ECLI:NL:RBNNE:2015:5480

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
18.820258-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een veelpleger na meerdere vermogensdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veelpleger, die werd beschuldigd van een zestal vermogensdelicten. De verdachte, een 30-jarige vrouw, was ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.P. Eckert. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en opzetheling, waarbij de verdachte in de afgelopen jaren al meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, alsook de andere ten laste gelegde feiten, zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers in aanmerking genomen.

De officier van justitie had gevorderd om de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen, gezien de recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, onder verwijzing naar het reclasseringsrapport dat aangaf dat eerdere hulpverleningstrajecten niet hadden geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de maatschappij te beveiligen en de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak voor een gestructureerde behandeling. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, en de bijzondere voorwaarden met betrekking tot klinische behandeling opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/820258-15 + 18/820315-14 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 09 juli 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit een kerkgebouw aan de [adres 1] , heeft weggenomen een of meer portemonnees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 09 juli 2015 te [pleegplaats] , althans in Nederland, een aantal pasjes
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die pasjes wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
zij op of omstreeks 19 april 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening, in/uit een woning aan [adres 2] , heeft
weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
3.
zij in of omstreeks de periode van 31 maart 2015 t/m 1 april 2015 te [pleegplaats]
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit een woning aan [adres 3] , heeft weggenomen een armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
zij op of omstreeks 26 maart 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit een [pand] , heeft weggenomen een telefoon, Apple Iphone 4, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] .
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat hoewel er wettig bewijs aanwezig is, de overtuiging ontbreekt dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte dient derhalve hiervan vrijgesproken te worden.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen waarbij hij ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde het standpunt van de officier van justitie heeft onderschreven.
Beoordeling van het bewijs
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd. De door verdachte gestelde alternatieve toedracht dat niet zij maar een kennis van haar, die samen met verdachte op de plaats delict aanwezig was, de diefstal heeft gepleegd, is mogelijk.
Verdachte zal derhalve van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank past met betrekking tot het overige ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van dossier nr. PL0100-2015199392 d.d. 13 juli 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 22 april 2015, opgenomen op pagina 57 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2015, opgenomen op pagina 52 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2015, opgenomen op pagina 32 e.v. van dossier nr. PL0100-2015094420 d.d. 3 april 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. subsidiair
Zij op 9 juli 2015 te [pleegplaats] een aantal pasjes voorhanden heeft gehad, terwijl zij
ten tijde van het voorhanden krijgen van die pasjes wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2.
Zij op 19 april 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning aan [adres 2] , heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3] .
3.
Zij in de periode van 31 maart 2015 t/m 1 april 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning aan [adres 3] , heeft weggenomen een armband, toebehorende aan [slachtoffer 4] .
4.
Zij op 26 maart 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een [pand] , heeft weggenomen een telefoon, Apple Iphone 4,
toebehorende aan [slachtoffer 5] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: opzetheling
diefstal
diefstal
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Oplegging maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelstelmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de veroordelingen van verdachte in de afgelopen jaren en het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep haar er kennelijk niet van hebben kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 15 september 2015 blijkt dat diverse eerder ingezette hulpverleningstrajecten niet hebben geleid tot gedragsverandering bij verdachte.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan en met de reclassering is de officier van justitie van mening dat er geen andere optie overblijft dan verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders, teneinde de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard in te stemmen met de door de officier gevorderde maatregel, met dien verstande dat hij een tussentijdse toetsing na zes maanden in het belang van verdachte zou achten. Voorts verzoekt de raadsman te bepalen dat de termijn van de ISD-maatregel van 2 jaar wordt verminderd met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van deze zaak heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is een 30-jarige vrouw die reeds vele malen veroordeeld is ter zake van- met name- vermogensdelicten. Verdachte heeft een uitgebreide justitiële documentatie opgebouwd.
Ook nu weer heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan strafbaar feiten, te weten een vijftal diefstallen en opzetheling.
Deze feiten bezorgen de samenleving als geheel, en degenen die hiervan slachtoffer worden in het bijzonder, ernstige overlast.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies d.d.
15 september 2015. Hieruit blijkt dat verdachte een veelpleger is en geruime tijd ernstige problemen op vrijwel alle leefgebieden heeft.
