ECLI:NL:RBNNE:2015:5470

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
18.950044.15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ramkraakzaak bij juwelier te Emmen

Op 27 november 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder een ramkraak bij een juwelier op 16 april 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat het Openbaar Ministerie niet voldoende bewijs had geleverd om de betrokkenheid van de verdachte bij de ramkraak en andere verweten feiten aan te tonen. Tijdens de zitting op 13 november 2015 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Jakobs, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van sieraden uit een winkelpand en het stelen van een auto. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen, niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De verdediging voerde aan dat het DNA op de aangetroffen voorwerpen niet bewijsbaar was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, en dat er geen herkenning op camerabeelden was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd, en sprak hem daarom vrij.

Daarnaast werden de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank de feiten die aan de schade ten grondslag lagen niet bewezen achtte. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf af, nu de verdachte van de nieuwe feiten werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. E. Läkamp, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.950044-15; 18.930007-14 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 16 april 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand aan/nabij de [straat 1] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ( [juwelier] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. hij in of omstreeks de periode van 14 april 2015 tot en met 15 april 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Toyota), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2015 tot en met 16 april 2015 te en in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Toyota) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 april 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Toyota), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. hij op of omstreeks 7 mei 2015 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand aan/nabij de [straat 2] heeft weggenomen een kluis en/of een of meer telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 3 ten laste gelegde;
- oplegging van 3 maanden gevangenisstraf;
- tenuitvoerlegging van de op 19 maart 2014 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 10 weken;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopings-punten waaruit de betrokkenheid van verdachte bij die feiten kan blijken.
Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij bedoeld feit betrokken is geweest. De officier van justitie acht dat feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie grondt zijn standpunt op het feit dat er DNA van verdachte is aangetroffen op de hengsels van de tas waarin de gestolen spullen zijn vervoerd. Alsmede dat er DNA van verdachte is aangetroffen op een hoofdlampje dat is aangetroffen in een van tassen waarin de gestolen spullen zijn vervoerd.
Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat verdachte en [medeverdache] bij de inbraak waren betrokken.
De raadsvrouw heeft het standpunt van de officier van justitie weersproken en een verklaring gegeven omtrent het van verdachte aangetroffen DNA. Verdachte kwam veelvuldig bij [medeverdache] en maakte ook wel gebruik van tassen van [medeverdache] om boodschappen met hem te doen. Daar komt nog bij dat op een van de hengsels een mengprofiel van minimaal 3 personen is aangetroffen en op het andere van minimaal 4 personen.
Het hoofdlampje heeft verdachte gedragen op een moment dat hij bij [medeverdache] was. Dat het DNA ten tijde van de inbraak op de voorwerpen is gekomen acht de raadsvrouw uitgesloten nu op de foto’s is te zien dat de daders handschoenen dragen. Op de foto’s is niet te zien dat de daders hoofdlampjes dragen. Die lampjes zijn meegenomen maar niet gebruikt ten tijde van de inbraak.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat op grond van de foto’s en de beschrijving van [getuige 2] verdachte naast [medeverdache] en [persoon] , niet de derde persoon kan zijn. Verdachte past niet in de beschrijving die van die derde persoon wordt gegeven.
De verklaring van [getuige 1] die door de officier van justitie is aangehaald, acht de raadsvrouw onbetrouwbaar nu [medeverdache] niet heeft verklaard dat hij met [getuige 1] over de inbraak heeft gesproken. Uit niets blijkt hoe [getuige 1] aan die informatie is gekomen.
Naar het standpunt van de raadsvrouw dient verdachte ook van feit 3 te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door de officier van justitie aangevoerde bewijsmiddelen niet bijdragen aan een bewezenverklaring van feit 3.
De door de raadsvrouw aangedragen verklaring over hoe het aangetroffen DNA van verdachte op de onderzochte voorwerpen is gekomen wordt niet door bewijsmiddelen weersproken.
Verder wordt verdachte niet op beelden van de inbraak door de politie herkend.
Dan resteert de verklaring van [getuige 1] hetgeen tot gevolg heeft dat niet voldaan is aan de bewijsminimum als bedoeld in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte dient daarom ook van het onder 3 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 respectievelijk 2 ten laste gelegde.
De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen en kunnen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 22 oktober 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van 19 maart 2014 voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen nu verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet ontvankelijk zijn in de vorderingen en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18.930007-14:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 19 maart 2014.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mrs. L.W. Janssen en H. de Wit, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2015.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.