RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer 18/920182-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/930092-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 september 2015. Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. Th. Martens, advocaat te Assen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening vanaf een bouwlacatie aan/nabij [straat 1] heeft weggenomen
een hoeveelheid kabels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4]
en/of [bedrijf 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 08 juli 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening,
vanaf een bouwlocatie, weg te nemen een hoeveelheid kabels, geheel of ten dele
toebehorende aan de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4]
en/of [bedrijf 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, zich naar die bouwlocatie heeft begeven en/of kabels uit de
grond heeft getrokken, althans heeft verzameld en/of kabels in een tas/rugzak
heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een chocoladereep, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan het [winkelbedrijf] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te
nemen een chocoladereep, geheel of ten dele toebehorende aan het [winkelbedrijf]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zich naar een
schap / aanbiedingskrat van die winkel heeft begeven en/of een chocoladereep
uit de winkelvoorraad van [winkelbedrijf] heeft gepakt en/of een chocoladereep in/op
zijn tas heeft gelegd en/of met een chocoladereep richting de uitgang van het
winkelcentrum, althans niet richting de kassa van [winkelbedrijf] is gelopen, terwijl
de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte toestemming heeft gekregen van een werknemer om de kabels van de bouwlocatie mee te nemen. Verdachte dient derhalve daarvan te worden vrijgesproken.
Met betrekking van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken nu hij niet heeft gehandeld met het vereiste oogmerk.
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde volgt uit de stukken in het dossier dat verdachte bezig was om de kabels in zijn tas te stoppen op het moment dat hij door de politie werd aangetroffen. Nu de diefstal niet is voltooid, kan naar het oordeel van de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen en zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2015, opgenomen op pagina 25 e.v. van dossier nr. PL0100-2015197534 d.d. 9 juli 2015, inhoudende de verklaring van [aangever 1] :
Ik ben namens de benadeelden [bedrijf 2] en [bedrijf 3] gerechtigd tot het doen van aangifte van diefstal. Ik ben werkzaam als uitvoerder bij het bedrijf [bedrijf 1] . Op dit moment zijn wij bezig met een bouwklus voor [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] op de kruising [straat 2] met [straat 1] in [pleegplaats] . [straat 1] ligt open en daar staan verschillende bouwmaterialen op de bouwplaats zoals kabels en buizen. Deze kabels en buizen worden allemaal uit de grond gehaald en zijn eigendom van bovenstaande bedrijven waar wij voor werken. Op woensdag 8 juli 2015, omstreeks 16.30 uur, hebben alle werknemers de bouwplaats verlaten. Normaal gesproken worden alle kabels en buizen in een container gestopt maar blijkbaar is er nu iets blijven liggen. Op donderdag 9 juli 2015 werd ik gebeld door de politie dat er gisteren iemand is aangehouden bij ons op de bouwplaats die daar kabels heeft weggenomen. U vraagt mij of er iemand toestemming heeft gegeven voor het wegnemen van deze kabels maar ik, en ook mijn werknemers, hebben niemand toestemming gegeven om kabels of andere goederen van de bouwplaats weg te nemen. Dit kan sowieso niet omdat alle kabels en buizen die wij vinden eigendom zijn van bovenstaande bedrijven. U laat mij de goederen zien die door de politie in beslag zijn genomen. Ik herken deze kabels niet gelijk maar het zou heel goed kunnen dat er drie van de vier kabels van onze bouwplaats weggenomen zijn. Dan bedoel ik de volgende kabels: de groen/gele kabel, de grijze 3 x 6 kabel en de grijze 15 x 4 x 0.8 kabel.
