ECLI:NL:RBNNE:2015:5020
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van loonvordering in kort geding na ontslag op staande voet
In deze zaak heeft eiseres [A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [B] met als doel doorbetaling van haar loon na een ontslag op staande voet. [A] was sinds 15 november 2014 in dienst bij [B] als administratief medewerkster, met een laatstverdiend salaris van € 2.360,00 bruto per maand. Op 15 juli 2015 heeft [B] [A] op staande voet ontslagen, met als redenen diefstal van bedrijfseigendommen, werkweigering en schending van de geheimhoudingsplicht. Na het ontslag heeft [A] geprotesteerd en haar gemachtigde heeft [B] gesommeerd om het loon door te betalen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 29 september 2015, waarbij beide partijen met hun gemachtigden aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Echter, de rechter oordeelde dat de vordering van [A] tot betaling van loon niet kan slagen, omdat de arbeidsovereenkomst op 15 juli 2015 is geëindigd en [A] niet tijdig een verzoek tot vernietiging van de opzegging heeft ingediend. De kantonrechter concludeert dat de vordering van [A] tot betaling van loon moet worden afgewezen, en veroordeelt [A] in de proceskosten van [B].
Het vonnis is uitgesproken door mr. R. Bootsma op 2 oktober 2015, waarbij de kantonrechter de vordering afwijst en [A] in de kosten van de procedure veroordeelt.