ECLI:NL:RBNNE:2015:4878

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
21 oktober 2015
Zaaknummer
18.930015-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en opzetheling door verdachte in vereniging met anderen, met bijzondere voorwaarden voor straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de nacht van 20 op 21 januari 2015 in Súdwest-Fryslân, in vereniging met anderen, verschillende professionele gereedschappen heeft weggenomen uit bestelwagens. Dit gebeurde door middel van braak en verbreking, wat de slachtoffers ernstig heeft getroffen in hun beroepsmatige werkzaamheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 162 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht, behandelverplichting en elektronisch toezicht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, waarbij de verdachte medeverantwoordelijk werd gehouden voor de instandhouding van vermogenscriminaliteit door zijn rol als heler. De rechtbank heeft ook de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstal en opzetheling gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en legt de nadruk op de noodzaak van toezicht en behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930015-15
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 9 juni 2015 en -na heropening van het onderzoek- op 29 september 2015.
De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Lintz, advocaat te ‘s-Gravenhage.

De tenlastelegging

De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 januari 2015, te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal blokken hout, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een aantal blokken hout heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die blokken hout wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 januari 2015, te [pleegplaats 2] , gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsbus (met [kenteken] ) heeft weggenomen boormachines, een schroefmachine, een boorhamer, een koffer, een zaklantaarn, een acculader, en/of accu's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 2] , gemeente Steenwijkerland en/of te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, boormachines, een schroefmachine, een boorhamer, een koffer, een zaklantaarn, een acculader, en/of accu's heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 20 op 21 januari, te [pleegplaats 3] , gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit meerdere bestelwagens heeft weggenomen bladblazers, een kettingzaag, bosmaaiers, twee kettingzaagbladbeschermers en/of twee heggescharen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 3] , gemeente Súdwest-Fryslân en/of te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bladblazers, een kettingzaag, bosmaaiers, twee kettingzaagbladbeschermers en/of twee heggescharen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 19 op 20 januari 2015, te [pleegplaats 4] , gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een generator, een tas, een klopboormachine, een heteluchtpistool, een compressor, een koffer aircotechniek, een drukmeter, een batterijmeter, een elektrische schroevendraaier, een aktentas, een accuboormachine, een acculader, een spanningzoeker, een ratelsleutel, een slijpmachine, een computer (notebook), een computer Apple mini, een diagnosemeter, een borenslijpmachine, een hydraulische pers, stekkergereedschap, een manometerset, een meetslangset, een tappen set, een halogeen detector en/of een luchfrees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 4] , gemeente Coevorden en/of te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een generator, een tas, een klopboormachine, een heteluchtpistool, een compressor, een koffer aircotechniek, een drukmeter, een batterijmeter, een elektrische schroevendraaier, een aktentas, een
accuboormachine, een acculader, een spanningzoeker, een ratelsleutel, een slijpmachine, een computer (notebook), een computer Apple mini, een diagnosemeter, een borenslijpmachine, een hydraulische pers, stekkergereedschap, een manometerset, een meetslangset, een tappen set, een halogeen detector en/of een luchfrees, heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 05 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden en/of te [pleegplaats 5] , gemeente Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een cirkelzaag (Husqvarna), een trilplaat (Wacker Neuson), een slijpmachine (Hilti), een acculader (Hilti) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goederen wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof.
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten met parketnummer 18.930015-15
23 januari 2015; [pleegplaats 1] ; Voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De (gewijzigde) vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 29 september 2015
De officier van justitie mr. A. van den Oever acht hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. Datzelfde geldt voor hetgeen onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat de officier van justitie de opzetvariant en het medeplegen bewezen acht. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van de heling van de goederen van [slachtoffer 4] .
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot:
- een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf voor de duur van 162 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, voorzetting van de behandeling bij [Organisatie] en 4 maanden voortzetting van het elektronisch toezicht.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] wel een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, te weten ten bedrage van 595,40 euro voor [slachtoffer 5] en tot 1625,- euro voor [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van het beslag verzoekt de officier van justitie de rechtbank te handelen conform de door haar ter zitting overgelegde beslaglijst. In aanvulling op die lijst heeft de officier van justitie ter zitting aangegeven, dat de houtblokken kunnen worden teruggegeven aan [slachtoffer 1] .