Een proces-verbaal d.d. 8 juli 2015, opgenomen op pagina 28 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1] :
Op woensdag 8 juli 2015, omstreeks 17:10 uur, was ik thuis in mijn woning aan [adres] te [pleegplaats] , gemeente Assen. Vanuit mijn woning heb ik zicht op [straat 1] . Aan de overzijde van [straat 1] wordt aan de weg gewerkt. Omstreeks 17:10 uur zag ik dat er aan de overzijde van [straat 1] een man liep. Ik zag dat dit een blanke, onverzorgde man was. Ik zag dat deze man donkere kleding en een rugzak droeg. Ik zag dat deze man een stuk kabel van de bouwgrond pakte. Vervolgens zag ik dat deze man een stuk stroomkabel uit de bouwgrond trok. Ik zag dat de man kracht moest gebruiken om deze kabel uit de grond los te krijgen. Vervolgens zag ik dat de man, die daarvoor de kabels pakte en lostrok, zich ophield bij steeg tussen [straat 1] en [straat 3] . Ik zag dat de man probeerde de kabels te bundelen en handzamer te maken door deze op te rollen en er op te gaan staan. Ik zag dat de man de kabels vervolgens in zijn rugzak stopte. Vlak nadat ik de politie had gebeld om dit te melden, zag ik dat de politie ter plaatse kwam, de man aansprak en meenam.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 juli 2015, opgenomen op pagina 15 e.v. van voormeld dossier d.d. 9 juli 2015, inhoudende de relatering van [verbalisant] :
Op woensdag 8 juli 2015 was ik als politie-biker in dienst te [pleegplaats] . Ik ontving de melding van de centralist van de meldkamer Noord-Nederland dat door de melder werd gezien dat er op het bouwterrein aan [straat 1] door een man kabels werden gestolen. De melder had gezien dat de man donkere kleding en een rugzak droeg. Op de doorgang tussen [straat 1] en [straat 3] trof ik vervolgens de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] donkere kleding droeg. Ik zag dat [verdachte] voorovergebogen over zijn rugzak hing. Ik zag dat [verdachte] bezig was om kabels in zijn tas te doen en met het bevestigen van kabels aan zijn tas. Hierop hield ik [verdachte] aan als verdachte van diefstal.
Ik zag dat er een zwart met gele kniptang uit de rechter zak van de trui van [verdachte] stak. Voorts trof ik in de rugzak van [verdachte] een viertal kabels.
Feit 2 primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2015, opgenomen op pagina 5 e.v. van dossier nr. PL0100-2015204946 d.d. 15 juli 2015, inhoudende de verklaring van [aangever 2]:
Ik ben namens de benadeelde [winkelbedrijf] te [pleegplaats] gerechtigd tot het doen van aangifte van diefstal. Op woensdag 15 juli 2015 is weggenomen een chocoladereep uit een aanbiedingskrat naast de toegangsdeur van de winkel. Deze kratten staan daar om mensen te attenderen op aanbiedingen, deze goederen moeten nog wel afgerekend worden.
Een proces-verbaal d.d. 15 juli 2015, opgenomen op pagina 8 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] :
Ik werk als beveiliger/winkelsurveillant in [locatie 1] te [pleegplaats] . [locatie 1] betreft een overdekt winkelcentrum in [pleegplaats] waar onder andere [winkelbedrijf] is gehuisvest. Op woensdag 15 juli 2015 omstreeks 13.03 uur zag ik een manspersoon in de richting van [winkelbedrijf] lopen. Ik was als beveiliger herkenbaar middels mijn beveiligersuniform met de daarop zichtbare beveiligers "V". Toen de man bij [winkelbedrijf] was zag ik dat hij, vanuit een schap/display, voor de winkel, iets pakte en dat in zijn tas liet glijden. Dit schap stond voor de ingang van [winkelbedrijf] en dus niet in de winkel. Daarna zag ik dat die man in de richting van de uitgang van [locatie 1] liep. Ik volgde de man verder en sprak hem toen aan. Ik zei tegen hem dat hij zich schuldig maakte aan diefstal als hij dat voorwerp niet ging afrekenen. Ik zag dat de man daarop zijn tas weggooide en wegliep [locatie 1] uit.
Een proces-verbaal d.d. 15 juli 2015, opgenomen op pagina 12 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte (V: verbalisant en A: verdachte)
Vandaag was ik rond 13:00 uur in het [locatie 1] te [pleegplaats] . Ik had enkel geld bij mij voor dat blikje bier wat ik had gekocht. Meer geld had ik niet bij mij.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman voldoende wordt weerlegd door bovenstaande bewijsmiddelen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. subsidiair
hij op 8 juli 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bouwlocatie weg te nemen een hoeveelheid kabels, toebehorende aan de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4]
en/of [bedrijf 5] zich naar die bouwlocatie heeft begeven en kabels uit de
grond heeft getrokken en kabels in een rugzak heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 15 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een chocoladereep toebehorende aan het [winkelbedrijf] .
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.