ECLI:NL:RBNNE:2015:4959

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
157213/15-354
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2015 een beschikking gegeven met betrekking tot de spoeduithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vader van de minderjarigen aanwezig waren, bijgestaan door hun respectieve advocaten. De gezinsvoogden, die anoniem moesten blijven omwille van hun veiligheid, waren ook aanwezig. De kinderrechter heeft de identiteit van de gezinsvoogden vastgesteld aan de hand van identiteitsbewijzen en werkgeverspassen.

De aanleiding voor de uithuisplaatsing was de acute dreiging die uitging van de vader, die veel bedreigingen had geuit naar zijn omgeving, inclusief hulpverleners. De GI (William Schrikker Jeugdbescherming) had verzocht om de minderjarigen met spoed uit huis te plaatsen, wat door de kinderrechter werd toegewezen. De ouders hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de moeder zich zorgen maakte over de reële dreiging van de vader en de vader zijn frustraties uitte over de situatie.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de veiligheid van de minderjarigen en heeft een machtiging verleend voor een periode van drie maanden, tot 10 september 2015. De kinderrechter benadrukte het belang van het herstellen van het contact tussen de minderjarigen en hun moeder, en mogelijk ook met de vader, op een veilige manier. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er zijn verdere onderzoeken aangekondigd om de situatie te monitoren en te beoordelen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/157213 / JE RK 15-354
datum uitspraak: 24 juni 2015

beschikking spoeduithuisplaatsing

in de zaak van

William Schrikker Jeugdbescherming, hierna te noemen de GI,

gevestigd te Amsterdam-Zuidoost.
betreffende

[naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,

[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2]
.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] , hierna te noemen de vader,

wonende te Drachten,

[naam] hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 juni 2015, ingekomen bij de griffie op 10 juni 2015, waarin is verzocht de minderjarigen met spoed gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling
Op 24 juni 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn: de moeder bijgestaan door raadsman mr. S. Heijerman, de vader bijgestaan door raadsvrouw mr. A. Foppen en twee (anonieme) gezinsvoogden als vertegenwoordigers van de GI.
Het horen van de moeder en de vader heeft vanwege de aard van de zaak gescheiden plaatsgevonden. Aan de advocaten van partijen en de gezinsvoogden is de gelegenheid geboden bij beide delen van de zitting aanwezig te zijn. De verschenen gezinsvoogden hebben verklaard dat hun anonimiteit verband houdt met hun veiligheid. De identiteitsgegevens van de gezinsvoogden zijn tijdens de zitting door de kinderrechter vastgesteld aan de hand van hun identiteitsbewijzen. Tevens is hun werkrelatie met de GI vastgesteld aan de hand van werkgeverspassen en derhalve bij de rechtbank bekend.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] verblijven thans in een pleeggezin.
Bij beschikking van 10 december 2014 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot
15 januari 2016. Bij beschikking van 10 juni 2015 is de machtiging tot een spoeduithuisplaatsing voor de duur van 4 weken verleend.

