ECLI:NL:RBNNE:2015:4799
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg
- M.J. Oostveen
- P.H.M. Smeets
- Rechtspraak.nl
Beslissing over ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel na verduistering in dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 september 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die schuldig was bevonden aan verduistering in dienstbetrekking. De officier van justitie had op 28 mei 2015 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 137.679,- werd gevorderd. Tijdens de zitting op 10 september 2015 heeft de officier van justitie het gevorderde bedrag bijgesteld naar € 61.943,42. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de bekennende verklaring van de veroordeelde, die op de zitting van 10 september 2015 erkende een bedrag van € 64.635,10 te hebben verduisterd van haar werkgever.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het gepleegde strafbare feit. Na het afwegen van de door de raadsman aangedragen argumenten en de door de rechtbank vastgestelde bedragen, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 61.172,56 moest worden vastgesteld. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, met de bepaling dat deze betalingsverplichting verminderd zal worden met het bedrag dat de veroordeelde aan de benadeelde partij [bedrijf 1] heeft voldaan.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg als voorzitter fungeerde, en de rechters mrs. M.J. Oostveen en P.H.M. Smeets. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij mr. K.E. van Rhijn als griffier optrad. Mr. Oostveen was buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.