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank zulks, net als de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van Feit 1 primair:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 1 primair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 9 juni 2015 afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 23 januari 2015, opgenomen op p. 295 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland.
Ten aanzien van Feit 2 subsidiair:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 2 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 9 juni 2015 afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 24 januari 2015, met bijlagen, opgenomen op p. 311 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Bewijs van ontvangst d.d. 27 januari 2015, opgenomen op p. 80 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van Feit 3 subsidiair:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 3 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 9 juni 2015 afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 24 januari 2015, met bijlagen, opgenomen op p. 291 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Bewijs van ontvangst d.d. 26 januari 2015, opgenomen op p. 78 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van Feit 4 subsidiair:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 4 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 9 juni 2015 afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 25 januari 2015, met bijlagen, opgenomen op p. 283 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Proces-verbaal bevindingen d.d. 25 januari 2015, opgenomen op p. 21 van voornoemd dossier;
Bewijs van ontvangst d.d. 25 januari 2015, opgenomen op p. 72 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van Feit 5:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 5 de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 9 juni 2015 afgelegd;
Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 januari 2015, opgenomen op p. 171 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Bescheinigung über die Erstattung einer Anzeige, opgenomen op p. 303 e.v. van voornoemd dossier.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het voorhanden hebben van de goederen van aangever [slachtoffer 4] . De rechtbank zal verdachte om die reden in zoverre vrijspreken van het ten laste gelegde.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 22 op 23 januari 2015, te [pleegplaats 1] , gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal blokken hout, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2.
subsidiair:
hij in de periode van 22 tot en met 23 januari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, boormachines, een schroefmachine, een boorhamer, een koffer, een zaklantaarn, een acculader, en accu’s heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
subsidiair:
hij in de periode van 20 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, bladblazers, een kettingzaag, bosmaaiers, twee kettingzaagbladbeschermers en twee heggescharen, heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4. subsidiair:
hij in de periode van 19 tot en met 23 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een generator, een tas, een klopboormachine, een heteluchtpistool, een compressor, een koffer aircotechniek, een drukmeter, een batterijmeter, een elektrische schroevendraaier, een aktentas, een accuboormachine, een acculader, een spanningzoeker, een ratelsleutel, een slijpmachine, een computer (notebook), een computer Apple mini, een diagnosemeter, een borenslijpmachine, een hydraulische pers, stekkergereedschap, een manometerset, een meetslangset, een tappen set, een halogeendetector en een luchtfrees, heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
hij in de periode van 16 januari 2015 tot en met 23 januari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een slijpmachine (Hilti) en een acculader (Hilti) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 primair: diefstal door twee of meerdere verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2 subsidiair: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3 subsidiair: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4 subsidiair: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 02 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vermogensmisdrijven is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage en voortgangsverslagen toezicht en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals op de terechtzittingen door verdachte en zijn raadsman uiteengezet.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en opzetheling, in vereniging gepleegd. Met betrekking tot de diefstal van de houtblokken overweegt de rechtbank dat verdachte zich ’s nachts met zijn medeplegers rondom de woning van [slachtoffer 1] heeft begeven. Het slachtoffer heeft het drietal vervolgens op haar bewakingscamera gadegeslagen, hetgeen haar hevige schrik heeft aangejaagd. Ten aanzien van de bewezenverklaarde gevallen van opzetheling overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit zoals het plegen van diefstallen met braak. Naar het oordeel van de rechtbank treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling.
In het onderhavige geval zijn de slachtoffers op bijzonder kwalijke wijze getroffen in de uitoefening van hun beroepsmatige werkzaamheden. De geheelde goederen betroffen immers professionele gereedschappen. Bovendien is bij de gepleegde diefstallen die aan de heling vooraf zijn gegaan, schade toegebracht aan bedrijfsauto’s. De rechtbank houdt verdachte medeverantwoordelijk voor de overlast die de slachtoffers daardoor en door het gemis van hun gereedschappen moeten hebben ervaren. Zij zijn bovendien ernstig belemmerd in de uitvoering van hun dagelijkse werkzaamheden.
Als reactie op deze feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafsoort en -maat met name rekening met het door de Reclassering Nederland op 20 augustus 2015 uitgebrachte voortgangsverslag toezicht, waarin een gematigd positief beeld van verdachtes opstelling wordt geschetst. Hij houdt zich aan zijn rooster en komt zijn afspraken na. Verdachte volgt sinds kort een opleiding tot vrachtwagenchauffeur en is in behandeling bij [Organisatie] . Daarnaast staat verdachte, ter voorkoming van recidive, onder elektronisch toezicht. Nu verdachte ter terechtzitting duidelijk heeft aangegeven dat hij de positieve wending in zijn leven wil voortzetten, zal de rechtbank -als laatste kans voor verdachte ter voorkoming van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf- de officier van justitie volgen in de strafeis. Verdachte heeft aangeven dat hij zich aan de in de strafeis geformuleerde bijzondere voorwaarden zal houden.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen in combinatie met een maximale werkstraf passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen als bijzondere voorwaarden, een meldplicht, een behandelverplichting bij [Organisatie] en elektronisch toezicht gedurende een deel van de proeftijd worden verbonden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen - met uitzondering van de houtblokken - dient te worden gehandeld zoals door de officier van justitie is gevorderd conform de overgelegde beslaglijst, nu op dit punt door de verdediging geen verweer is gevoerd en de rechtbank ook overigens geen aanleiding ziet om daarvan af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen houtblokken moeten worden teruggegeven aan [slachtoffer 1] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 2 subsidiair)

[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 primair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 595,40 aan materiële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 2 primair ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3 subsidiair)

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 primair ten laste gelegde feit respectievelijk het aan verdachte onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 4.864,- aan materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indiener van de vordering onvoldoende komen vast te staan. Er is geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat de indiener bevoegd was om namens de benadeelde partij een vordering in te dienen. Om die reden kan de rechtbank de vordering niet in behandeling nemen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Ook de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank vanwege het ontbreken van een machtiging niet mogelijk.

Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 5)

[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 2.900,- aan materiële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met de heling van de in te tenlastelegging opgenomen goederen van [slachtoffer 4] , terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
162 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak (telefonisch) meldt bij Reclassering Nederland te [plaats] , [telefoonnummer] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat veroordeelde zich laat behandelen bij [Organisatie] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven;
  • dat de veroordeelde zich gedurende de eerste 4 maanden van de proeftijd zal stellen onder elektronisch toezicht, met inachtneming van hetgeen in het door de Reclassering Nederland te [plaats] opgestelde rooster staat vermeld.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
De rechtbank verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld bij de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, met uitzondering van de houtblokken.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld bij de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbenden en aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld bij de aan dit vonnis gehechte beslaglijst. De rechtbank gelast de teruggave van de houtblokken aan [slachtoffer 1] .
De rechtbank bepaalt dat de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank bepaalt voorts dat deze benadeelde partijen en veroordeelde hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mrs. E. Läkamp en A. Heidekamp, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 oktober 2015.