Het standpunt van de belanghebbenden

Standpunt GI
De afgelopen weken zijn er door de vader veel dreigementen geuit naar zijn omgeving, waaronder de hulpverlening. De uitingen van de vader waren zodanig dat zij door het Veiligheidshuis als acuut en urgent zijn beoordeeld. Hierop is besloten om de minderjarigen met spoed uit huis te plaatsen. Uit het verleden is gebleken dat de moeder erg beïnvloedbaar is. Daardoor ontstond de vrees dat de minderjarigen in handen van de vader zouden vallen. Het is de bedoeling dat het Landelijk Expertise Centrum (LEC) de jeugdbeschermingsmaatregelen op zich gaat nemen. Die zullen verder onderzoeken of en in hoeverre er in de toekomst een rol is weggelegd voor de vader. In de komende weken zal de GI zo snel mogelijk de communicatie met de vader en de moeder op gang te brengen en te kijken en te beoordelen of er op een veilige en verantwoorde manier tot een bezoekregeling kan worden gekomen. De uithuisplaatsing van de minderjarigen houdt geen verband met de opvoedvaardigheden van de moeder. De GI heeft vertrouwen in de moeder. Er zal een NIFP onderzoek komen om te kijken hoe de moeder weerbaarder kan worden.
Standpunt moeder
Namens de moeder is aangevoerd dat de dreiging vanuit de vader met name is gericht aan de gemeentes en hulpverleningsinstanties. De moeder woont op een geheim adres en is weerbaar genoeg. Zij heeft verder geen contact met vader noch zijn ouders. De omgang met de minderjarigen moet nog worden geregeld. De uithuisplaatsing is echter een verstrekkend middel. De angst is begrijpelijk, maar het is de vraag in hoeverre de dreiging naar de moeder en de minderjarigen reëel is. De vader heeft de minderjarigen al lange tijd niet gezien en onderhoudt telefonisch contact met de minderjarigen. Voor de toekomst moet worden voorkomen dat de minderjarigen bij elke dreiging vanuit vader uit huis worden geplaatst. De moeder wil zo snel mogelijk worden herenigd met de minderjarigen.
Standpunt vader
De vader wil niet bagatelliseren wat er is voorgevallen, maar hij heeft voornamelijk gehandeld uit frustratie. De minderjarigen zijn beter af bij de moeder. De vader heeft aangegeven dat hij dienstplicht zal gaan vervullen in Turkije, zodat hij afwezig is en er een periode van rust is en een veilige omgeving voor de minderjarigen. Zijn ouders kopen soms spullen voor moeder, omdat zij daarom vraagt. Namens de vader wordt verzocht om het verzoek af te wijzen dan wel het verzoek voor drie maanden toe te wijzen.

De verdere beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende naar voren gekomen. Op basis van bedreigingen vanuit de vader gericht aan de gemeente en de betrokken hulpverleningsinstanties met betrekking tot de kinderen, is met spoed besloten om de minderjarigen uit huis te plaatsen voor hun eigen veiligheid. De GI heeft ter zitting aangegeven dat de zaak binnen 8 tot 10 weken zal worden overgedragen aan het LEC. Vooralsnog zal nader onderzoek moeten uitwijzen of en in hoeverre de veiligheid van de minderjarigen gegarandeerd kan worden bij de moeder en wat de rol van de vader in toekomst zal zijn.
Nu de GI heeft aangegeven dat de uithuisplaatsing geen betrekking heeft op de opvoedvaardigheden van de moeder, maar uitsluitend is verzocht vanwege de dreiging vanuit de vader, dient zo spoedig mogelijk te worden onderzocht of een terugplaatsing (en onder welke omstandigheden) bij de moeder tot de mogelijkheden behoort. Derhalve zal de kinderrechter het verzoek tot uithuisplaatsing voor de duur van 3 maanden toewijzen en voor het overige aanhouden. De kinderrechter overweegt daarbij dat het in de komende periode in ieder geval van belang is dat het contact tussen de minderjarigen en de moeder (en indien mogelijk met de vader) zo spoedig mogelijk hersteld moet worden, zo nodig op een veiligheidslocatie.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 10 juni 2015 voor de duur van 3 maanden, derhalve tot
10 september 2015.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
houdt de beslissing op het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor de resterende verzochte duur aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak met betrekking tot
de vaderwordt voortgezet ter zitting met gesloten deuren van
2 september 2015 om 15:00 uurin één van de zalen van het gerechtsgebouw te Groningen aan het Guyotplein 1. De rechtbank ziet redenen om
de moederafzonderlijk te horen. De moeder zal hiervoor nog een nadere oproeping ontvangen.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de hiervoor genoemde zittingsdatum verslag uit te brengen aan de kinderrechter en de belanghebbenden, ter zake hetgeen hiervoor is overwogen;
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
de griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden