ECLI:NL:RBNNE:2015:5284

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
18.830312-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor autobestuurder die door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakte waarbij een motorrijder zwaar lichamelijk letsel opliep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een autobestuurder die betrokken was bij een verkeersongeval op 29 maart 2014. De verdachte, die niet aanwezig was tijdens de zitting, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.R.M. Schaap. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.I. de Ruiter. De verdachte was beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een motorrijder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de N360 een bijzondere manoeuvre uitvoerde door zijn voertuig te keren zonder voldoende aandacht te besteden aan het overige verkeer. Dit leidde tot een aanrijding met de motorrijder, die daarbij een heupkomfractuur opliep en langdurig moest herstellen.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de inhoud van het dossier in overweging genomen. De officier van justitie concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig waren, wat leidde tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en het feit dat de verdachte geen strafblad had. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak gezamenlijk beoordeelden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830312-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ( [land] ), [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 september 2015.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.I. de Ruiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2014, op de voor het verkeer openstaande weg, de
N360 gaande in de richting van [plaats 1] , ter hoogte van de aansluiting met de
noordelijke op- en afrit van de N33, ter hoogte van hectometerpaal 25.5, in
elk geval in de gemeente Appingedam,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten
een personenauto met aanhangwagen (type paardentrailer), daarmee rijdende
over de N360 gaande in de richting van [plaats 1] , zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem bestuurde
motorrijtuig rijdende over die N360 en/of gekomen bij/op/ter hoogte van de
aansluiting met de noordelijke op- en afrit van de N33 (kennelijk) ter
uitvoering van zijn voornemen tot het verrichten van een bijzondere
manoeuvre, te weten zijn motorrijtuig met aanhangwagen te keren, het
rechterknipperlicht van zijn motorrijtuig heeft doen branden en/of met zijn
motorrijtuig een beweging naar rechts heeft gemaakt en/of zijn motorrijtuig
(plotseling) naar links heeft bewogen om te gaan keren, en daarbij niet of in
onvoldoende mate naar achteren heeft gekeken en/of in onvoldoende mate zich
er van heeft vergewist dat er zich geen (andere) weggebruikers ter linkerzijde
van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig bevonden,
heeft hij, verdachte, (daarbij) [slachtoffer] op/met een motorrijtuig, te weten
een motorfiets, welke zich links naast het door hem bestuurde motorrijtuig
bevond niet (tijdig) gezien en/of vervolgens met de zijkant van dat door hem
bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer] en/of dat motorrijtuig aangereden
en/of gebotst, waardoor, drie [slachtoffer] ten val is gekomen, waardoor, in elk
geval mede waardoor, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
te weten een heupkomfractuur, en/of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden ontstond;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 maart 2014, op de voor het verkeer openstaande weg, de
N360 gaande in de richting van [plaats 1] , ter hoogte van de aansluiting met de
noordelijke op- en afrit van de N33, ter hoogte van hectometerpaal 25.5, in
elk geval in de gemeente Appingedam,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten
een personenauto met aanhangwagen (type paardentrailer), daarmee rijdende
over de N360 gaande in de richting van [plaats 1] , zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem bestuurde
motorrijtuig rijdende over die N360 en/of gekomen bij/op/ter hoogte van de
aansluiting met de noordelijke op- en afrit van de N33 (kennelijk) ter
uitvoering van zijn voornemen tot het verrichten van een bijzondere
manoeuvre, te weten zijn motorrijtuig met aanhangwagen te keren, het
rechterknipperlicht van zijn motorrijtuig heeft doen branden en/of met zijn
motorrijtuig een beweging naar rechts heeft gemaakt en/of zijn motorrijtuig
(plotseling) naar links heeft bewogen om te gaan keren, en daarbij niet of in
onvoldoende mate naar achteren heeft gekeken en/of in onvoldoende mate zich
er van heeft vergewist dat er zich geen (andere) weggebruikers ter linkerzijde
heeft hij, verdachte, (daarbij) [slachtoffer] op/met een motorrijtuig, te weten
een motorfiets, welke zich links naast het door hem bestuurde motorrijtuig
bevond niet (tijdig) gezien en/of vervolgens met de zijkant van dat door hem
bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer] en/of dat motorrijtuig aangereden
en/of gebotst, waardoor, drie [slachtoffer] ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, in
elk geval kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
in elk geval kon worden gehinderd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaringen van getuigen blijkt dat verdachte zijn rechterknipperlicht aan had, en niet het linker, terwijl hij een bijzondere manoeuvre naar links maakte. Daarbij heeft hij zijn aandacht niet voldoende op het overige verkeer gericht. Dat is aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en levert schuld op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden niet overtuigend kan worden vastgesteld dat verdachte zijn linkerknipperlicht niet heeft ingesteld. Bovendien heeft de motorrijder ingehaald op een zeer gevaarlijk punt. Hij had zich ervan moeten vergewissen of de situatie wel toeliet dat hij op dat punt inhaalde. Daarmee handelde de motorrijder in strijd met het RVV. Verdachte kon en mocht niet verwachten dat een andere verkeersdeelnemer hem op die plek zou gaan inhalen. Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de feitelijke toedracht van het ongeval, zodat niet kan worden vastgesteld of verdachtes verkeersgedrag heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en of dat aanmerkelijke schuld oplevert. Ook van het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg moet verdachte worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juni 2014, opgenomen in dossier nummer PL01ME-2014034253 d.d. 8 juli 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Op 29 maart 2014 omstreeks 16:50 uur reed ik op mijn motorfiets voorzien van [kenteken 1] over de N360, komende uit de richting van [plaats 2] , gaande in de richting van [plaats 1] . Ik reed tussen de rotonde van [plaats 2] gelegen aan de [straat/straat] en de oprit van de N33. Voor mij reed een auto met paardentrailer. Ik hield daarom extra afstand. Nog voordat de auto het viaduct onder de N33 doorreed, zag ik dat het rechterknipperlicht van de trailer brandde. Vervolgens reed de combinatie het viaduct onderdoor en was ik in de veronderstelling dat de combinatie rechtsaf zou slaan de oprit van de N33 richting [locatie] op. Vlak voor de oprit maakte de combinatie een beweging naar rechts. Hierdoor ontstond er aan de linkerzijde ruimte. Ik heb toen links ingehaald. Toen ik ongeveer ter hoogte van de auto reed zag ik dat deze plotseling naar links ging. Ik kwam toen met de auto in botsing. Ik heb aan dit ongeval een verbrijzelde heupkom overgehouden. Ik heb na het ongeval 2,5 week in het ziekenhuis gelegen. Ik zit in een rolstoel en mag 6 maanden niets doen.
Een geneeskundige verklaring, op 23 april 2014 opgemaakt en ondertekend door [arts] , voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
[slachtoffer] is op 29 maart 2014 betrokken geweest bij een verkeersongeval en heeft daarbij letsel opgelopen aan zijn heup waarvoor hij is behandeld in het UMCG.
Geconstateerd letsel: heup uit de kom met breuk in de heupkom met zenuwletsel rechts en kneuzingen van de rechterpols en rechterenkel. Betrokkene is operatief behandeld. De behandeling is nog niet afgesloten en zal nog wel even duren.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 30 maart 2014, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Op zaterdag 29 maart 2014 fietste ik omstreeks 16:50 uur van [plaats 1] naar [plaats 2] op het fietspad gelegen naast de N360 ter hoogte van de N33. Ik zag dat er toen een grote zwarte auto met paardentrailer wilde afslaan naar rechts, de oprit van de N33 op. Deze auto kwam uit de richting van [plaats 2] . Ik fietste op dat moment naast de auto waardoor ik goed zicht had op de auto. Ik zag dat het rechterknipperlicht van de auto brandde en dat de bestuurder naar rechts instuurde. Op het moment dat de auto naar rechts ging, zag ik dat het knipperlicht uit ging. Direct hierna zag ik dat de auto plotseling naar links ging. Het leek hierdoor alsof de bestuurde de auto wilde keren. Ik zag dat op hetzelfde moment een motorrijder de auto aan de linkerzijde wilde inhalen en vlak hierna zag ik dat de motorrijder in botsing kwam met de auto.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 april 2014, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
Op zaterdag 29 maart 2014 omstreeks 16:50 uur reed ik in mijn voertuig over de afrit van de N33 ter hoogte van [plaats 2] . Ik reed in de richting van de N360. Toen ik vlakbij de N360 was, zag ik dat een grote zwarte auto met paardentrailer rechtsaf wilde slaan de oprit op van de N33. Deze auto reed over de N360 en kwam uit de richting van [plaats 2] . Ik zag dat het rechterknipperlicht van deze auto brandde. Ook zag ik dat de bestuurder vaart minderde. Ook zag ik dat de auto een beweging naar rechts maakte. Nog voordat de bestuurder de oprit opreed zag ik dat de auto plotseling een beweging naar links maakte. Vlak hierna zag ik dat een motorrijder door de lucht vloog.
