ECLI:NL:RBNNE:2015:5475

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
18.830368-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige, inclusief seksueel binnendringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, die als PGB-hulpverlener werkzaam was, heeft in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 maart 2014 ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen de minderjarige heeft gevingerd en haar borsten heeft betast. De zaak kwam aan het licht na een aangifte door de moeder van het slachtoffer, die melding maakte van seksueel misbruik. Tijdens de rechtszitting heeft de aangeefster gedetailleerde verklaringen afgelegd over de handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht, en deze verklaringen werden ondersteund door chatberichten tussen de verdachte en het slachtoffer die een seksuele ondertoon hadden.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had ernstig heeft beschaamd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Daarnaast is de verdachte ontzet uit het recht om als PGB-begeleider of hulpverlener van minderjarigen te werken voor de duur van 5 jaren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade, zowel materieel als immaterieel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830368-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2014 te [pleegplaats] , met [slachtoffer] , ( [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
-die [slachtoffer] gevingerd en/of
-de borsten van die [slachtoffer] betast en/of in de borsten van die
[slachtoffer] geknepen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2014 te [pleegplaats] , met [slachtoffer] ( [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit meermalen, althans eenmaal,
-het betasten van de vagina en/of het wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
-het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of het knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en/of
-het knijpen in de billen van die [slachtoffer] .

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster, haar verstandelijke beperking in aanmerking genomen, consistent en gedetailleerd heeft verklaard. De verklaring van aangeefster vindt voorts steun in de chatberichten tussen aangeefster en verdachte, welke berichten een duidelijk seksuele ondertoon laten zien. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat aangeefster regelmatig bij hem in de woning was en ook bleef slapen. Ook heeft hij aangegeven dat hij en aangeefster samen in bed hebben gelegen: "lepeltje lepeltje liggen vindt ze fijn", zo verklaarde hij en heeft hij bekend haar bij haar schaamstreek te hebben aangeraakt.
De officier van justitie gaat voor wat betreft de pleegperiode uit van de periode van 1 december 2013 tot en met 17 februari 2014.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De verklaring van aangeefster kan niet betrouwbaar worden geacht onder andere omdat zij aan diverse personen verschillende en tegenstrijdige verhalen heeft verteld over het gebeurde. De verklaring van aangeefster vindt onvoldoende steun in overige bewijsmiddelen. Met betrekking tot de chatberichten is de raadsvrouw van mening dat deze berichten weliswaar seksueel getint zijn maar geen bekentenis van verdachte ter zake seksuele handelingen inhouden.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het betasten van de schaamstreek van aangeefster wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juni 2014, opgenomen op pagina 14 e.v. van dossier nr. 2014032888 d.d. 10 oktober 2014, inhoudende de verklaring van [de moeder van slachtoffer] met bijlagen, zakelijk weergegeven:
Ik ben hier om aangifte te doen van seksueel misbruik namens mijn minderjarige dochter [slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] . Ik doe aangifte tegen [verdachte] . In maart 2014 heeft [slachtoffer] verteld dat [verdachte] aan haar borsten had gezeten en haar broek naar beneden had getrokken. [verdachte] zou haar dit hebben aangedaan in zijn huis.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2014, opgenomen op pagina 48 e.v. van voormeld dossier, inhoudende een samenvattend verslag van een verhoor van [slachtoffer] , afgenomen door [zedenrechercheur 1] bevoegd zedenrechercheur zakelijk weergegeven:
Als ik naar bed ging lag [verdachte] ineens bij mij in bed, wat ik niet wou. Ik vroeg hem ook wel om weg te gaan, en ik zei ook wel vaak "nee", maar daar luisterde hij nooit naar.
Het gebeurde wel vrij vaak. Dat ik bij hem thuis kwam was begin dit jaar januari of december vorig jaar.
Met "aan mij zitten" bedoel ik aan mijn borsten en zo en aan mijn vagina en kont. Met zijn handen. Ik wou het niet.
