de door haar gestelde beperkte dekking van de verzekeringspolissen heeft geïnformeerd. Eventuele onduidelijkheden in de bewoordingen van de verzekeringspolissen dienen voor rekening en risico te komen van de professionele partij die deze polissen heeft opgesteld en verstrekt, in casu is dat Amlin.
Gelet hierop heeft de rechtbank de stelling van JDV dat de verzekeringspolis ten tijde van het schadevoorval óók dekking bood aan JDV in haar hoedanigheid van vervoerder voorshands bewezen geacht. Nu Amlin evenwel een andere uitleg van de verzekeringspolis verdedigt en gemotiveerd heeft gesteld dat (partijen zijn overeengekomen dat) de verzekeringspolis slechts dekking biedt aan JDV voor zover zij heeft gecontracteerd in de hoedanigheid van expediteur en niet in de hoedanigheid van vervoerder, heeft de rechtbank Amlin toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling van JDV dat de verzekeringspolis ten tijde van het schadevoorval óók dekking aan JDV bood in haar hoedanigheid van vervoerder.
2.4.
Amlin heeft vier getuigen doen horen, te weten [getuige 1] , Senior Underwriter Carlo Liability, in dienst van Amlin en betrokken bij de premieherberekening in 2010/2011 (zie r.o. 2.12. tussenvonnis), [getuige 2] , Claims Handler Marine, in dienst bij Amlin en verantwoordelijk voor (onder meer) de afhandeling van de schadeclaim van RBM jegens JDV, [getuige 3] , directeur van JDV, en [getuige 4] , voormalig accountmanager bij Friesland Bank Assurantiën (FBA) van (onder meer ) JDV. JDV is volgens de verklaring van [getuige 4] rond 2008/2009 overgestapt naar FBA als assurantietussenpersoon.
2.5.
JDV heeft in tegenverhoor één getuige doen horen, [getuige 5] , assurantietussenpersoon en als zodanig betrokken geweest bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst tussen (de rechtsvoorgangster van) Amlin en JDV in 1999. [getuige 5] was toen (mede) eigenaar van De Hakenberg Adviesgroep. Het betreffende polisblad, gedateerd 26 februari 1999, is aan het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 5] gehecht. Het is afgedrukt op briefpapier van De Hakenberg Adviesgroep en gericht aan assurantiekantoor Invertra B.V., [contactpersoon Inventra] . Dit polisblad vermeldt als verzekerde hoedanigheid:
"Expediteur, (papieren) vervoerder, Op- en Overslagbedrijf, en/of welke hoedanigheid dan ook verband houdende met het door Verzekerde uitgeoefende bedrijf, al dan niet in de statuten omschreven."
2.6.
Amlin heeft, zowel in haar processtukken voorafgaand aan het tussenvonnis als in haar conclusie na getuigenverhoor, aangevoerd dat de polis geen dekking biedt in geval van bewust door de verzekerde contracteren als vervoerder omdat geen sprake is van een gelijkwaardige dekking (zowel als expediteur als vervoerder) maar slechts van een zogenaamde "parapludekking". Die houdt in dat de dekking van JDV onder de polis beperkt is tot aansprakelijkheid in haar hoedanigheid van expediteur en dat er daarnaast slechts dekking is in de hoedanigheid van (papieren) vervoerder in het geval JDV wel heeft gecontracteerd als expediteur, maar de rechter oordeelt dat JDV desalniettemin als (papieren) vervoerder dient te worden beschouwd. Deze uitleg is, aldus Amlin, gebruikelijk in de markt, volgt bovendien uit de wijze van beschrijving van de dekking op het polisblad alsmede uit de wijze van premieberekening en was ook de bedoeling van partijen bij de tot stand koming en verlenging van de verzekeringsovereenkomst. Ter onderbouwing van deze wijze van uitleg heeft Amlin verwezen naar de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Uit de verklaring van [getuige 4] volgt volgens Amlin dat [getuige 4] deze wijze van uitleg bevestigt en uit de verklaring van [getuige 3] volgt dat ook [getuige 3] dit zo heeft begrepen, gezien zijn verzoek om premieaanpassing (zie r.o. 2.12 tussenvonnis).
2.7.
Bij de beoordeling van de vraag of Amlin is geslaagd in het door haar te leveren tegenbewijs stelt de rechtbank voorop dat daartoe volstaat dat hetgeen voorshands bewezen is geoordeeld, door het tegenbewijs wordt ontzenuwd.
2.8.
De rechtbank overweegt dat [getuige 1] verklaart dat de vermelding van (papieren) vervoerder op het polisblad slechts is bedoeld als
"back-up voor het geval een expediteur zijn werk niet goed doet waardoor een rechter oordeelt dat hij als papieren vervoerder wordt aangemerkt",
waarna [getuige 1] toelicht dat hij daarmee de situatie bedoelt
"dat een expediteur de stukken niet goed invult of er gebeurt iets anders waardoor hij toch als papieren vervoerder wordt aangemerkt. De expediteur moet echter wel als expediteur contracteren".
[getuige 1] verklaart tevens:
"Als je de omschrijving op de polis zo leest kan ik mij voorstellen dat je deze uitleg er niet zo in leest. Maar ik heb nooit meegemaakt dat dit door een makelaar anders wordt geïnterpreteerd, de uitleg zoals ik die zojuist gegeven heb staat nergens anders in de polis of in de voorwaarden beschreven. Voor zover ik heb gezien in andere polissen van concurrenten (…) is dit een gebruikelijke wijze van omschrijven. Het is ook gebruikelijk om op deze manier zo'n back up op te schrijven, ik heb het zo geleerd. Bij mijn weten interpreteert de markt de omschrijving ook zo."
Voor wat betreft de wijze van premiecalculatie en de gang van zaken rondom de premieaanpassing verklaart [getuige 1] :
"Een collega (…) had een mailtje ontvangen met vragen (…) De klant vroeg of de premie wel klopte omdat het idee was dat de premie te hoog was, dat er dubbel verzekerd was en daarom een dubbele premie berekend werd. (…) Ik had om die splitsing gevraagd aan [getuige 4] van Friesland Bank omdat [getuige 3] de totale omzet had doorgegeven voor de premie berekening terwijl het volgens mij om de marge moest gaan. Het gaat er om wat de omzet van de expediteur is en niet wat de omzet van de vervoerder is. De verkeerde berekening is door mij geconstateerd, ik ben daarachter gekomen. (…) Bij de herberekening van de premie is de premie voet gelijk gebleven (dat is het tarief wat je over de omzet berekend) maar er is teveel betaald omdat de gehanteerde omzet te hoog was. De wijziging heeft dus niet geleid tot een inhoudelijke aanpassing van de polis. De polis was al bedoeld als een expediteurspolis, daar is niets aan veranderd. (…) Ik heb de reden voor de aanpassing van de premie besproken met [getuige 4] van de Friesland bank. Ik heb hem gezegd dat aan een expediteur een andere premie hangt dan aan een vervoerder namelijk een berekening aan de hand van omzet ipv tonnage. Ik heb dit telefonisch zo besproken met [getuige 4] en wat ik mij daarvan herinner wist [getuige 4] dit al en was het voor hem bekend. Wij hebben meerdere soortgelijke polissen lopen via Friesland bank dus Friesland bank moet de materie kennen."
2.9.
