ECLI:NL:RBNNE:2015:4868

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
4247179 EJ VERZ 15-177
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verdenking van ernstig delict en de gevolgen voor het dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de N.V. Waterbedrijf Groningen en [A]. Het verzoek is ingediend door Waterbedrijf op basis van gewichtige redenen, zoals bedoeld in artikel 7:685 (oud) van het Burgerlijk Wetboek. De achtergrond van het verzoek ligt in de verdenking van [A] voor ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en mishandeling van zijn ex-vrouw, waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de impact van de strafrechtelijke verdenking op de werkrelatie en de onrust die dit heeft veroorzaakt onder collega's van [A].

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Waterbedrijf heeft gesteld dat de ernstige verdenking en de daaropvolgende veroordeling van [A] het vertrouwen in hem hebben geschaad, waardoor zijn terugkeer naar de werkvloer niet meer mogelijk is. [A] heeft echter betoogd dat de beschuldigingen van persoonlijke aard zijn en dat hij onschuldig is. Hij heeft ook aangegeven dat hij bereid is om zijn werkzaamheden te hervatten, maar Waterbedrijf heeft hem niet meer opgeroepen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de feiten zich in de privésfeer hebben afgespeeld, de ernst van de beschuldigingen en de gevolgen daarvan voor de werkrelatie niet te negeren zijn. De kantonrechter heeft besloten dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, maar heeft ook een voorwaardelijke ontbindingsvergoeding vastgesteld, afhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep van [A]. De beslissing houdt in dat Waterbedrijf de mogelijkheid krijgt om haar verzoek in te trekken, en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingaat op 25 september 2015, tenzij Waterbedrijf besluit het verzoek in te trekken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 4247179 EJ VERZ 15-177
Beschikking van de kantonrechter van 15 september 2015
inzake
de naamloze vennootschap N.V. Waterbedrijf Groningen,
statutair gevestigd en onder andere kantoorhoudende te [vestigingsplaats] , [adres] ,
verzoekster, hierna Waterbedrijf te noemen,
gemachtigde mevrouw mr. E.A.C. van de Wiel, advocaat te Groningen (postbus 1105, 9701 BC),
tegen
[A] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verweerder, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. N.E.A. Runtuwene, werkzaam bij Abvakabo FNV te Groningen (Postbus 11043, 9700 CA).
PROCESGANG
Waterbedrijf heeft bij verzoekschrift, op de griffie ontvangen op 29 juni 2015, verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 (oud) van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
[A] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2015. Partijen (Waterbedrijf vertegenwoordigd door [B] en [C] ) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door de gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een minnelijke schikking te bereiken is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
1.2
[A] is sinds 1 januari 2009 in dienst bij Waterbedrijf in de functie van procestechnicus drinkwater, laatstelijk tegen een bruto maandsalaris van € 2.904,00 exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten.
1.3
[A] zorgt als procestechnicus drinkwater voor het beheer en het onderhoud van de productie-installatie. [A] verricht zijn werkzaamheden, soms met een collega, andere keren alleen, op een pompstation.
1.4
In 2010, 2011 en 2012 heeft Waterbedrijf gesprekken gevoerd met [A] over de wijze waarop hij zijn functie vervulde.
1.5
Bij verzoekschrift, bij de griffie binnengekomen op 10 oktober 2013, heeft Waterbedrijf verzocht de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden in verband met een verandering van de omstandigheden onder toekenning van een ontbindingsvergoeding van drie maandsalarissen.
1.6
De kantonrechter in deze rechtbank heeft dit verzoek, waartegen [A] zich heeft verweerd, bij beschikking van 25 november 2013 afgewezen. De vordering tot wedertewerkstelling, door [A] in kort geding ingesteld, heeft de kantonrechter toegewezen.
1.7
Op 2 december 2013 werd [A] door Waterbedrijf weer op het werk verwacht. Hij is niet komen opdagen omdat hij was opgepakt door de politie wegens de verdenking dat hij zijn toenmalige vrouw jarenlang zou hebben verkracht, met medeweten van en/of via de kinderen. Ook zou hij haar hebben mishandeld.
1.8
[A] ontkent dat hij zich aan deze misdrijven heeft schuldig gemaakt. Hij is door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank conform de eis van het Openbaar Ministerie veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en tot betaling van € 30.000,00 schadevergoeding aan zijn ex-vrouw.
1.9
[A] is in hoger beroep gegaan van dit vonnis. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden locatie Leeuwarden heeft [A] in februari 2015 in vrijheid gesteld. Hij kan de behandeling van zijn hoger beroep in vrijheid afwachten.
1.1
Waterbedrijf heeft [A] na zijn invrijheidstelling niet meer opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, maar heeft hem wel zijn salaris betaald.