Hij maakte een soort knijpbeweging. Ik zei van "niet doen" en hij bleef doorgaan. Hij raakte mijn tepels aan.
Ik lig altijd op mijn zij. Dan gaat hij achter mij liggen en dan zit hij aan mijn borsten en tepel Hij gaat gewoon onder.., hierzo door (wijst hals van haar T-shirt aan). Hij speelt ermee, wat ik niet wil. Ik sla hem meestal ook weg.
Dan ligt hij naast mij, zit hij ineens met zijn hand in mijn broek, wat ik niet wil. En soms houdt hij me ook alleen maar vast, dan kan ik zijn hand niet wegtrekken.
En dan vingeren. Bij mijn vagina. Met zijn vinger erin, en dan op en neer. Dat voel ik!
Het is volgens mij maar 1 keer gebeurd. Hij zit wel vaker daarmee te spelen.
En soms zit hij er ook wel bij in mijn broek, Hij wrijft er dan een beetje van onderen overeen. Over mijn vagina. Over de broek heen.
Hij knijpt me ook in mijn kont. Hij zegt als hij gedronken heeft dat ik een mooi lichaam heb. En dat ik een lekker poesje heb en een lekker kontje. Dat ik een lekker ding ben. Met "poesje" bedoeld hij vagina.
En hij zegt "ik ga je verwennen" en dat wil ik niet.
Hij zegt: "waarom wil je niet?" en dan zeg ik altijd weer van: "ja jij bent 52, 51. Ik ben minderjarig".
De door verdachte op de terechtzitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ken [slachtoffer] omdat ik in het gezin waar [slachtoffer] deel van uitmaakt, werkzaam ben geweest als PGB-hulpverlener. Ik ben op 1 januari 2014 gestopt met de begeleiding van [slachtoffer] . Uit hoofde van mijn functie wist ik dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking en een gedragsstoornis had. Ik was ook op de hoogte van de inhoud van persoonlijkheidsrapportages die door psychologen over de persoon van [slachtoffer] zijn opgemaakt. [slachtoffer] kwam veel bij mij thuis. Ze bleef ook regelmatig bij mij logeren. Ik heb éénmaal haar blote buik en schaamstreek met mijn vuist aangeraakt. De chatberichten die u mij voorhoudt heb ik verstuurd naar [slachtoffer] . Ik ben me er nu van bewust dat deze berichten wellicht in de ogen van anderen een seksuele lading hadden.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 september 2014, opgenomen op pagina 175 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben 1 keer met haar naar boven geweest om haar te masseren.
Ik heb haar aangeraakt in haar nek en haar rug. Ik heb de bovenkant van haar billen aangeraakt. Ik heb haar gezegd dat ze een mooi kontje had voor een tatoeage. [slachtoffer] heeft onder haar dekbed haar joggingbroek uitgetrokken. Ik heb met mijn hand over haar buik gewreven. Ik heb met mijn hand in de vuistgreep met mijn gekromde vingers over haar huid in de schaamstreek gewreven. Ik heb twee keer met mijn hand over haar buik in de schaamstreek gewreven. Lepeltje, lepeltje liggen vond ze fijn.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 25 september 2014, opgenomen op pagina 187 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ze heeft een keer of 15 bij mij gelogeerd, aan de [adres] te [pleegplaats]
Ik heb wel eens in bed bij [slachtoffer] gelegen.
Dit was op mijn grote bed in mijn kamer. Ik heb haar borsten wel gezien.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant] , d.d. 20 augustus 2014, opgenomen op pagina 112-139 van voormeld dossier, inhoudende de prints van het WhatsApp verkeer tussen aangeefster [slachtoffer] en [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Op 7 april 2014, had ik, [verbalisant] , samen met collega [zedenrechercheur 2] , een informatief gesprek met betrokkene [de moeder van slachtoffer] . Tijdens dit gesprek overhandigde [de moeder van slachtoffer] mij, [verbalisant] , een aantal prints van WhatsApp verkeer. [de moeder van slachtoffer] vertelde dat dit WhatsApp verkeer had plaatsgevonden tussen haar dochter en [verdachte] , waarbij [verdachte] in dat gesprek gebruik maakt van de naam [verdachte] .
