ECLI:NL:RBNNE:2015:5472

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
18.950045.15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ramkraak en veroordeling voor heling en inbraak

Op 27 november 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een ramkraak bij een juwelier en van heling en inbraak bij een telecomwinkel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ramkraak die op 16 april 2015 zou hebben plaatsgevonden, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid te bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen en het dossier geen aanknopingspunten boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze inbraak.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor heling en inbraak. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 16 april 2015 tot en met 5 augustus 2015 sieraden had verworven en voorhanden had gehad, terwijl hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan de inbraak op 7 mei 2015 in een telecomwinkel, waarbij hij samen met anderen een kluis en telefoons had weggenomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van getuigen en het bewijs dat de verdachte op camerabeelden was herkend.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 115 dagen, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. Ook werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 weken gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De benadeelde partijen werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen achtte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.950045-15; 21.002458-14 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.T. van Daatselaar, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 16 april 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand aan/nabij de [straat] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ( [juwelier] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2015 t/m 5 augustus 2015, in de gemeente Emmen sieraden (een ketting en/of een ring) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die sieraden wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2. hij in of omstreeks de periode van 14 april 2015 tot en met 15 april 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Toyota), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2015 tot en met 16 april 2015 te en in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Toyota) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 april 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Toyota), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. hij op of omstreeks 7 mei 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand aan/nabij [pleegadres] heeft weggenomen een kluis en/of een of meer telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De rechtbank zal in het onder 1 subsidiair het woord “ketting” lezen alsof daar staat “armband”. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
- oplegging van 15 maanden gevangenisstraf;
- tenuitvoerlegging van de op 11 november 2014 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 weken;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Bij verdachte is een zoeking geweest waarbij een armband met sieradenkussentje en een ring zijn aangetroffen. Deze sieraden zijn door [slachtoffer 1] herkend als sieraden die hij verkoopt in zijn juwelierszaak. Het bij verdachte aangetroffen sieradenkussentje wordt niet door [slachtoffer 1] verkocht. De verklaring van verdachte dat hij de sieraden op straat heeft gekocht van ene [persoon 1] voor 150 euro acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Te meer nu verdachte pas na confrontatie door de politie met de ring die zich in het kussentje bevond, aangaf dat hij ook die ring van [persoon 1] had gekocht en dat alles tezamen 150 euro had gekost.
De waarde van de sieraden was veel minder dan 150 euro en ook dat verdachte het aankoopbedrag in termijn mocht voldaan is naar het standpunt van de officier van justitie ongeloofwaardig.
De officier van justitie acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan. Gelet hierop acht de officier van justitie ook bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad dat het bij de inbraak betrokken voertuig van diefstal afkomstig was en daarmee acht de officier van justitie de opzetheling van dat voertuig bewezen.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde grondt de officier van justitie het bewijs op het feit dat verdachte op beelden door de politie is herkend en de verklaring van [getuige] die aangeeft dat verdachte aan [getuige] heeft verteld dat hij op de beelden van de inbraak staat.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot feit 1 primair en subsidiair geen bewezenverklaring kan volgen op grond van het onderliggende dossier.
De beschrijvingen van de daders door getuigen zijn onvoldoende specifiek om daar de betrokkenheid van verdachte uit af te leiden. Ook de onderzochte sporen leiden niet tot betrokkenheid van verdachte bij de verweten inbraak.
De verklaring van verdachte hoe hij het bij hem aangetroffen sieraad heeft aangeschaft wordt niet door andere bewijsmiddelen weerlegd. De omstandigheid dat verdachte een meer dan zakelijke prijs voor de sieraden heeft betaald kan niet aan de hand van onderhavig dossier worden bewezen.
Voor het onder 2 ten laste gelegde is geen enkel bewijs in het dossier voorhanden waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit kan worden afgeleid. Verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ook voor het onder 3 ten laste gelegde dient naar het standpunt van de raadsman vrijspraak te volgen.
De herkenning van verdachte door de politie op beeldmateriaal zegt op zich niets nu niet duidelijk is welk beeldmateriaal de betreffende verbalisant heeft bekeken. De waarneming kan daarmee niet op betrouwbaarheid worden getoetst.
Ook de overige aangetroffen sporen en fotovergelijkingen kunnen naar het standpunt van de raadsman niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de verweten inbraak.
De rechtbank overweegt het volgende.
Feit 1.
Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken nu het dossier geen aanknopingspunten biedt waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak kan blijken. De rechtbank volgt daarbij het hiervoor verwoorde standpunt van de raadsman.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft verdachte bij de politie verklaard [1] dat hij op straat de armband heeft gekocht van ene [persoon 1] . Deze persoon had een sporttas bij zich met allemaal sieraden waaruit verdachte de armband heeft gekozen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij het aankoopbedrag in termijnen kon betalen. Verdachte heeft eveneens verklaard dat de meeste goederen die hij op straat koopt gestolen zijn.
In een later stadium [2] wordt verdachte door de politie een ring getoond en eerst dan zegt verdachte dat hij die ring tezamen met de armband had gekocht. Verdachte heeft in een eerdere verklaring verklaard dat hij niet wist wat er nog meer aanwezig was in het doosje waarin de armband was opgeborgen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de aangifte [3] van juwelier [slachtoffer 1] waarin hij aangeeft dat er diverse sieraden bij de inbraak zijn weggenomen.
De verklaring van [slachtoffer 3] [4] waarin hij aangeeft de ring te herkennen als afkomstig uit zijn zaak en dat deze ring in de vitrine naast de armband lag.
