ECLI:NL:RBNNE:2015:493

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
9 februari 2015
Zaaknummer
850317-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bij gewelddadige gijzeling en afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige gijzeling, diefstal met geweld en afpersing van vier Vietnamese mannen. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 10.133,49. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte € 10.133,49 bedraagt, maar heeft dit bedrag gehalveerd tot € 5.066,75, gezien het aandeel van de medeverdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een vordering van een benadeelde partij, die in rechte was vastgesteld op € 6.383,49, maar waarvan een deel niet in mindering kon worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 2.500,-. De verdachte is verplicht gesteld dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850317-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2015 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 11 december 2014 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 10.133,49 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/830317-14 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 15 januari 2015. De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op het in de vordering genoemde bedrag, maar dat de terugbetalingsverplichting moet worden gesteld op € 5.000,--. De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het volgende bewijsmiddel:
Een ambtsedig rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 15 december 2014, opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van politieregio Groningen, opgenomen in het ontnemingsdossier met parketnummer 18/830317-14 ten aanzien van [verdachte], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel:
Opbrengst uit vrijheidsbeneming/gijzeling/afpersing/diefstal met geweld:
- losgeld dat door [getuige 1] en [getuige 2] naar het station in [plaats] is gebracht op
28 augustus 2013 in verband met de gijzeling van de vier Vietnamezen. Uit het onderzoek is gebleken dat het hier om vermoedelijk € 5000,- gaat.
- Banktransacties van de rekening van [slachtoffer] gedaan op 28 en 29 augustus 2013, nadat [slachtoffer] zijn pinpas en zijn pincode heeft moeten afstaan tijdens de gijzeling. De som van deze transacties bedraagt € 5.133,49.

Totale opbrengst:

  • € 5000,- losgeld
  • € 5.133,49Pintransacties
€ 10.133,49 Totale opbrengst:

Kosten:

Er is uit het onderzoek niet gebleken dat door [verdachte] kosten zijn gemaakt.

Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel

Opbrengst € 10.133,49
Af: Kosten € 0,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 10.133,49
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld dat [verdachte] een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft van € 10.133,49.

Beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 29 januari 2015 in de zaak met parketnummer 18/850317-14 veroordeeld ter zake het medeplegen van gijzeling, diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de dossierstukken leidt de rechtbank af dat veroordeelde deze feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd met zijn [medeverdachte]. Uit de dossierstukken blijkt dat veroordeelde en zijn [medeverdachte] door diverse getuigen als de leiders zijn aangemerkt van de gijzeling/diefstal en afpersing. Veroordeelde en zijn [medeverdachte] hebben een even groot aandeel gehad in deze feiten; zij waren voortdurend aanwezig aan de [straat] en wisselden elkaar af bij de nachtelijke wacht. Voorts zijn veroordeelde en zijn [medeverdachte] beiden agressief en dreigend met wapens geweest. Gelet op hun beider aandeel komt de rechtbank tot een ponds ponds gewijze verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde bedraagt derhalve € 10.133,49/ 2 = € 5.066,75. Nu de raadsman geen kosten heeft opgevoerd en evenmin anderszins daarvan is gebleken gaat de rechtbank er van uit dat veroordeelde geen kosten heeft gemaakt.
Bij de bepaling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, dient de aan een benadeelde derde in rechte toegekende vordering overeenkomstig art. 36e, achtste lid, Sr in mindering te worden gebracht. Bij de toepassing van deze regeling komt slechts in aanmerking de in rechte onherroepelijk toegekende vordering van een (rechts)persoon die strekt tot vergoeding van diens schade als gevolg van het feit waarop de ontnemingsvordering (mede) steunt, indien en voor zover tegenover die schade een daarmee corresponderend voordeel voor de veroordeelde staat. Aftrek van de vordering van de benadeelde partij kan derhalve slechts plaatsvinden tot maximaal het bedrag van het daarmee corresponderend voordeel voor de betrokkene.
Bij vonnis van 29 januari 2015 is de vordering van de benadeelde partij in rechte vastgesteld en toegewezen tot een bedrag van in totaal € 6.383,49. Dit bedrag ziet echter ten dele op posten die niet zijn meegenomen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit betreft de posten 'kettingen', 'contant geld' en 'Samsung Galaxy S4' met een totale waarde van € 1.250,--. De rechtbank zal daarom in aftrek nemen een bedrag van
€ 5.133,49/2 derhalve een bedrag van € 2.566,75 in mindering brengen.
Het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel komt daarmee op een bedrag van
€ 5.066,75 minus € 2.566,75 derhalve € 2.500,-.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 2.500,-.
Legt
[verdachte], voornoemd, de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 2.500,- (zegge: vijfentwintig honderd euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. A.F. Gerding en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. T.J. de Wind, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2015.
Mr. Blom is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen