ECLI:NL:RBNNE:2015:5388

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
18.930185-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 24 november 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 6 juli 2015 een straatroof heeft gepleegd. De verdachte heeft met geweld een rugzak van slachtoffer 1 afgenomen, waarbij hij deze heeft geslagen en bedreigd met de woorden 'Politie, politie, geef je tas' en 'ik ga je steken'. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag een hoeveelheid verdovende middelen, waaronder MDMA en GHB, vervoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook op 2 mei 2015 een andere persoon, slachtoffer 4, heeft mishandeld door diens keel dicht te drukken. De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor deze maatregel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstal met geweld en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan een deel voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moet laten opnemen in een klinische instelling voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930185-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 06 juli 2015 te [pleegplaats] , op de [straat 1] , althans op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] , met kracht, bij de keel en/of kleding en/of lichaam heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] op dreigende toon heeft toegevoegd de woorden "Politie, politie, geef je tas" en/of "ik ga je steken", waarbij hij, verdachte, naar zijn zakken greep en/of de indruk wilde wekken, dat hij, verdachte, een wapen had en/of
- de rugzak die [slachtoffer 1] op zijn rug droeg, met kracht van zijn rug en/of lichaam heeft getrokken en/of
- toen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] hem, verdachte, achtervolgden, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft toegevoegd de woorden "Ga weg, ik maak je dood" en/of "Ga weg, ik steek je kapot" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik ga je steken", althans woorden van gelijke dreigend aard en/of strekking, waarbij hij, verdachte, naar zijn zakken greep en/of de indruk wilde wekken, dat hij, verdachte, een wapen had;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 juli 2015 te [pleegplaats] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ga weg, ik maak je dood" en/of "Ga weg, ik steek je kapot" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik ga je steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij hij, verdachte, naar zijn zakken greep en/of de indruk wilde wekken, dat hij, verdachte, een wapen had;
2. hij op of omstreeks 06 juli 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in ieder geval (telkens) aanwezig heeft gehad:
- 20,792 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of
- 26,571 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende GHB en/of
- 14,167 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende methoxetamine en/of
- 1,121 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- 5,263 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B,
zijnde MDMA en/of GHB en/of methoxetamine en/of amfetamine en/of 2C-B (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op of omstreeks 02 mei 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel/hals van die [slachtoffer 4] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 02 mei 2015 te [pleegplaats] [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] opzettelijk de keel/hals dicht te drukken / te knijpen en/of enige tijd dichtgedrukt / dichtgeknepen te houden;
4. hij op of omstreeks 02 mei 2015, te [pleegplaats] , [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 5] een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond, althans zichtbaar een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voor die [slachtoffer 5] vastgehouden nadat/terwijl die [slachtoffer 5] zeer kort daarvoor hem, verdachte, had aangesproken op het feit dat hij, verdachte, van een andere persoon (enige tijd) de keel/hals dichtdrukte/dichtkneep;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren (ISD-maatregel).

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten dat er sprake was van een bedreiging van [slachtoffer 5] . Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu het enkel dichtdrukken van de keel/hals van aangever in onderhavige situatie niet kan worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe. Deze bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt en zakelijk weergegeven.
1. een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 8 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Op maandag, 6 juli 2015 ben ik op de [straat 2] te [pleegplaats] slachtoffer geworden van een straatroof. Bij de pinautomaat bij de [straat 3] greep de man mij opeens krachtig vast. Ik hoorde hem zeggen: ”Politie, politie, geef je tas”. De man wilde mijn tas pakken. Dit is hem uiteindelijk ook gelukt. Ik werd door hem op mijn gezicht geslagen.
Toen ging de man er met mijn tas vandoor op zijn fiets. Ik ben de dader nog een heel stuk nagerend. Ik probeerde hem tegen te houden. Ik hoorde hem zeggen: “Ik ga je steken”.
2. een proces-verbaal verhoor getuige [2] d.d. 7 juli 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
Gisteren was ik getuige van een straatroof.
persoon 1:
man, tussen 40 en 50 jaar oud en getinte huidskleur.
Ik ken deze persoon van gezicht omdat ik al langere tijd in [pleegplaats] woon. Ik weet van
verhalen dat deze persoon een drugsgebruiker is.
persoon 2:
man, ongeveer 25 jaar oud en blanke huidskleur.
Persoon 1 was tegen persoon 2 aan het schreeuwen. Ik hoorde persoon 1 zeggen dat hij
van de politie was, dat hij de tas van persoon 2 mee zou nemen en dat hij persoon 2 zou gaan doodsteken.
Ik zag dat persoon 1 persoon 2 in het gezicht sloeg. Ik zag vervolgens dat persoon 1 de rugtas van de rug van persoon 2 trok. Ik zag dat hij dit met veel kracht deed. Hierop zag ik dat persoon 1 op de fiets weg reed, in de richting van de [straat 4] . Ik zag dat hij vervolgens in de richting van het [locatie 2] reed.