Een proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 10 augustus 2014, nummer 29.03.2014.17.10.2691, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende:
Wij zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, maar dat de oorzaak moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de zwarte Toyota Land Cruiser, [kenteken 2] , met paardentrailer. Deze bestuurder voerde een bijzondere manoeuvre uit, zijnde keren zonder daarbij het overige verkeer voor te laten gaan.
Het verkeersongeval vond plaats op de N360, ter hoogte van de aansluiting met de noordelijke op- en afrit van de N33, gelegen buiten de bebouwde kom van [plaats 2] ter hoogte van hectometerpaal 25.5. Door ons zijn geen uitzicht belemmerende omstandigheden aangetroffen. Het zicht in zowel de linker- als rechterbuitenspiegel van de Toyota was goed. Door ons werd de verlichting aan de achterzijde van de aanhangwagen gecontroleerd. Hierbij bleek dat de verlichting, de remlichten en de richtingaanwijzers naar behoren functioneerden en overeen kwamen met de werking van de verlichting van het trekkende voertuig.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de even bedoelde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vastgesteld kan worden dat verdachte in zijn auto, voorzien van paardentrailer, op de N360 reed in de richting van [plaats 1] en dat hij net na het viaduct, voor de afslag voor de N33, naar rechts richting aan gaf en ook enigszins naar rechts reed. Op dat moment heeft de achter hem rijdende motorrijder besloten verdachte aan de linkerzijde in te halen, er van uit gaande dat verdachte rechtsaf sloeg, de oprit van de N33 op. Op het moment dat hij met die inhaalmanoeuvre bezig was, ging verdachte met zijn auto naar links met de bedoeling om zijn voertuig op de N360 te keren om de vluchtheuvel heen, hetgeen een bijzondere manoeuvre is. Verdachte gaf daarbij geen richting aan naar links en lette kennelijk niet op het overige wegverkeer. Daardoor reed hij de hem net op dat moment passerende motorrijder aan. Niet kan worden vastgesteld dat de motorrijder daarbij te hard reed. Wat er ook zij van de keuze van de motorrijder om op die plek een inhaalmanoeuvre te maken, de gedragingen van verdachte zijn onder de geschetste omstandigheden op zichzelf naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig. Door het ongeval heeft de motorrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 maart 2014, op de voor het verkeer openstaande weg, de N360 gaande in de richting van [plaats 1] , ter hoogte van de aansluiting met de noordelijke op- en afrit van de N33, ter hoogte van hectometerpaal 25.5, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto met aanhangwagen (type paardentrailer), daarmee rijdende over de N360 gaande in de richting van [plaats 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, met dat door hem bestuurde motorrijtuig rijdende over die N360 en gekomen ter hoogte van de aansluiting met de noordelijke op- en afrit van de N33 (kennelijk) ter uitvoering van zijn voornemen tot het verrichten van een bijzondere manoeuvre, te weten zijn motorrijtuig met aanhangwagen te keren, het
rechterknipperlicht van zijn motorrijtuig heeft doen branden en met zijn motorrijtuig een beweging naar rechts heeft gemaakt en zijn motorrijtuig plotseling naar links heeft bewogen om te gaan keren, en daarbij in onvoldoende mate zich er van heeft vergewist dat er zich geen andere weggebruikers ter linkerzijde van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig bevonden, heeft hij, verdachte, daarbij [slachtoffer] op een motorrijtuig, te weten een motorfiets, welke zich links naast het door hem bestuurde motorrijtuig bevond niet gezien en vervolgens met de zijkant van dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer] en dat motorrijtuig aangereden, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een heupkomfractuur, en/of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden ontstond.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de datum van het ongeval en de behandeling van de zaak ter terechtzitting, met het feit dat verdachte geen strafblad heeft en met het feit dat verdachte geen enkele moeite heeft genomen om in contact te treden met het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft schuld aan een verkeersongeval waarbij hij een motorrijder heeft aangereden. Deze motorrijder heeft ten gevolge van daarbij opgelopen zwaar lichamelijk letsel enige tijd in het ziekenhuis door moeten brengen en heeft, nadat hij het ziekenhuis mocht verlaten, nog lange tijd moeten herstellen. Ook nu, anderhalf jaar nadat het ongeval plaatsvond, ondervindt het slachtoffer daar nog dagelijks de nadelige gevolgen van, zo is gebleken uit het door het slachtoffer ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht. Door verdachte is, zo is daar eveneens uit gebleken, op geen enkel moment in het lange herstelproces contact met het slachtoffer gezocht. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, bij een aanmerkelijke verkeersfout, terwijl geen sprake is van het gebruik van alcohol, wordt daar een taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden gehanteerd. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte geen strafblad heeft.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 90 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 oktober 2015.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.