2.Het verzoek van Waterbedrijf

Waterbedrijf heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden. De misdrijven waarvoor [A] in eerste aanleg is veroordeeld zijn weliswaar gepleegd in de privésfeer, en hij heeft hoger beroep ingesteld tegen die veroordeling, maar de rechtszaak heeft veel aandacht gekregen in de regionale pers. De collega’s van [A] hebben uiteraard de rechtszaak nauwgezet gevolgd en vanwege de berichtgeving ook kunnen volgen. De collega’s, die ook voor zijn veroordeling al bang waren voor [A] vanwege zijn onvoorspelbare gedrag, zagen hun angst en wantrouwen door de veroordeling bevestigd. Dat betekent dat, zelfs als [A] in hoger beroep zou worden vrijgesproken en hij wat dat betreft zijn werkzaamheden zou kunnen hervatten, een terugkeer bij Waterbedrijf irreëel is en tot zeer grote en niet te beteugelen onrust zal leiden.
Daar komt bij dat [A] , doordat hij toegang heeft tot het drinkwater, de volksgezondheid in gevaar kan brengen. Hij heeft al eens verkeerde chemicaliën toegevoegd aan het drinkwater. Hij zegt dat dit per ongeluk is gebeurd en Waterbedrijf kan niet anders dan hem geloven, maar Waterbedrijf is het vertrouwen als gevolg van alles wat is voorgevallen, vooral de veroordeling in deze ernstige zedenzaak, volkomen kwijtgeraakt.
Om die reden meent Waterbedrijf dat aan het dienstverband van [A] zo snel mogelijk een einde moet komen, zonder toekenning van een vergoeding omdat de redenen die ten grondslag liggen aan dit verzoek in de risicosfeer van [A] liggen.

3.Het verweer van [A]

heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van Waterbedrijf. Hij is enige tijd niet in staat geweest om zijn werkzaamheden te verrichten voor Waterbedrijf. De reden hiervan is echter van persoonlijke aard en valt in de privésfeer. Hij heeft het zeer moeilijk in deze situatie, waarin hem zaken worden verweten die zich bijna 20 jaar geleden zouden hebben afgespeeld. Hij wijst wat hem is ten laste gelegd resoluut af en heeft pertinent en consequent gesteld dat hij onschuldig is. Het is correct dat hij in eerste aanleg is veroordeeld, maar hij is in hoger beroep gegaan van dit vonnis. De inschatting is dat de procesgang één of anderhalf jaar zal duren. Een lange periode waarin [A] in staat is en zal zijn om zijn werkzaamheden voort te zetten. Hij heeft ook kenbaar gemaakt aan Waterbedrijf dat hij bereid en beschikbaar is, maar Waterbedrijf heeft hem tot op heden niet ingezet in het arbeidsproces. Hij vindt het jammer dat Waterbedrijf, terwijl partijen nog zochten naar een andere oplossing (bijvoorbeeld een detachering), heeft besloten het onderhavige ontbindingsverzoek in te dienen. Het mag zo zijn dat berichtgeving over de rechtszaak de werkvloer heeft bereikt, maar dat wat hem wordt verweten is een privé aangelegenheid. Het gaat niet om iets waardoor zakelijk een gegronde vrees zou kunnen ontstaan dat hij zijn collega’s iets zou aandoen dan wel het werkproces in gevaar zou brengen.
De suggestie dat hij de volksgezondheid in gevaar zou kunnen brengen is nergens op gestoeld.
Het verzoek moet worden afgewezen. Indien het verzoek wel wordt toegewezen, dient de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gepaard te gaan met een ontbindingsvergoeding, mede gezien de uitspraken van de kantonrechter van november 2013, de bereidheid van [A] om alles aan te pakken en weer aan het werk te gaan en het feit dat de reden waarom Waterbedrijf hem niet meer toelaat tot het werk is gelegen in een privéomstandigheid.