Ook [getuige 2] verklaart dat sprake is van een vangnet dekking voor het geval een rechter, na door de verzekeraar namens de verzekerde gevoerd verweer dat sprake is van expeditie, toch oordeelt dat sprake is van vervoer. Daar biedt de polis dan dekking voor. Dit is volgens [getuige 2] gebruikelijk in de markt. [getuige 2] verklaart tevens dat dit uit de vermelding van de verzekerde hoedanigheid/activiteit op de polisbladen volgt (zie r.o. 2.5. en 2.6. tussenvonnis):
"(...) toont mij 3 polis bladen (…). Hij vraagt mij (…) wat de hoedanigheid/activiteit is van de verzekerde. Dat antwoord is voor mij heel helder: expediteur. Dat staat namelijk bovenaan, als eerste. De overige vermeldingen (papieren vervoerder en op- en overslagbedrijf) hebben te maken met het feit dat een van de risico's van een expediteur is dat hij zich niet juist contracteert en daardoor door een Nederlandse of buitenlandse rechter ook als vervoerder wordt gezien. (…) Volgens mij staat die opsomming alleen zo op de polis en niet ook in andere verzekeringsstukken. (…) toont mij (…)[rb: een verzekeringsbevestiging]
en ik zie dat daar ook meerdere hoedanigheden opgesomd staan onder het kopje "verzekerd belang" en concludeer daaruit dat die opsomming kennelijk wel in andere stukken staat."
Voor wat betreft de wijze van premiesamenstelling verklaart [getuige 2] :
"Bij een vervoerder is sprake van tonnage. Uit productie B bij de dagvaarding blijkt dat de premie berekend wordt over de vrachtpenningen. Dat is de commissie, oftewel de omzet van de expediteur. Alleen daarover wordt de premie berekend. Dat is dus minder dan bij een vervoerder. Dat gaat over tonnage."
2.10.
[getuige 4] bevestigt dat de benaming "parapludekking" wordt gebruikt voor het geval er onder de polis dekking is als expediteur maar de rechter in een bepaald geval oordeelt dat sprake is van vervoer, in welk geval de polis dan ook dekking biedt. De volgorde van de vermelding van de benamingen op het polisblad is daarvoor volgens hem evenwel niet relevant.
"Op het polisblad staat als eerste regel in mijn herinnering een dekking als expediteur en daaronder staat (papieren) vervoerder. Op uw vraag of die volgorde van betekenis is antwoord ik dat dat volgens mij niet zo is. Het gaat erom dat er dekking is als expediteur maar dat als een rechter vindt dat er sprake is van vervoer dat er dan ook dekking is onder de polis. Of als een vervoerder is ingeschakeld die niet verzekerd blijkt te zijn. Wij noemen dat paraplu dekking, althans dat is het woord wat wij daar bij FBA voor gebruikten. Dat staat niet als zodanig op de polis. JDV was voor mij primair expediteur, dat was mjn beeld. Ik weet niet of dat juist is, het is wel het beeld wat ik nog steeds heb. Daar bood de polis dekking voor. Daaronder was er ook dekking voor vervoer, bijvoorbeeld als er een geschil ontstaat over wat je hebt gedaan. (…)
Als er een discussie komt met de lading belanghebbende over de schade en de rechter beslist dat er sprake is van vervoer dan zou de polis daar dekking voor moeten bieden."
Over zijn contact met [getuige 3] verklaart hij:
"Ik heb de term parapludekking vrijwel zeker gebruikt in mijn gesprekken met [getuige 3] . Binnen FBA kwam een parapludekking ongetwijfeld vaker voor maar niet in mijn eigen portefeuille. Het merendeel van mijn transportklanten was echte transportbedrijven die alleen zelf reden (…). Daar speelt dit probleem dus niet maar bij collega's van mij vast wel."
