Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter d.d. 7 januari 2015
[A],
Procesverloop
Motivering
De feiten
"Op 27 februari j.l. hebben wij u de laatste kans gegeven om het contract voor het pachtjaar 2014 te tekenen. Ons districtshoofd [B] en opzichter [C] zijn daarvoor persoonlijk bij u op bezoek geweest. Ook toen heeft u geweigerd te tekenen. Dit spijt ons omdat wij graag verder wilden met u als pachter. Echter als u niet wenst te tekenen dan kunnen wij niet verder. Bij het bezoek is u aangezegd dat in dat geval een andere pachter zal worden gezocht. Met deze brief bevestig ik dit. Nogmaals spijt het ons dat op deze manier een einde komt aan onze samenwerking"
"dat partijen zijn overeengekomen dat in hun verhouding de bepalingen van de artikelen 7:313 lid 2, 7:319 lid 1 onder a, c en d, 7:325, 7:327, 7:328, 7:332, 7:333, 7:363 tot en met 7:374, 7:378 tot en met 7:384, 7:399a en 7:399c lid 1 Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zullen zijn. Dit betekent niet dat per se deze bepalingen met zoveel woorden door partijen moeten zijn genoemd, maar wel dat partijen hun overeenstemming over en weer in de bedoelde zin hebben begrepen en hebben mogen begrijpen."(arrest 3 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9214).
"Geliberaliseerde pacht los land voor 6 jaar of korter (artikel 7:397, lid 1, BW) en verpachting binnen reservaten (artikelen 7:388 e.v. BW)". Nu deze overeenkomsten niet door [A] zijn ondertekend kan niet zonder meer worden aangenomen dat hetgeen in deze hem aangeboden contracten staat vermeld is overeengekomen. De pachtkamer is verder van oordeel dat er onvoldoende grondslag is om aan te kunnen nemen dat partijen hun overeenstemming over en weer aldus hebben begrepen en hebben mogen begrijpen dat het geliberaliseerde regime van toepassing zou zijn. De volgens artikel 7:397, lid 1 BW uitgesloten bepalingen betreffen een meeromvattende afwijking van het reguliere regime en It Fryske Gea heeft onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat deze afwijking is overeengekomen. De pachtkamer heeft in hetgeen hieromtrent door It Fryske Gea is gesteld geen aanwijzing gevonden dat, afgezien van de duur van de overeenkomst en de bijzondere bepalingen in verband met het weidevogelbeheer, verdere afwijkende bepalingen tussen partijen überhaupt aan de orde zijn geweest.