Op 4 augustus 2015 heeft [slachtoffer 4] , van [juwelier] verklaard [5] dat de getoonde armband wel werd verkocht door [juwelier] . Het getoonde wit leren kussentje werd echter nooit meegeleverd.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden waaronder verdachte de armband en de ring heeft gekocht alsmede dat hij vaker goederen koopt die van misdrijf afkomstig zijn acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het kopen van de armband en de ring, wist dat het van misdrijf afkomstige goederen betrof.
Feit 2.
De rechtbank acht met de verdediging niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het onder 2 ten laste gelegde. Het dossier biedt daartoe geen aanknopingspunten.
Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 3.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijsmiddelen dat verdachte bij het onder 3 ten laste gelegde feit is betrokken en wel op een zodanige wijze dat voor bedoeld feit een bewezenverklaring kan volgen. De rechtbank grondt haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen steeds in de wettelijke vorm opgemaakt en steeds zakelijk weergegeven.
- een proces-verbaal van aangifte [6] d.d. 07 mei 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .
Op 7 mei 2015 ben ik gebeld dat er was ingebroken bij mijn [bedrijf] , gelegen aan [pleegadres] . Toen ik ter plaatse kwam hoorde ik van de inmiddels aanwezige politie dat er op 7 mei 2015 om ongeveer 05.45 uur een melding was gekomen van een inbraak in mijn winkel.
Er zijn diverse telefoons meegenomen. Ook de in de winkel aanwezige kluis is meegenomen.
Ik heb van de politie gehoord dat er twee tassen met inhoud en een zwarte kluis in de nabijheid van de winkel zijn aangetroffen. Zij hebben me deze laten zien en ik herken deze goederen als mijn eigendom.
- een proces-verbaal verhoor getuige [7] d.d. 07 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [getuige] .
[verdachte] heeft bij mij gewoond.
U toont mij een foto van een afbeeldingen van camerabeelden en vraagt mij wie dat is.
Dat is [verdachte] . Dan kan ik direct zien. Ik heb deze afbeeldingen al eerder gezien op de telefoon van [persoon 2] en van [persoon 3] . Dit is van de inbraak bij [bedrijf] .
[verdachte] heeft toen de foto’s ook wel gezien. Het viel wel op dat hij zijn baard en snor heeft afgeschoren.
- een proces-verbaal van bevindingen [8] d.d. 11 mei 2015, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 1] .
Op maandag 11 mei 2015 werd mij gevraagd om bewegende beelden te bekijken van een inbraak, gepleegd aan de [pleegadres] .
Op de beelden van de buitenzijde van liet pand zag ik een drietal personen. Ik zag dat één van de personen op een gegeven moment recht in de camera keek en vervolgens wegdraaide. Ik herkende deze persoon als de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
Ik herkende hem aan zijn gezicht, postuur en manier van bewegen.
- een proces-verbaal van bevindingen [9] d.d. 12 mei 2015, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 2] .
Ik heb de camerabeelden bekeken van de inbraak aan [pleegadres] .
Ik zag dat omstreeks 04:31:56 uur een persoon met een capuchon in beeld kwam. Deze
persoon hield iets voor zijn mond om onherkenbaar te zijn. Om 04:32:38 uur kwam er
een tweede en derde persoon in beeld. Deze persoon had ook een capuchon op. Ik zag
deze personen overleggen. Omstreeks 04.33 uur zag ik een persoon recht in de camera
kijken.
Vervolgens zag ik dat omstreeks 04:36:34 uur alle drie manspersonen voor de winkel
staan. Ik zag dat een (1) persoon voor de ingang ging staan. Ik zag dat deze persoon een aanloop nam en met zijn rechterhand een hamer door het raam van de deur gooide.
Ik zag dat persoon 1 naar binnen liep en dat de andere twee mannen hem volgenden.
Redengeving bewezenverklaring
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 16 april 2015 t/m 5 augustus 2015, in de gemeente Emmen sieraden, een armband en een ring heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die sieraden wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
3. hij op 7 mei 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan [pleegadres] heeft weggenomen een kluis en telefoons, toebehorende aan [bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Subsidiair opzetheling.
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapport van de reclassering, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte sieraden heeft geheeld. Verdachte koopt kennelijk zonder enige schroom gestolen goederen gelet op wat verdachte daarover heeft verklaard. Op die wijze faciliteert verdachte inbrekers om door hen gestolen goederen te kunnen verkopen.
Ook heeft de rechtbank bewezen geacht dat verdachte met anderen heeft ingebroken in de telecomwinkel van [slachtoffer 5] . Verdachte en zijn medeverdachten hebben daarbij grote schade toegebracht aan het interieur van de winkel. Het betreft naar het oordeel een zeer brutale inbraak door met een hamer de glazen toegangsdeur te vernielen om op die wijze de winkel te kunnen betreden.
Het betreffen naar het oordeel van de rechtbank ernstige feiten die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Voor de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Dat leidt er toe dat de duur van de gevangenisstraf dient te worden bepaald op het aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 respectievelijk 2 ten laste gelegde.
De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De bewezenverklaring van feit 1 subsidiair maakt dat niet anders nu de gevorderde schade in een te ver verband staat de bewezen geachte opzetheling. Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de bij de inbraak toegebrachte schade, zowel materieel als immaterieel.
De benadeelde partijen zullen niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen en kunnen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 november 2014, gewezen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 02 november 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld arrest voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld arrest gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van voornoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 27, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
115 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet ontvankelijk zijn in de vorderingen en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
21.002458-14:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 10 november 2014, te weten: 4 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mrs. L.W. Janssen en H. de Wit, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2015.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 339 van het dossier NN3R015024-ZAURAK (het dossier)
2.pag. 353 en 354 van het dossier
3.pag. 36 ev van het dossier
4.pag. 319 van het dossier
5.pag. 313 van het dossier
6.pag. 148 van het dossier
7.pag. 168 ev van het dossier
8.pag. 180 van het dossier
9.pag. 181 van het dossier