ECLI:NL:RBNNE:2015:5016

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
4410795 AR VERZ 15-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ongeschiktheid van de werknemer

In deze zaak heeft de vereniging Scholengroep Perspectief, hierna werkgever genoemd, op 27 augustus 2015 een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden. De werknemer heeft hierop een verweerschrift ingediend, eveneens op 27 augustus 2015. De werkgever baseert het verzoek op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, en stelt dat de werknemer ongeschikt is voor de bedongen arbeid, zonder dat dit het gevolg is van ziekte of gebreken. De werkgever verwijst naar artikel 7:669 lid 3 sub d BW, dat de mogelijkheid van herplaatsing uitsluit.

De werknemer heeft erkend dat hij ongeschikt is voor de bedongen arbeid en dat herplaatsing niet meer mogelijk is. Beide partijen zijn het erover eens dat de werknemer geen verwijt valt te maken voor de ontstane situatie. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in de genoemde artikelen van het BW. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 december 2015, waarbij de opzegtermijn in acht wordt genomen.

Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de werknemer geen aanspraak heeft op een transitievergoeding, maar wel op een vergoeding voor een outplacementtraject van € 5.000,00 en een beëindigingsvergoeding van € 30.000,00 bruto. De kantonrechter beslist dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is uitgesproken door mr. B. van den Bosch op 24 september 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: 4401795 AR VERZ 15-15
Beschikking van de kantonrechter van 24 september 2015
in de zaak van
de vereniging Scholengroep Perspectief,
gevestigd en kantoorhoudende te Stadskanaal,
hierna te noemen werkgever, verzoekster,
gemachtigde: mr. E.M. van der Molen, jurist bij OSGMetrium te Leeuwarden (postbus 586, 8901 BJ),
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen werknemer, verweerder,
gemachtigde: S.M.H. Vinke, juridisch adviseur bij CNV Onderwijs te Utrecht (postbus 2510, 3500 GM).

1.De procedure

1.1.
De werkgever heeft een verzoek ingediend, binnengekomen op de griffie op 27 augustus 2015, om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
1.2
De werknemer heeft een verweerschrift ingediend, binnengekomen op de griffie op 27 augustus 2015.

2.De beoordeling

2.1.
De werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden.
Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken, terwijl herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet meer mogelijk is. De werkgever wijst op artikel 7:669 lid 3 sub d BW.
2.2.
De werknemer heeft erkend dat inmiddels sprake is van een zodanige ongeschiktheid dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook de werknemer ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
Partijen zijn het erover eens dat de werknemer van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken.
2.3.
Omdat de werknemer heeft erkend dat sprake is van zijn ongeschiktheid voor de bedongen arbeid, en partijen het erover eens zijn dat die onherstelbaar is en herplaatsing van de werknemer niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d, BW. Uit de stukken blijkt dat partijen hierover meerdere keren hebben gesproken en dat er verbeteracties zijn ondernomen, ook in de vorm van scholing. Er is geen mogelijkheid tot herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn.
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 december 2015 de opzegtermijn als bedoeld in artikel 7:672 BW in acht wordt genomen, zodat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onder a BW zal worden ontbonden per 1 december 2015.
2.5.
Partijen zijn het er voorts over eens dat de werknemer geen aanspraak heeft op een transitievergoeding gelet op artikel 2 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding, anders dan een vergoeding om een outplacementtraject te bekostigen, door partijen overeengekomen, van € 5.000,00 inclusief omzetbelasting. De werkgever is daarnaast bereid de werknemer een door partijen overeengekomen beëindigingsvergoeding van € 30.000,00 bruto te betalen. Nu de werkgever niet heeft verzocht deze bedragen aan de werknemer toe te kennen, kan dit aspect buiten de beoordeling van het onderhavige verzoek worden gelaten.
2.6.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2015;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2015.
typ: wj