4.De beoordeling

4.1
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is voor de inwerkingtreding van het nieuwe ontslagrecht per 1 juli 2015 op de griffie ontvangen. Deze zaak zal worden beoordeeld volgens het voor die datum geldende ontslagrecht.
4.2
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
4.3
Bij de beoordeling van de onderhavige zaak, die gaat over de vraag welke de invloed is van een strafrechtelijke verdenking en/of veroordeling op het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst, zijn onder meer de volgende gezichtspunten van belang:
  • de ernst van het delict
  • de relatie van het delict met (de inhoud van) het werk
  • de mate van informatie door de werknemer gegeven aan de werkgever
  • onrust, weerstand en emoties onder de collega's
  • het (nog) aanwezige vertrouwen bij de werkgever
  • de duur van het dienstverband
  • het (on)voldoende functioneren
4.4
De feiten waarvan [A] wordt verdacht zijn zo ernstig, dat de kantonrechter van oordeel is dat wanneer onherroepelijke veroordeling volgt de arbeidsovereenkomst behoort te eindigen zonder vergoeding. Dan staat immers vast dat [A] het aan zichzelf te wijten heeft:
  • dat hij lange tijd niet heeft kunnen werken door de voorlopige hechtenis
  • dat onrust, weerstand en emoties onder de collega's samenwerken onmogelijk maakt
  • dat het vertrouwen bij de werkgever mede daardoor weg is geraakt
Hieraan doet dan niet af dat het delict zich heeft afgespeeld in de privésfeer en geen inhoudelijke relatie met het werk heeft. Dat komt, nogmaals, door de bijzondere ernst van het delict.
4.5
De kantonrechter stelt vast dat er (nog) geen onherroepelijke beslissing bestaat - een arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden is er (nog lang) niet, terwijl daarna nog cassatie mogelijk is - en dat daarenboven de mogelijkheid bestaat dat [A] wordt vrijgesproken. Wanneer het laatste geschiedt in de toekomst mag het niet zo zijn dat er dan een onherroepelijke beslissing in deze arbeidszaak ligt die neerkomt op "geen werk en geen vergoeding".
4.6
Met dat wat nu wel vast staat is de kantonrechter van oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Bij de leidinggevenden en de andere collega's van [A] is sprake van onrust, weerstand en emoties. Die worden veroorzaakt door de aard en de ernst van de verdenking tegen [A] . De kantonrechter kan zich voorstellen dat die gevoelens en emoties zich voordoen. De oorzaak daarvan kan later blijken niet aan [A] te wijten te zijn, maar dat maakt het bestaan van die onrust, weerstand en emoties nu niet minder reëel. Waterbedrijf ziet daarin terecht een wijziging van de omstandigheden om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Die reden ligt echter in haar risicosfeer wanneer in de toekomst blijkt dat [A] wordt vrijgesproken en de reden niet verweten kan worden. En dan hoort bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vergoeding voor [A] ten laste van Waterbedrijf.
4.7
De kantonrechter zal een voorwaardelijke vergoeding op grond van de kantonrechtersformule vaststellen, waarbij de C-factor = 1. Deze neutrale vergoeding is terecht omdat wanneer de vergoeding daadwerkelijk moet worden betaald de situatie zo is dat geen van partijen een verwijt treft. De voorwaarde is dat [A] onherroepelijk wordt vrijgesproken.
4.8
Waterbedrijf heeft geen vergoeding aangeboden en krijgt daarom de gelegenheid haar verzoek in te trekken.
4.9
Partijen dragen gelet op de uitkomst de eigen kosten van de onderhavige procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
stelt Waterbedrijf in de gelegenheid haar verzoek in te trekken tot uiterlijk dinsdag 22 september 2015 voor 12:00 uur;
wanneer Waterbedrijf het verzoek niet intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van vrijdag 25 september 2015;
veroordeelt Waterbedrijf aan [A] een ontbindingsvergoeding te betalen van € 35.754,00 bruto, maar alleen wanneer onherroepelijk vast staat dat [A] is en blijft vrijgesproken van de (het) hem ten laste gelegde feit(en) waarvoor hij door de rechtbank Noord Nederland is veroordeeld;
bepaalt dat beide partijen de aan eigen zijde gevallen kosten dragen, ook wanneer Waterbedrijf haar verzoek intrekt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 15 september 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
RTjT/WJ