Over de wijze van premiecalculatie en de gang van zaken rond de premieaanpassing verklaart [getuige 4] :
"Op enig moment, ik weet niet meer wanneer, bracht [getuige 3] het punt op van de premie die hij betaalde. Hij vond dat hij dubbele premie betaalde omdat hij zowel voor JDV betaalde over de omzet als voor de andere vennootschappen. Ik was dit wel met hem eens. Ik vond dat hij een punt had en heb toegezegd om dit met de verzekeraar te bespreken. (…) Een collega van mij (…) heeft (…) toen contact gehad met (…) Amlin. (…) In mijn herinnering heb ik niet zelf met Amlin gesproken. (…). Wat ik mij nog wel herinner is dat het heeft geleid tot een substantiële verlaging van de premie voor [getuige 3] . (…) U vraagt mij of ik nog weet op welke basis de premie is aangepast. Dat weet ik ook niet meer het kan zijn dat het percentage is verlaagd maar het kan ook zijn dat de grondslag is veranderd. Bijvoorbeeld omdat i.p.v. de volledige omzet later de omzet van JDV minus de omzet van derden de grondslag werd. Nu ik er zo over praat staat mij bij dat de wijziging waarschijnlijk inderdaad verband hield met een wijze van berekenen van de omzet maar zeker weten doe ik dat niet meer."
2.11.
Daarnaast is er de verklaring van [getuige 5] , die als assurantietussenpersoon betrokken is geweest bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst tussen (de rechtsvoorgangster van) Amlin en JDV in 1999. [getuige 5] verklaart, voor zover hier van belang:
"Ik ken de heer [getuige 3] omdat ik voor hem als verzekerde een polis heb opgesteld voor (…) JDV. Ik heb zelf de polis opgesteld en daarbij ingevuld wat de verzekerde hoedanigheid was. Ik toon u de bewuste polis, gedateerd 26 februari 1999 (…). De polis vermeldt als verzekerde hoedanigheid onder meer: expediteur en (papieren vervoerder).
(…) Het is gebruikelijk in de branche om de omschrijving van de verzekerde hoedanigheid zo ruim mogelijk te maken. Dit omdat de praktijk heeft geleerd dat in de jurisprudentie een expediteur gauw als vervoerder wordt aangemerkt. Het is mijn taak om te zorgen dat de verzekerde dekking heeft en daarom omschrijf ik de hoedanigheid zo uitgebreid mogelijk. Op de vraag of er sprake is van gelijkwaardige posities of dat er primair dekking is als expediteur met daarnaast een dekking als vervoerder in noodgevallen, antwoord ik als volgt. In feit is wel sprake van een noodgeval als een expediteur door een rechter wordt aangemerkt als vervoerder maar om die reden is er dus juist sprake van een dekking op basis van gelijkwaardige posities. Dat laatste is nodig vanwege de uitleg die in de praktijk aan een bepaalde gang van zaken wordt gegeven. Vanwege de naam van het bedrijf JDV zou je er van uitgaan dat JDV alleen bemiddelt en dus expediteur is, maar als ik mijn klant niet behoed voor gevallen waarin de rechter oordeelt dat er geen sprake is van expeditie maar van vervoer doe ik mijn werk niet goed. In onze markt, en daarmee bedoel ik de assurantiebeurs, wordt zo'n omschrijving in de polis gezien als gelijkwaardige posities. Daar heb ik geen twijfel over. Ik heb gelezen in de getuigenverklaringen dat Amlin daar anders over denkt en dat vind ik raar. Ook Amlin weet hoe dit in de praktijk werkt."
(…) Als een opdrachtgever aan JDV zegt dat JDV als vervoerder of papieren vervoerder dient op te treden voor een bepaalde opdracht en niet als expediteur, dan heeft dat geen effect op de dekking onder de polis. Dan biedt de polis dekking op basis van de gebruikelijke vervoerscondities.
2.12.
[getuige 3] heeft ten aanzien van de totstandkoming van de polis en de wijze van premiecalculatie onder meer verklaard:
"Ik ben zelf betrokken geweest bij de totstandkoming van de verzekeringen voor JDV en de twee daaraan gelieerde bedrijven. Voor de andere twee bedrijven liep al een dekking via mijn toenmalige tussenpersoon Inventra (…). Mijn contactpersoon daar was [contactpersoon Inventra] . Ik wilde een dekking voor alle risico's, juist om wrijvingen te voorkomen zoals nu ontstaan in deze procedure. Ik ging JDV op richten en heb aan [contactpersoon Inventra] uitgelegd hoe ik het werk ging verdelen over de drie vennootschappen. [contactpersoon Inventra] heeft daar toen de dekking en de polis bij gezocht. (…)
Op de vraag of er toen ook is gesproken over de premie en de berekeningswijze daarvan antwoord ik dat daar vast wel over gesproken is maar dat ik mij dat niet meer herinner. Ik weet dat er door de vorige getuigen is gesproken over het verschil in opgave van omzet en tonnage. Ik merk daarom op dat wij niet alleen voor JDV maar ook voor de gelieerde B.V.'s altijd de bruto omzet hebben doorgegeven. Ik zou ook eerlijk gezegd niet goed weten hoe ik aan de gegevens moet komen om tonnage door te geven. Dat houden wij niet zo bij."
Ten aanzien van de gang van zaken rondom de premieaanpassing heeft [getuige 3] verklaard:
"Een paar jaar terug, in mijn herinnering zo eind 2010 maar precies weet ik het niet meer, kwam [getuige 4] weer eens bij ons langs. Hij kwam geregeld langs maar die keer besprak ik met hem het feit dat ik in mijn beleving dubbele premie betaalde. Ik moest namelijk voor JDV de bruto omzet doorgeven voor de berekening van de premie, maar ik moest ook de bruto omzet doorgeven van de twee geliëerde B.V.'s. (…) Maar in de bruto omzet van JDV zat ook al de omzet van die B.V.'s. Ik vroeg [getuige 4] of ze dan ook dubbel zouden uitkeren? [getuige 4] zou het uitzoeken. Naar aanleiding van dit gesprek heb ik de omzetten (…) uitgedraaid en doorgegeven, althans de laatste pagina daarvan waar de omzetgetallen opstaan. Daar staan ook de marges op. (…) toen kwam FBA bij mij retour met de mededeling dat de verzekeraar een restitutie op de premie zou geven. In mijn herinnering is er in die tijd niet gesproken over wijzigingen in de dekking of iets dergelijks.
Vanaf het begin van de verzekering (dus toen ik nog bij Invertra zat) was er sprake van een volledige dekking onder de polis als (papieren) vervoerder en in sommige gevallen als expediteur. In die dekking is geen wijziging gekomen met de aanpassing van de premie, althans daar is met mij niet over gesproken."
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat de uit de verklaringen niet, althans niet voldoende eenduidig, naar voren komt dat de wijze van omschrijving van de dekking op het polisblad voor insiders in de verzekeringsbranche ('de markt') voor geen andere uitleg vatbaar is dan als een 'parapludekking'. Deze interpretatie van de dekking wordt weliswaar met grote stelligheid verklaard door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , maar die zijn beiden in dienst van Amlin en als zodanig dus niet (geheel) onafhankelijk. De rechtbank acht deze verklaringen daarmee van onvoldoende gewicht. [getuige 4] verklaart eveneens dat de omschrijving van de dekking dient te worden gezien als een parapludekking, maar daar tegenover staat de verklaring van [getuige 5] die met minstens zo grote stelligheid als de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] het tegendeel verklaart, te weten dat bij omschrijving van de dekking zoals in de polis van JDV sprake is van gelijkwaardige posities en dat dit zonder twijfel ook zo wordt gezien in de assurantiewereld. Nu zowel [getuige 4] als [getuige 5] actief is in de assurantiewereld als assurantietussenpersoon/makelaar, zonder bekende directe betrokkenheid bij het onderhavige geschil, trekt de rechtbank uit deze verklaringen de conclusie dat over de interpretatie van de wijze van omschrijving van de dekking kennelijk geen eenduidigheid bestaat in de branche. Dit argument van Amlin is daarmee verworpen.