V= [verdachte]
A=aangeefster [slachtoffer]
pagina 117
V. Lekker ding
V. Our secrets
pagina 119-120
V. woensdag onze dag dus misschien…ik weet wat je wil….komt goed…ik weet ook wat wij willen …komt ook goed..
V. Ap je zo..
A. waarover?
V. Als je hier komt wordt het super gezellig!!!! beloofd. Op alle vlakken….
V. Sst anders moet je weer wissen.
pagina 123
V. Ik ben nu ff geen begeleider…nu mag je allemaal stoute dingen doen
pagina 130-135
V. ik heb nu stuff gehad dus mag zeggen…verwennen
A. Nee
V. Weet je wat ik bedoel, het is nog vroeg….ik bedoel met verwennen gewoon genieten…ik zet tv uit hoor…hahahaha
A. nee niet uit doen
genieten aan de keukentafel
V. Ok, ik wacht wel tot na, wil niet dat je nee zegt, als je nee zegt is ok hoor
ok… vond jou vorige keer wel spannend, vond het leuk, alles
A. wat is alles
V. jou je buik enzo….ook je haren…tja gewoon mooie bos haar…
A. en dat ik alles wat je leuk vond
V. neeeeeeeeeeeee
je karakter, je mooie uiterlijke, je leuke lach, je oprechtheid, je kontje en je……Lekkerste miauw die ik gezien heb
A. Miauw?
V. Poesje
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, is de enkele verklaring van één getuige (in casu aangeefster) in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer onder omstandigheden voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Om tot een bewezenverklaring te komen moet allereerst worden vastgesteld dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Voorts moet worden vastgesteld dat deze verklaring op essentiële onderdelen van de tenlastelegging steun vindt in ander bewijsmateriaal.
In onderhavige zaak heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar éénmaal heeft gevingerd en meerdere malen haar borsten heeft betast en in haar borsten en kont heeft geknepen. Verdachte heeft dit ontkend en heeft verklaard dat hij slechts éénmaal, op verzoek van aangeefster, haar schaamstreek heeft aangeraakt. Deze aanraking zou geen seksuele lading hebben gehad.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig is. Het feit dat aangeefster, náást haar verklaringen over het seksuele misbruik en de ontuchtige handelingen door verdachte óók eerst aangeeft dat zij het prettig vond om bij verdachte thuis te komen en dat er (op zich) een goede band tussen haar en verdachte bestond, onderschrijft naar het oordeel van de rechtbank de oprechtheid van aangeefster.
Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal bevindingen van het studioverhoor dat aangeefster in detail heeft verklaard o.a. waar het misbruik plaatsvond, hoe lang het duurde, hoe het begon, daarin niet gestuurd door vragen van de zedenrechercheurs.
De rechtbank constateert dat de verklaring van aangeefster op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. Zo heeft verdachte bevestigd dat [slachtoffer] veel bij hem verbleef, hij met haar op bed lag en haar schaamstreek heeft betast.
Voorts ondersteunt de inhoud van de tussen verdachte en aangeefster gevoerde chatgesprekken de verklaring van aangeefster over de seksuele handelingen.
Wat opvalt uit het overzicht en de inhoud van de gesprekken is dat verdachte het initiatief nam tot het gesprek. De chats hadden veelvuldig een seksuele lading en aangeefster reageerde hierop (veelal) afwijzend. Vanaf 13 maart 2014, toen aangeefster kennelijk niet meer bij verdachte thuis kwam, heeft verdachte aangeefster veelvuldig, in diverse chatgesprekken, gevraagd bij hem te komen en aangegeven dat hij haar miste.