In 2009 werd verdachte op de lijst "Overlastplegers" geplaatst. Sindsdien is verdachte in beeld gebracht bij hulpverleningsinstanties, waaronder VNN. Behandelingen, gericht op haar verslavingsproblematiek, zijn succesvol doorlopen, maar na veelvuldig terugvallen in middelengebruik constateert de reclassering dat langere tijd moet worden uitgetrokken om de resultaten van (eerdere) verslavingsbehandelingen te laten beklijven. De reclassering is van mening dat er eerst psychiatrisch dient te worden behandeld, alvorens een verslavingstraject voor langere tijd succesvol kan zijn. De problemen waarmee verdachte te kampen heeft hebben een diepgewortelde geschiedenis van jaren, waardoor het zeer onwaarschijnlijk wordt geacht dat deze binnen korte tijd zouden kunnen worden opgelost. Er dient geruime tijd te worden uitgetrokken voor een klinisch traject, waarbij de justitiële druk hoog dient te zijn, zodat verdachte niet (of minder snel) zal overgaan tot onttrekking aan de behandeling.
Gezien de onverminderd hoge kans op recidive, het mislukken van behandeltrajecten
(zowel klinisch als ambulant) opgelegd als bijzondere voorwaarde en de hoge kans op
onttrekking aan behandeling op momenten dat het voor verdachte moeilijk wordt, komt
de reclassering tot de conclusie dat de justitiële druk die de onvoorwaardelijke ISD-maatregel genereert, noodzakelijk is om een langdurig behandeltraject te realiseren.
Verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld zich te kunnen vinden in het advies van de reclassering en de rechtbank verzocht om aan haar de ISD- maatregel op te leggen, omdat naar haar mening behandeling en begeleiding in het kader van de ISD-maatregel de enige manier is om een andere weg in te slaan en haar leven weer op orde te brengen.
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Zij is in de vijf jaren voorafgaande aan het door haar begane feiten tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Daar komt nog bij dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten nog in een proeftijd liep van een aan haar eerder opgelegde voorwaardelijke straf. Eerdere (soms deels voorwaardelijke) veroordelingen en de hiervoor vermelde voorwaardelijk opgelegde straf hebben verdachte er niet van weerhouden om thans opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verdachte staat geregistreerd als veelpleger. Er dient, het bovenstaande in aanmerking genomen, ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel opdat de maatschappij wordt beveiligd en de recidive van verdachte wordt beëindigd.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte blijkens haar voorgeschiedenis in een gestructureerde hulpverlening/behandelsetting wel geneigd is tot medewerking en louter in een vrijblijvend kader behandeling en begeleiding voortijdig beëindigt
De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat wanneer verdachte meer grip krijgt op haar psychische problematiek (waaronder traumaverwerking) de kans op het slagen van een traject gericht op de verslavingsproblematiek groter is.
Het voorgaande overziend acht de rechtbank de ISD-maatregel in dit geval niet alleen passend, maar ook geboden. De maatregel zal verdachte de druk geven die noodzakelijk is om haar te bewegen haar gedrag een positieve wending te geven. De rechtbank zal de maatregel voor de duur van 2 jaren opleggen. De rechtbank acht géén termen aanwezig om daarbij toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38n tweede lid Wetboek van Strafrecht. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om te beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de tenuitvoerlegging van de maatregel, zoals door de raadsman is verzocht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 25 januari 2015, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld voorwaarden zoals opgenomen in voormeld vonnis. De proeftijd is ingegaan op 10 februari 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 1 september 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie echter, onder verwijzing naar zijn eis tot oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, gerekwireerd tot afwijzing van deze vordering en wijziging van de bij het voormelde vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, in die zin dat de volgende bijzondere voorwaarde komt te vervallen:
- dat de veroordeelde, indien de reclassering dit nodig acht, een klinische behandeling voor de duur van maximaal 1 jaar ondergaat voor behandeling van haar verslavings- dan wel persoonlijkheidsproblematiek.
De verdediging heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten.
Gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat in het zicht van de op te leggen ISD-maatregel de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf thans niet opportuun is.
De vordering zal daarom worden afgewezen. De rechtbank zal wel de bijzondere voorwaarde, met betrekking tot de klinische behandeling, opheffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f, 38m, 57, 310 en 417 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk straf opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 25 januari 2015.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 25 januari 2015, in die zin dat de hierna te noemen bijzondere voorwaarde wordt opgeheven:
dat de veroordeelde, indien de reclassering dit nodig acht, een klinische behandeling voor de duur van maximaal 1 jaar ondergaat voor behandeling van haar verslavings- dan wel persoonlijkheidsproblematiek.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
M. Haisma, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2015.