ECLI:NL:RBNNE:2015:5217

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
C18/160004/PR RK 15-489
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens eerdere werkzaamheden bij de Belastingdienst

In deze zaak heeft verzoeker op 17 september 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. G.B.A. Brummer, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland. Dit verzoek was ingediend in het kader van de procedure met zaaknummer LEE 15/1244 IB/PVV, waarbij verzoeker als partij betrokken was. De rechter heeft op 24 september 2015 laten weten niet in de wraking te berusten. Het verzoek is vervolgens op 30 september 2015 behandeld door de wrakingskamer, waarbij noch verzoeker, noch de rechter, noch de inspecteur van de Belastingdienst aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat de rechter verondersteld wordt onpartijdig te zijn, en dat het aan verzoeker is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die deze veronderstelling kunnen weerleggen. Verzoeker heeft aangevoerd dat de rechter eerder werkzaam is geweest bij de Belastingdienst en daardoor bevooroordeeld zou zijn in de zaak.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de rechter gedurende de eerste drie jaar na zijn benoeming als rechter-plaatsvervanger geen zaken heeft behandeld waarbij de Belastingdienst betrokken was. Bovendien was de rechter van 1 november 2007 tot 1 april 2011 inspecteur bij de Belastingdienst, maar is er geen bewijs dat hij betrokken is geweest bij de zaak die in de hoofdprocedure aan de orde is. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de veronderstelling van onpartijdigheid rechtvaardigen, en wijst het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/160004/PR RK 15/489

beslissing van de meervoudige kamer van 5 oktober 2015

op het verzoek van

[A], te [woonplaats], verzoeker,

tot wraking van
mr. G.B.A. Brummer, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 17 september 2015 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
Mr. Brummer, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer LEE 15/1244 IB/PVV, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
Bij brief van 24 september 2015 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is ter zitting van 30 september 2015 door de wrakingskamer behandeld.
Verzoeker is niet verschenen.
De rechter is niet verschenen.
De inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland/kantoor Arnhem, partij in de hoofdprocedure, is niet verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. De rechtbank stelt voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen. De rechtbank ontleent deze maatstaf aan het arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0257, NJ 1996, 484 en aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU5252.
3.1.
Verzoeker heeft naar voren gebracht dat de rechter werkzaam is geweest als belastingambtenaar en dat de rechter daarom bevooroordeeld is inzake verzoekers geschil met de Belastingdienst. Volgens verzoeker kan de rechter niet objectief en zakelijk kijken naar de zaak.
3.2.
In zijn schrijven van 24 september 2015 brengt de rechter naar voren dat hij,
conform de destijds van belang zijnde Leidraad onpartijdigheid van de rechtbank Leeuwarden, gedurende de eerste drie jaar na zijn benoeming als rechter-plaatsvervanger geen zaken heeft behandeld waarbij de Belastingdienst Noord/kantoor Groningen betrokken was.
4. Blijkens de Beroepsgegevens Rechterlijke Macht, zoals deze vermeld staan op de website www.rechtspraak.nl, was de rechter van 1 november 2007 tot 1 april 2011 Inspecteur Vennootschapsbelasting bij de Belastingdienst/kantoor Groningen. Van 1 april 2011 tot 1 juni 2012 was de rechter gerechtsauditeur en rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Leeuwarden. Vanaf 1 juni 2012 bekleedt hij de functie van rechter, aanvankelijk bij de Rechtbank Leeuwarden, vanaf 1 januari 2013 bij de Rechtbank Noord-Nederland.
5.1.
De rechtbank overweegt dat inmiddels een periode van drie jaar is verstreken sinds de rechter zijn werkzaamheden als rechter(-plaatsvervanger) is aangevangen en dat in de hoofdzaak niet het kantoor Groningen maar een ander kantoor van de Belastingdienst is betrokken. Van strijd met de voorheen geldende Leidraad onpartijdigheid van de rechtbank Leeuwarden is daarom geen sprake.
5.2.
Aanbeveling 15 van de thans geldende Leidraad Onpartijdigheid en Nevenfuncties
in de Rechtspraak (januari 2014) luidt dat de rechter ervoor zorgt geen zaken te behandelen waarbij hij uit hoofde van zijn vorige werkkring betrokken is geweest. De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat de rechter op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de zaak die in de hoofdprocedure aan de orde is. Strijdigheid met genoemde aanbeveling doet zich niet voor.
6. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat de rechter partijdig is in de procedure LEE 15/1244 IB/PVV.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 15/1244 IB/PVV) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan de rechter en aan de inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland/kantoor Arnhem.
Aldus gegeven door mr. W.J.A.M. Dijkers, voorzitter, en mr. M.W. de Jonge en mr. M.A.B. Faber-Siermann, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.