ECLI:NL:RBNNE:2015:4914

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
18.930192-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van diefstal en roofovervallen in juli 2015

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en drie roofovervallen die in juli 2015 plaatsvonden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, met aftrek van voorarrest, voor de gepleegde feiten. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een tas van een slachtoffer, diefstal met geweld in een kledingwinkel, een overval op een bloemenboetiek en het afpersen van een slachtoffer in een eetgelegenheid. De verdachte ontkende echter elke betrokkenheid bij de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de bewijslast niet voldoende was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters en getuigen niet overtuigend genoeg waren om de verdachte als dader aan te wijzen. De camerabeelden die door de politie waren verzameld, toonden enkel aan dat de verdachte zich in de nabijheid van de misdrijven bevond, maar bewezen niet dat hij de dader was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de in beslag genomen fiets aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat er geen belang van strafvordering was dat zich daartegen verzette. De benadeelde partijen, die schadevergoeding hadden gevraagd, werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen waren. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis werd uitgesproken in de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930192-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 23 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [geboorteland] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Verdachte is niet in persoon verschenen; wel is verschenen mr. K. Martens, advocaat te Assen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op/aan ( [parkeerplaats] ) heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 juli 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (op/aan ( [parkeerplaats] ) de tas (met inhoud) van die [slachtoffer 1] (uit/vanaf) een winkelwagen) heeft (weg)gepakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 09 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit [kledingwinkel] aan [straat 1] ) heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [kledingwinkel] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte achter de kassa is gelopen en/of die [slachtoffer 3] (bij de nek) heeft (vast)gepakt en/of (daarbij) dreigend heeft aangegeven dat hij een wapen/iets in zijn broekzak had en/of gezegd: "zie je dit, ik wil dit niet doen" en/of
"maak de kassa open en blijf rustig" en/of "draai je om en kijk de andere kant op. Blijf staan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 3] dreigende situatie heeft geschapen;
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit [bloemenboetiek] aan [straat 2] ) heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bloemenboetiek] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte op die [slachtoffer 4] is afgelopen en/of achter de toonbank is gelopen en/of (daarbij) heeft gezegd: "Je geld of je leven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] bij de keel heeft (vast)gepakte en/of een mes tegen de keel gezet/gehouden en/of (daarbij) gezegd: "maak de kassa open" en/of "ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 4] dreigende situatie heeft geschapen;
4.
hij op of omstreeks 12 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (in [eetgelegenheid] aan [straat 3] ) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eetgelegenheid] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte op die [slachtoffer 5] is afgelopen en/of haar dreigend een mes heeft getoond en/of (daarbij) gezegd "rustig doen, gewoon doen" en/of "ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 5] dreigende situatie heeft geschapen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt en vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 , 3 en 4 ten laste gelegde op grond van het volgende.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is te bewijzen op grond van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , dat zij de persoon, een donker getinte man, die op de parkeerplaats haar tas uit haar winkelwagentje heeft weggenomen heeft herkend als dezelfde persoon die zij even daarvoor in de [winkel 1] heeft zien staan en die haar daar was opgevallen. Tevens is hierbij van belang de verklaring van de [getuige 1] , medewerkster van de [winkel 1] , dat zij in het halve uur voorafgaand aan de diefstal slechts één donker getinte man in de betreffende [winkel 1] heeft gezien in combinatie met de camerabeelden die in deze winkel zijn gemaakt en waarop in dat halve uur een donker getinte man is te zien die door de politie is herkend als de verdachte en waarop de verdachte zichzelf heeft herkend.
Het onder 2 ten laste gelegde is te bewijzen op grond van de omstandigheden dat dit feit twintig minuten na de mislukte tasjesroof (onder 1) heeft plaatsgevonden en dat het door aangeefster [slachtoffer 3] gegeven signalement van de persoon die haar zojuist heeft beroofd overeenkomt met dat van de verdachte.
Het onder 3 ten laste gelegde is te bewijzen op grond van het door aangeefster
[slachtoffer 4] gegeven - en op de verdachte passend - signalement van de persoon die haar zojuist heeft beroofd en de omstandigheid dat op camerabeelden van een [winkel 2] is te zien dat verdachte kort na de overval de betreffende bloemenwinkel verlaat.
Het onder 4 ten laste gelegde is te bewijzen op grond van de door aangeefster [slachtoffer 5] en de [getuige 2] gegeven signalementen van de persoon die [slachtoffer 5] heeft beroofd, die zouden passen op dat van de verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van deze feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair en subsidiair, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten.

Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair, 2, 3, en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De verdachte heeft elke betrokkenheid bij de feiten ontkend. De rechtbank is van oordeel dat er op grond van het dossier verdenkingen zijn gerezen jegens verdachte als de vermoedelijke dader van de ten laste gelegde feiten.
Daar staat echter tegenover dat geen van de door de officier van justitie genoemde aangeefsters en getuigen is geconfronteerd met de beelden die door de camera's van de winkels [winkel 1] en [winkel 2] zijn gemaakt en waarop verdachte door de politie is herkend en hij zichzelf heeft herkend. Dit betekent dat uit de camerabeelden slechts kan worden opgemaakt dat verdachte op de tijdstippen waarop de beelden zijn gemaakt ter plaatse is geweest. Voor wat betreft de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten houdt dit in dat - hooguit - vast is komen te staan dat verdachte omstreeks de tijdstippen waarop deze feiten zijn gepleegd, zich in de nabije omgeving bevond van de plaatsen waar deze delicten zijn gepleegd. Echter, uit de beelden kan niet worden afgeleid, ook niet in samenhang met de overige bewijsmiddelen, dat het verdachte is geweest die zich aan deze en de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt. De door aangeefsters en getuigen gegeven signalementen van de dader(s) vullen deze leemte ook niet voldoende op.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank nog dat zij, anders dan de officier van justitie, uit de camerabeelden van de [winkel 2] niet kan opmaken dat verdachte daar zojuist "een bloemenwinkel" heeft verlaten.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een fiets (kleur: zwart, [merk/type] Opoefiets), moet worden teruggegeven aan de verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair, 2, 3, en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven fiets (kleur: zwart, [merk/type] Opoefiets).
feit 2
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
feit 3
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. L.H.A.M. Voncken en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2015.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.