2.14.
Terzake van de wijze van beschrijving van de dekking op het polisblad en de wijze van premieberekening geldt dat [getuige 1] weliswaar verklaart dat de vermelding van (papieren) vervoerder slechts een vermelding van een "back-up" is, maar [getuige 1] bevestigt tevens dat dit een wijze van uitleg is die niet als zodanig uit de tekst is op te maken. [getuige 2] verklaart dat de vangnetdekking volgt uit het feit dat de dekking voor de hoedanigheid van 'expediteur' als eerste vermeld staat, maar legt daarbij ook nadruk op het feit dat de overige dekkingshoedanigheden alléén op de polis zouden staan, hetgeen onjuist is, zo moest hij erkennen toen hij andere stukken onder ogen kreeg. Volgens [getuige 4] is die volgorde nu juist van geen enkele importantie, maar is desalniettemin (slechts) sprake van een parapludekking. Ook [getuige 4] erkent desgevraagd dat zijn wijze van interpretatie van de dekking niet uit de tekst van de polis volgt. Over de wijze van premieberekening zijn de getuigen niet heel expliciet en/of eenduidig en in ieder geval volgt daaruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat door de enkele hantering van de omzetnorm voor de berekening van de premie alleen maar sprake kan zijn van de door Amlin gestelde parapludekking.
2.15.
Daarmee resteert het beroep van Amlin op de bedoeling van partijen. Zowel bij de totstandkoming als bij de verlenging van de verzekeringsovereenkomst zou, zo heeft Amlin aangevoerd, de bedoeling van partijen zijn geweest om (alleen) dekking te bieden in de hoedanigheid van expediteur, met slechts een uitzondering voor het geval een rechter een overeenkomst desalniettemin anders zou kwalificeren. Voor wat betreft de gang van zaken rond de verlengingen heeft Amlin erkend dat er daarbij geen wijziging in de dekking heeft plaats gevonden. Het gaat er dus om wat de bedoeling van partijen was bij het aangaan van de oorspronkelijke verzekeringsovereenkomst tussen (de rechtsvoorgangster van) Amlin en JDV. Voor wat betreft de wijze van tot stand koming heeft [getuige 5] - die naast [getuige 3] de enige getuige is die iets kan verklaren over de gang van zaken rond de tot stand koming van de polis - juist het tegenoverstelde verklaard van wat Amlin heeft aangevoerd. [getuige 5] heeft met stelligheid verklaard dat wel degelijk sprake is van gelijkwaardige posities voor wat betreft de diverse verzekerde hoedanigheden. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij het bij uitstek zag als zijn taak als assurantieadviseur om er voor zorg te dragen dat zijn klant (in casu: JDV) ook daadwerkelijk dekking zou hebben in de diverse hoedanigheden, juist omdat er in de praktijk snel discussie ontstaat over de verzekerde hoedanigheid. Ook [getuige 3] heeft verklaard dat hij bij het aangaan van de verzekering heeft aangegeven dat hij dekking wilde voor alle risico's, om wrijvingen te voorkomen. De rechtbank oordeelt dat uit de verklaringen van de direct betrokkenen bij de tot stand koming van de oorspronkelijke polis volgt dat het de bedoeling was om dekking te bieden voor zowel de hoedanigheid van expediteur als voor de andere hoedanigheden die op het polisblad staan vermeld. Van een wijziging van de verzekerde hoedanigheid nadien is voorts geen sprake, zo heeft ook Amlin erkend.
2.16.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Amlin niet is geslaagd in het ontzenuwen van hetgeen voorshands door de rechtbank als bewezen is geoordeeld. Daaruit volgt dat in beginsel sprake is van een dekking van JDV onder de polis .
2.17.