3. de verklaring van [slachtoffer 3] , afgelegd op 4 november 2015, bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dat stevig vastpakken was bij de bovenkant van het shirt. Hij zei: “ik ga je neersteken”.
Ik heb die Marokkaanse man horen zeggen “Ik steek je dood”. Dat heb ik hem vaker horen zeggen ook tijdens het gevecht. Toen wij achter hem aan gingen heb ik hem ook nog horen roepen: “ik maak je dood”.
4. de verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 10 november 2015 voor zover hier van belang.
Ik wist dat er drugs in die rugtas zaten.
5. een proces-verbaal van bevindingen [3] d.d. 6 juli 2015, inhoudende de bevindingen van [verbalisant] .
Vervolgens hoorde ik dat [slachtoffer 1] het volgende verklaarde: “Bij de bank pakte de man mij bij mijn kraag en sloeg mij met de platte hand in het gezicht”.
Op het bureau [straat 4] te [pleegplaats] hoorde ik dat [slachtoffer 1] mij toestemming gaf in zijn tas te mogen kijken. In het hoofdvak van de tas vond ik onder andere de volgende goederen:
- gripzakje met rode pillen met daarop ‘UPS’,
- gripzakje met daarin rode pillen in de vorm van het figuur ‘nijntje’,
- meerdere gripzakken met witte poeder.
6. een kennisgeving van inbeslagneming [4] d.d. 6 juli 2015, onder meer inhoudende dat er twee flacons met vloeibare inhoud (mogelijk verdovende middelen) in de rugtas van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen.
7. een proces-verbaal verdovende middelen [5] d.d. 17 juli 2015, onder meer inhoudende dat een zakje met 43 rode pillen, in hoogdruk UPS, gewicht 20,792 gram, positief testte op XTC;
Een daarbij gevoegd rapport van het NFI [6] houdt onder meer in dat het onderzochte materiaal MDMA bevat.
8. een proces-verbaal verdovende middelen [7] d.d. 25 juli 2015, onder meer inhoudende dat
- een gripzakje met een witte substantie, gewicht 1,121 gram, positief testte op amfetamine,
- een gripzakje met een crèmekleurig poeder, gewicht 14,167 gram, positief testte op methylone,
- een gripzakje met rode pilletjes in “Nijntje” vorm, gewicht 5,263 gram, positief testte op 2C-B,
- een flacon met een kleurloze substantie, gewicht 25,81 gram, positief testte op GHB,
- een flacon met een kleurloze substantie, gewicht 0,761 gram, positief testte op GHB.
Een daarbij gevoegd rapport van het NFI [8] houdt onder meer in dat het onderzochte materiaal respectievelijk GHB, methoxetamine, 2C-B en amfetamine bevat.
9. een proces-verbaal van aangifte [9] d.d. 8 mei 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .
Ik ben toen naar de kamer van [slachtoffer 4] gelopen, toen ik de kamer binnen liep, zag ik dat ‘ [verdachte] ’ zijn linkerarm om de nek en keel van [slachtoffer 4] had. ‘ [verdachte] ’ had zijn arm zo strak om de keel van [slachtoffer 4] , dat hij niet meer goed kon praten. Ik hoorde [slachtoffer 4] met een zachte schorre stem nog om [naam] roepen, [slachtoffer 4] kon niet meer hard roepen omdat ‘ [verdachte] ’ hem om zijn keel vast had.
10. een proces-verbaal van aangifte [10] d.d. 8 mei 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Op zaterdag 2 mei 2015 omstreeks 00.30 uur was in de woning aan de [straat 5] te [pleegplaats] .
Ik liep naar mijn kamer en merkte dat [verdachte] achter mij aan liep. Ik deed mijn kamerdeur open, waarop hij mij een duw in mijn rug gaf. Ik voelde hem mijn keel dichtknijpen. Daardoor kreeg ik weinig lucht en kon ik niet of amper geluid uit mijn keel krijgen.
11. de verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 10 november 2015 voor zover hier van belang.
Op 2 mei 2015 was ik na middernacht bij de kamer van [slachtoffer 4] .

