ECLI:NL:RBNNE:2015:5020

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
442516 VV EXPL 15-132
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van loonvordering in kort geding na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft eiseres [A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [B] met als doel doorbetaling van haar loon na een ontslag op staande voet. [A] was sinds 15 november 2014 in dienst bij [B] als administratief medewerkster, met een laatstverdiend salaris van € 2.360,00 bruto per maand. Op 15 juli 2015 heeft [B] [A] op staande voet ontslagen, met als redenen diefstal van bedrijfseigendommen, werkweigering en schending van de geheimhoudingsplicht. Na het ontslag heeft [A] geprotesteerd en haar gemachtigde heeft [B] gesommeerd om het loon door te betalen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 29 september 2015, waarbij beide partijen met hun gemachtigden aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Echter, de rechter oordeelde dat de vordering van [A] tot betaling van loon niet kan slagen, omdat de arbeidsovereenkomst op 15 juli 2015 is geëindigd en [A] niet tijdig een verzoek tot vernietiging van de opzegging heeft ingediend. De kantonrechter concludeert dat de vordering van [A] tot betaling van loon moet worden afgewezen, en veroordeelt [A] in de proceskosten van [B].

Het vonnis is uitgesproken door mr. R. Bootsma op 2 oktober 2015, waarbij de kantonrechter de vordering afwijst en [A] in de kosten van de procedure veroordeelt.

Uitspraak

RECHTBANKNoord Nederland
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 4425216 VV EXPL 15-132
Vonnis in kort geding d.d. 2 oktober 2015
inzake
[A], wonende te [woonplaats] , [adres] ,
eiseres, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. J. Klopstra, advocaat te Stadskanaal (postbus 288, 9500 AG),
tegen
[B], wonende te [woonplaats] aan de [adres] , zaakdoende te [plaatsnaam] , [adres] ,
gedaagde, hierna [B] te noemen,
gemachtigde mr. H.J. Griede, advocaat te Hoogezand (postbus 358, 9600 AJ).
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [A] bij wijze van voorlopige voorziening gevorderd om:
I. [B] te verplichten het aan [A] toekomende loon uiterlijk op de laatste dag van de maand waarover het loon strekt aan [A] betaalbaar te stellen, welk loon bedraagt € 2.360,00 bruto per maand en/of indien en voor zover zij wegens ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, € 1.652,00 bruto per maand, althans enig ander bedrag zoals door de kantonrechter in goede justitie is te bepalen.
II. Indien en voor zover het voorgaande niet zal worden toegewezen, anderszins te beslissen zoals de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
III. [B] te veroordelen in de kosten van de procedure.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 september 2015. Partijen zijn met hun gemachtigden ter zitting verschenen. Zij hebben hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen gezet. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2
[A] is sedert 15 november 2014 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor onbepaalde tijd bij [B] in dienst getreden in de functie van administratief medewerkster. Haar laatstverdiende salaris bedraagt € 13,62 per uur en € 2.360,00 bruto per maand op basis van een 43-urige werkweek.
1.3
[B] heeft [A] bij brief van 15 juli 2015 op staande voet ontslagen. Als ontslagredenen zijn aangevoerd diefstal van bedrijfseigendommen/fraude, werkweigering en schending van de geheimhoudingsplicht.
1.4
[B] heeft tot en met 15 juli 2015 het loon aan [A] voldaan.
1.5
Bij brief d.d. 17 juli 2015 heeft [A] geprotesteerd tegen het ontslag.
1.6
Bij brief d.d. 30 juli 2015 heeft de gemachtigde van [A] [B] gesommeerd om het loon aan [A] door te betalen.

2.De beoordeling

2.1
De aard van de vorderingen brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat [A] daarbij een spoedeisend belang heeft. In zoverre is zij derhalve ontvankelijk in haar vordering.
2.2
In deze procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van [A] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat, vooruitlopend daarop, (gedeeltelijke) toewijzing van die vorderingen bij wijze van voorlopige voorziening reeds nu gerechtvaardigd is. Voorts heeft daarbij als uitgangspunt te gelden dat de rechter in kort geding zonder nader feitenonderzoek en bewijsvoering dient te oordelen op basis van het thans beschikbare materiaal.
2.3
De kantonrechter stelt vast dat het ontslag op staande voet op 15 juli 2015 aan [A] is verleend. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigen, maar ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 BW onderdeel a sub 2 dient een dergelijk verzoek door de werknemer te worden ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De kantonrechter stelt vast dat [A] hiermee in gebreke is gebleven. De stelling van [A] dat uit de inleidende dagvaarding genoegzaam kan worden afgeleid dat de grondslag van de vordering feitelijk ziet op een vernietiging van de opzegging, welke vernietiging bovendien tijdig is ingeroepen, zal door de kantonrechter worden gepasseerd. Nog daargelaten dat op grond van voorgaande rechtsbepalingen een vernietiging van de opzegging bij verzoekschrift moet worden ingediend, stelt de kantonrechter vast dat deze niet tijdig is ingeroepen, omdat de inleidende dagvaarding pas op 18 september 2015 is betekend. Met betrekking tot deze vervaltermijn is de datum van aanvraag van het kort geding niet bepalend, zoals door [A] is betoogd.
2.4
Het voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat de arbeidsovereenkomst op 15 juli 2015 is geëindigd, zodat de vordering van [A] tot betaling van loon zal worden afgewezen. Daarbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat de bodemrechter naar verwachting met toepassing van artikel 7:686a lid 4 onderdeel a [A] niet-ontvankelijk zal verklaren in een verzoek tot vernietiging van de opzegging, omdat deze niet tijdig is ontvangen.
2.5
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal [A] in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [A] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [B] worden vastgesteld op € 400,00 aan salaris-gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Bootsma, kantonrechter, en op 2 oktober 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: gv