Amlin heeft subsidiair een beroep gedaan op artikel 6:248 lid 2 BW, stellende dat het beroep van JDV op de polis naar maatstaven van redelijk en billijkheid onaanvaardbaar is nu JDV zich aanvankelijk op het standpunt heeft gesteld dat zij als expediteur contracteerde en pas later, mogelijk door commerciële druk, het standpunt heeft ingenomen dat zij als vervoerder heeft gecontracteerd met als enkele reden om de financiële gevolgen van het verlies van de lading op Amlin af te kunnen wentelen. JDV heeft betwist dat zij aanvankelijk het standpunt heeft ingenomen dat zij expediteur was, volgens haar is zij door RBM van meet af aan aangesproken als vervoerder en heeft zij de schade ook als zodanig aangemeld bij Amlin. De rechtbank overweegt dat zij in haar tussenvonnis, aan de hand van de feiten en de weging daarvan, heeft geoordeeld dat de overeenkomst tussen RBM en JDV dient te worden aangemerkt als een (papieren) vervoersovereenkomst. Dit brengt mee dat op basis van de verzekeringsovereenkomst aanspraak kan worden gemaakt op de overeengekomen dekking. Dat deze contractuele aanspraak onaanvaardbaar zou zijn is door Amlin onvoldoende onderbouwd. Evenmin is sprake van benadeling van de belangen van Amlin, nu geen sprake is van een tegen beter weten in door JDV proberen om alsnog verzekeringsdekking te bewerkstellingen, zoals door Amlin meer subsidiair is aangevoerd. Het verweer van Amlin dat er geen dekking onder de polis is omdat het vervoer op illegale wijze, namelijk zonder vergunning heeft plaatsgevonden, is door JDV gemotiveerd bestreden met de stelling dat Terpstra Transport de benodigde vergunningen had en door Amlin vervolgens niet nader onderbouwd, zodat dit verweer eveneens zal worden verworpen.
2.18.
De vordering van JDV tot veroordeling van Amlin om JDV ter zake van al hetgeen in de hoofdzaak is toegewezen, volledig te vrijwaren en aan JDV te betalen al hetgeen waartoe JDV in de hoofdzaak is veroordeeld, ligt daarmee voor toewijzing gereed. Deze vordering van JDV omvat tevens de veroordeling van Amlin tot vergoeding van de proceskosten in de hoofdzaak.
2.19.
Amlin heeft, met een beroep op het restitutierisico, verzocht om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren danwel om JDV passende zekerheid te doen stellen indien JDV het vonnis zou willen executeren ondanks een tegen een toewijzend vonnis in te stellen hoger beroep. Dit verzoek zal worden afgewezen nu uit de aard van de veroordeling volgt dat JDV geacht kan worden belang te hebben bij een uitvoerbaarheid bij voorraad terwijl voorts het vonnis in de hoofdzaak reeds dateert van maart 2014 en een restitutierisico (in abstracto) onvoldoende aanleiding is om zekerheid te doen stellen terwijl van enig concreet restitutierisico niet is gebleken.
2.20.
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten op basis van het Rapport Voorwerk II zal worden afgewezen nu JDV geen onderbouwing heeft gegeven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan JDV vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
2.21.
Amlin zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in vrijwaring worden veroordeeld.
De kosten worden aan de zijde van JDV vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 82,17
- getuige-taxe € 1.270,00
- salaris advocaat € 16.770,00 (6,5 pnt, tarief VII)
---------------
totaal € 18.122,17.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Amlin om JDV volledig te vrijwaren terzake van al hetgeen in de hoofdzaak is toegewezen en om aan JDV te betalen al hetgeen waartoe JDV in de hoofdzaak is veroordeeld;
3.2.
veroordeelt Amlin in de kosten van het geding in vrijwaring, aan de zijde van JDV tot op heden vastgesteld op € 18.122,17;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay, mr. J.E. Biesma en mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015. [1]

Voetnoten

1.conc.:591