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Voorwaardelijke getuigenverzoek

De raadsman heeft verzocht de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige] te horen indien de rechtbank de door hen afgelegde verklaringen bezigt voor het bewijs ten aanzien van feit 1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een beslissing omtrent voormeld verzoek achterwege blijven nu de rechtbank bedoelde verklaringen niet voor het bewijs heeft gebezigd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 06 juli 2015 te [pleegplaats] , op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] , met kracht, bij de kleding en lichaam heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- die [slachtoffer 1] op dreigende toon heeft toegevoegd de woorden "Politie, politie, geef je tas" en "ik ga je steken", en
- de rugzak die [slachtoffer 1] op zijn rug droeg, met kracht van zijn rug en lichaam heeft getrokken en
- toen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hem, verdachte, achtervolgden, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft toegevoegd de woorden "Ga weg, ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigend aard en/of strekking;
2. hij op 06 juli 2015 te [pleegplaats] opzettelijk heeft vervoerd:
- 20,792 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- 26,571 gram van een materiaal bevattende GHB en
- 14,167 gram van een materiaal bevattende methoxetamine en
- 1,121 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
- 5,263 gram van een materiaal bevattende 2C-B,
zijnde MDMA en GHB en methoxetamine en amfetamine en 2C-B middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3. hij op 02 mei 2015 te [pleegplaats] [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] opzettelijk de keel/hals dicht te drukken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 en 2 betoogd dat verdachte de rugtas van [slachtoffer 1] heeft afgepakt om deze rugtas, waarvan verdachte wist dat daar drugs in zaten, naar het politiebureau aan de [straat 4] in [pleegplaats] te brengen. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van de wederrechtelijkheid.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat verdachte, nadat hij de rugtas van [slachtoffer 1] met geweld had afgepakt, er op de fiets vandoor gaat. Verdachte gaat daarbij in een tegengestelde richting dan waar het politiebureau aan de [straat 4] is gelegen. Verdachte probeert aan zijn achtervolgers te ontkomen en bedreigt hen daarbij. Verdachte verstopt zich in het bos voor de inmiddels gealarmeerde politie. Eerst op het moment dat de politie verdachte aanroept om te voorschijn te komen, laat verdachte zich aanhouden.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de verklaring van verdachte dat hij voornemens was de tas met drugs aan de politie over te dragen als volstrekt ongeloofwaardig te kwalificeren.
Het gevoerde verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd nu verdachte voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet voldaan is aan het gestelde in artikel 38m lid 1 aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafrecht. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt niet van driemaal een onherroepelijke veroordeling dan wel strafbeschikking en dat deze zijn geëxecuteerd. Met name is niet gebleken dat de werkstraf waarvan bij vonnis van 16 september 2014 de tenuitvoerlegging is gelast daadwerkelijk is verricht door verdachte.
De rechtbank volgt de raadsman in zijn standpunt. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat bij vonnis van de Politierechter van 28 maart 2013 aan verdachte een werkstraf is opgelegd van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk. Uit voornoemd uittreksel blijkt verder dat de meervoudige strafkamer bij vonnis van 16 september 2014 de tenuitvoer-legging heeft gelast van 40 uren werkstraf die voorwaardelijk waren opgelegd. Het uittreksel vermeldt echter niet dat de eerder onvoorwaardelijk opgelegde uren dan wel de uren waarvan de tenuitvoerlegging is gelast door verdachte zijn verricht of dat de vervangende hechtenis door verdachte is ondergaan. Daaruit volgt dat niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 38m lid 1 aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafrecht.
Het opleggen van de ISD-maatregel is derhalve niet mogelijk.
Aangaande de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport van 28 juli 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een tweetal delicten gepleegd waarbij geweld en bedreiging met geweld is toegepast tegen personen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] van zijn rugzak beroofd en hem daarbij geslagen. In die rugzak bevonden zich diverse verdovende middelen. Ook heeft verdachte [slachtoffer 1] en anderen bedreigd toen verdachte door hen werd achtervolgd. Daarnaast heeft verdachte bij een medebewoner van hem mishandeld door deze persoon de keel enige tijd dicht te knijpen.
Het betreffen naar het oordeel van de rechtbank ernstige feiten die, gelet op de oriëntatie-punten voor de straftoemeting een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden rechtvaardigen.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte onder invloed van middelen tot strafbare feiten komt. Verdachte heeft een omvangrijk strafblad en de thans ingezette ambulante hulpverlening is onvoldoende om tot gedragsverandering bij verdachte te komen.
De reclassering heeft daarom een klinisch behandeltraject bij Hoeve Boschoord geadviseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het advies van de reclassering te worden gevolgd.
Een langdurige klinische opname acht de rechtbank aangewezen om bij verdachte tot een gedragsverandering te komen die het patroon van het plegen van strafbare feiten doorbreekt. De rechtbank zal een langdurig voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte te ondersteunen die behandeling tot een goed einde te brengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf van
12 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
- dat de veroordeelde zich binnen twee weken na zijn invrijheidstelling meldt bij de Verslavingszorg Noord Nederland, Overcingellaan 19, 9401 LA Assen. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich zal laten opnemen bij [instelling] , [locatie 1] , of een soortgelijke intramurale instelling, voor een klinische opname in een gesloten setting. De duur van de klinische opname zal maximaal 18 maanden bedragen. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
De opnamedatum zal in overleg met de reclassering worden vastgesteld;
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. B.I. Klaassens en P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2015.
Mr. Van Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 28 van het dossier PL0100-2015194934
2.pag. 51 van het dossier PL0100-2015194934
3.pag. 33 van het dossier PL0100-2015194934
4.pag. 10 van het dossier PL0100-2015194951
5.pag. 128 van het dossier PL0100-2015194951
6.pag. 134 van het dossier PL0100-2015194951
7.pag. 136 van het dossier PL0100-2015194951
8.pag. 157 van het dossier PL0100-2015194951
9.pag. 26 van het dossier PL0100-2015147965
10.pag. 30 van het dossier PL0100-2015147965