Ter terechtzitting over deze gesprekken ondervraagd, heeft verdachte erkend dat zijn opmerkingen in die gesprekken, nu teruglezende, een seksuele lading hadden.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat deze verklaring in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt.
De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat de ten laste gelegde periode dient te worden beperkt tot de periode van 1 december 2013 tot en met 31 maart 2014.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 maart 2014 te [pleegplaats] , met [slachtoffer] , ( [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
-die [slachtoffer] gevingerd en
-de borsten van die [slachtoffer] betast en in de borsten van die
[slachtoffer] geknepen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 5 jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals opgenomen in de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage waaronder een beroepsverbod om als PGB-er of in een andere functie te werken met minderjarigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op hetgeen zij bewezen acht, gepleit om de gevorderde taakstaf te matigen. Nu verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan ambulante behandeling heeft de raadsvrouw gepleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 4 maanden, schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarig meisje, [slachtoffer] , waarbij het ook ging om seksueel binnendringen. Verdachte was kort voor de bewezen verklaarde pleegperiode werkzaam als PGB- hulpverlener en betrokken bij de begeleiding van [slachtoffer] . [slachtoffer] was een kwetsbaar meisje onder andere vanwege haar lichte verstandelijke beperking. Daarnaast had ze een gedragsstoornis. Verdachte wist dit.
vertrouwde verdachte en zag het verblijf bij verdachte als een veilig toevluchtsoord waar zij, ook ten tijde van een crisis thuis, mocht en kon verblijven, ook toen verdachte niet meer als PGB-er/hulpverlener bij [slachtoffer] betrokken was. Evenwel heeft hij misbruik gemaakt van de positie waarin hij zich ten opzichte van [slachtoffer] bevond, terwijl zij juist bescherming en sturing van hem nodig had. Verdachte heeft door zijn handelwijze aldus het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had ernstig beschaamd. Verdachte heeft zijn eigen behoeften laten prevaleren en aldus inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort ernstige feiten daar vaak nog jarenlang last van ondervinden en dat de herinnering eraan hen in hun dagelijks bestaan kan hinderen. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij ook nu nog dagelijks kampt met de gevolgen van het misbruik.
De rechtbank heeft kennis genomen van het feit dat verdachte nooit eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voorts gelet op het reclasseringsadvies van 29 april 2015. Daarin adviseert Reclassering Nederland om een combinatie van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een beroepsverbod en een ambulante behandelplicht worden voorgesteld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal dan ook een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Naast de op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van hierna te noemen duur, zal de rechtbank aan verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 5 jaren teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich niet wederom schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen; een meldplicht bij de reclassering, de verplichting om mee te werken aan een ambulante behandeling. Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen om als PGB- begeleider of hulpverlener van minderjarigen werkzaam te zijn.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 189,00 aan materiële schade en € 5.500,00 aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met dien verstande dat het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade beperkt dient te worden tot € 60,90 nu er sprake is van een kennelijke rekenfout in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aansluiting gezocht bij de vordering van de officier van justitie betreffende het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat een forfaitaire vergoeding toegewezen dient te worden waarbij ze zich, met betrekking tot de hoogte van dit bedrag, refereert aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige deel dient de benadeelde in de partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht, die de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 2.560,90 (bestaande uit € 2.500,00 immateriële en € 60,90 aan materiële schade), vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 1 december 2013. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen. Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 245 en 251 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
vijf jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen;
 dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 5 jaren onder behandeling zal stellen in verband met het seksuele delict bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord of soortgelijke ambulante forensisch instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
 dat veroordeelde zich zal laten behandelen voor zijn alcoholproblematiek bij Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke ambulante forensische instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- bepaalt dat veroordeelde gedurende 5 jaren wordt ontzet uit het recht om het beroep van PGB-begeleider en/
of hulpverlener van minderjarigen uit te oefenen.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.560,90 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2013.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 2.560,90, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 60,90 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige wordt afgewezen.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.H.M. Smeets, voorzitter, J.V. Nolta en A. Jongsma, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2015.