Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie wijst daarbij op de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1]. Daaruit blijkt onder meer dat aangever verdachte op een foto heeft herkend als de vriend van [medeverdachte 1] uit Frankrijk. Verdachte was degene die - naast [medeverdachte 1] - de baas was. Verdachte dreigde met een pistool, sloeg de gijzelaars en bewaakte 's nachts de gijzelaars en bond ze vast met tiewraps. Daarnaast wijst de officier van justitie op de aangifte en de nadere verklaring van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaringen van [persoon 2] en [persoon 1] die de aangiften grotendeels bevestigen. Ook de verklaringen van [medeverdachte 2] ondersteunen de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
Voorts wijst de officier van justitie op de bankgegevens van [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat er in de ten laste gelegde periode diverse pintransacties in [plaats] hebben plaats gevonden en dat er € 5.000,- van zijn spaarrekening naar zijn lopende rekening is overgeboekt. Verder is op
28 augustus 2013 vanaf de laptop van [medeverdachte 1] ingelogd op de bankrekening van [slachtoffer 1]. Het paspoort van verdachte en documenten van de gijzelaars zijn door de politie aangetroffen aan de [straatnaam], de verblijfplaats van [medeverdachte 1]. Uit de historische printgegevens van de telefoon van verdachte is gebleken dat tijdens een groot deel van de ten laste gelegde periode de telefoon masten aanstraalt aan de [laan] in [plaats], op zo’n
200 tot 300 meter afstand van de [straat].
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte daarbij betrokken is geweest. [medeverdachte 2] heeft belastend over verdachte verklaard omdat hij de schuld voor de gijzeling op verdachte tracht te schuiven. Het openbaar ministerie heeft onvoldoende moeite gedaan om de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] te achterhalen, terwijl die opheldering kunnen verschaffen over de feiten en de rol van verdachte. Verdachte wordt bij een fotoconfrontatie niet herkend door aangever [slachtoffer 3]. De fotoconfrontatie met aangever [slachtoffer 1] voldoet niet aan de daarvoor gestelde eisen en kan niet meewerken aan het bewijs. Dat verdachte in de ten laste gelegde periode in [plaats] verbleef is onvoldoende bewijs voor zijn betrokkenheid bij de gijzeling. Verdachte verbleef in die periode immers bij zijn vriendin aan de [straatnaam], die vlakbij de [straat] ligt.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven. Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De door verdachte op de terechtzitting van 15 januari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik word vaak [verdachte] genoemd. Als er over [verdachte] wordt gesproken, dan bedoelen ze mij daarmee. Mijn vriend in Nederland is [medeverdachte 1].
De inhoud van een zaaksdossier [naam onderzoek], OPS-dossiernummer 2013099948, gesloten op 7 november 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1. een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2013, inhoudende, de verklaring van [slachtoffer 1] (p. 63 e.v.)
Op maandag 26 augustus 2013 ben ik samen met vrienden van mij, [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in mijn auto naar de [straat] 56 te [plaats] gegaan. Ik zag dat we binnen gelaten werden. Toen wij de woonkamer in kwamen kreeg ik een klap in mijn gezicht. Ik zag dat de anderen ook een klap in hun gezicht kregen. Ik zag dat [slachtoffer 2] een andere kamer ingetrokken werd. Ik hoorde aan het geluid dat er geslagen werd. Ik zag dat in de woonkamer waar wij stonden meerdere donkere mannen aanwezig waren. Ik zag dat 1 man een pistool vast had. Twee of drie mannen hadden stroomstootwapens in hun handen en andere hadden een mes in hun handen. Ik zag dat [slachtoffer 2] na ongeveer 5 minuten door een man met een pistool terug de woonkamer in gebracht werd. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] een geldbedrag van 25.000 euro moest betalen omdat de hennep gestolen was. [slachtoffer 2] vertelde tegen de mensen dat hij geld ging regelen. Ik zag dat [slachtoffer 2] met iemand ging bellen. Ik hoorde dat ik mijn pincode moest geven anders zouden mijn vingers en oren eraf geknipt worden. Ik heb dus mijn pincode gegeven. Mijn bankpas hadden ze al afgepakt toen wij in de woning binnen kwamen. Ik hoorde dat [persoon 1] gebeld was. Ik hoorde dat zij geld zou brengen naar [plaats]. Ik hoorde dat zij dit op 28 augustus 2013 omstreeks 22.00 uur op het station in [plaats] heeft betaald. Ik zag dat een aantal donkere mannen terug kwam. Ik hoorde dat wij toen mochten gaan. Ik hoorde dat de mannen mijn adres en dat van [slachtoffer 3] hadden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] het resterende bedrag binnen 1 week moest betalen anders zouden ze ons op komen zoeken. Ik werd tegen mijn wil in de woning gehouden. In het begin heb ik tiewraps om mijn polsen gehad.
2. een proces-verbaal van verhoor d.d. 20 januari 2014, met bijlagen bij- en afschrijvingen [bank] rekening, opgemaakt in voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (p. 70 e.v.)
Mijn papieren, geld, bankpassen, telefoon, een witgouden ketting met een hanger in de vorm van een ruit waarop een op een bloemetje gelijkend voorwerp stond afgebeeld, en een gewone gouden ketting, zijn van mij afgepakt. Een man dreigde mij en [slachtoffer 2] met een schaar de vingertoppen af te knippen. Er is iets van 5000 euro of meer van mijn rekening gehaald. De mannen hebben met mijn pincode geld van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening overgemaakt. [slachtoffer 2] moest de huisbaas betalen. Hij had in het begin een mes. Een vriend had een pistool. Die vriend sloeg ook. Die kwam volgens mij uit Frankrijk en sprak niet goed Nederlands. Hij had kort haar, was gespierd, vol gezicht, sportief gekleed en iets langer dan [medeverdachte 1]. Zij waren de baas. Er werd voortdurend op ons gelet. Toen er geld was betaald door [persoon 1] mochten we gaan.
Opmerking rechtbank: In de bijlage van dit proces-verbaal is opgenomen een bankafschrift van de rekening van aangever waarop te zien is dat er op 28 en 29 augustus 2013 verschillende geldopnames hebben plaatsgevonden met de pas van aangever en dat er betalingen zijn verricht bij diverse bedrijven, zoals genoemd in het onder 4 ten laste gelegde. Daarnaast is op het bankafschrift te zien dat op 28 augustus 2013 € 5.000,- naar de rekening is overgeboekt van de spaarrekening van aangever [slachtoffer 1].
3. een proces-verbaal d.d. 7 november 2014, opgenomen in voornoemd dossier inhoudende een persoonsdossier [verdachte] (p. 34):
Aan aangever [slachtoffer 1] wordt een foto getoond van [verdachte]. “Ja, ik herken deze man onmiddellijk. Hij is de vriend van [medeverdachte 1]. Ik hoorde dat hij uit Frankrijk kwam. Hij heeft mij met de vlakke hand tegen het gezicht geslagen toen wij daar de eerste dag kwamen. Hij was degene die in het begin het pistool gebruikte."
4. een proces-verbaal bevindingen d.d. 11 maart 2014, opgenomen in voornoemd dossier (p. 62):
Op 10 maart 2014 hebben wij een nadere verklaring opgenomen van aangever [slachtoffer 1]. Tijdens het verhoor is aan hem een foto getoond van [verdachte].
5. Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 1 mei 2014, opgenomen in voornoemd dossier op p. 538 e.v.:
De man van foto 2 ken ik als [verdachte]. [medeverdachte 1] werkt samen met die Vietnamezen, samen met [verdachte], die vriend uit Frankrijk.
6. een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 2 september 2013, opgenomen in voornoemd dossier (p. 393 e.v.):
Op 26 augustus 2013 had ik afgesproken met mijn vriend [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]. In [plaats] kwamen we in de [straat] nummer 56. De deur van het appartement werd geopend door twee Afrikanen. Toen we in het appartement kwamen werd achter ons de deur dicht getrokken en stonden er wel acht Afrikanen in het appartement. Vier Afrikanen gingen direct rond ons staan en ze hadden wapens vast, vuurwapens, messen en stroomstootwapens. We kregen slaag van hen. [slachtoffer 2] kreeg de meeste slagen. Ik kreeg slagen in mijn aangezicht. Onze portefeuilles werden onder bedreiging afgenomen. We moesten al ons geld geven en ze namen onze kaarten ook af. Ze hebben mijn GSM, SIS-kaart, mijn geld, 20 Euro, mijn busabonnement en mijn identiteitskaart afgenomen. De bankkaart van [slachtoffer 1] hebben ze wel afgenomen en hem onder bedreiging verplicht om zijn bankcode te geven. De Afrikanen hebben zo 5000 Euro van zijn bankrekening gehaald. Van [slachtoffer 4] hebben ze 100 á 200 euro afgenomen.
[slachtoffer 2] moest iemand opbellen om de 5000 euro in cash af te geven aan het stationsplein in [plaats]. [slachtoffer 2] mocht tijdens het gesprek met een vriend niets laten horen van de gijzeling/bedreiging en zeker de politie niet inlichten anders zouden ze ons alle vier doodschieten. [slachtoffer 2] werd bedreigd met een schaar, hier zouden ze zijn oor mee afknippen als hij zich hier niet aan hield. [slachtoffer 2] werd iets later naar een andere kamer gebracht. Wij werden met drie naar een zolder gebracht. We werden allen aan onze handen vastgemaakt met plastieken strips. We werden de dagen erna vastgehouden tot 28/08/2013. Tijdens de dagen dat ze ons vasthielden, werden we meermaals geslagen en bedreigd met de dood. Ikzelf kreeg ook een keer slaag met een houten stok tegen mijn rug.
7. een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 3] d.d. 17 maart 2014, opgenomen in voornoemd dossier (p. 380 e.v.):
Nadat we de flat waren binnengekomen werd achter onze rug de toegangsdeur slotvast afgesloten. Later heeft mijn schoonzus, [persoon 1], het gevraagde geld gebracht. Het betrof een bedrag van ongeveer 5000 Euro. Nadat het geld werd overhandigd, werden wij vrijgelaten. Om hun bedreigingen te bevestigen kreeg ik de loop van een handvuurwapen tegen mijn hoofd. Volgens mij betrof het een pistool. Toen wij werden vrijgelaten hebben de gijzelnemers foto's genomen van ons vieren. Ze hebben ook de identiteitsgegevens van mijzelf en [slachtoffer 1]. Zij zeiden ons dat, wanneer wij naar de politie zouden gaan, zij ons zouden komen zoeken om wraak te nemen. Dit was degene die het vaakst de mensen bedreigde en sloeg. Het betrof eveneens een Afrikaan. Hij had tatoeages op zijn rechterbovenarm. Ik weet niet meer hoe de tatoeage eruit zag. Het betrof een tamelijk groot persoon, plusminus 1.90 m groot. Hij was stevig gebouwd. De man sprak Afrikaans, Engels, Frans en Nederlands. Hij was drager van een handvuurwapen en een mes. Ze dreigden ermee dat wanneer iemand van ons zou weglopen ze de anderen zouden vermoorden. Terwijl wij sliepen stonden er twee bewakers aan de deur, en werd de deur slotvast afgesloten.
8. een proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 3 april 2014, opgenomen in voornoemd dossier (p. 633 e.v.):
Ik heb tatoeages op mijn beide bovenarmen. Ik spreek Frans, een beetje Nederlands, een beetje Engels. Het haar op mijn hoofd scheer ik iedere week af.
9. een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 8 mei 2014, opgenomen in voornoemd dossier (p. 560 e.v.):
Ik ben 's ochtends tussen 10 en 12 uur naar [medeverdachte 1] gegaan die woont aan de [straat] 56 te [plaats]. [medeverdachte 1] kwam toen met zijn Franse vriend, [verdachte]. [verdachte] had een pistool en richtte dat op de Vietnamezen. [verdachte] zei dat we allemaal moesten gaan zitten. Hij maakte daarbij verschillende malen een ladende beweging. Hij zei daarbij: "Money, money, give my friend money." Daarna haalde die [verdachte] iets van plastic om vast te binden uit zijn zak en gaf dat aan [medeverdachte 1]. Hij gaf een deel aan [medeverdachte 1] en hield een deel zelf. Toen begonnen zij de anderen vast te binden. Toen hebben ze de telefoon van de Vietnamezen afgepakt. De Fransman zei: "niemand gaat weg. " Ze waren agressief tegen de Vietnamezen. [medeverdachte 1] zei: "Er moet 20.000 worden gegeven." Ik wilde weg, maar de sleutel was uit het slot gehaald. Toen is [medeverdachte 1] gaan bellen en kwamen er allemaal mensen. Eentje had een schaar en hield die bij het oor van een van de Vietnamezen en zei daarbij: "Betaal of ik knip je oor af." De Vietnamees waarvan het oor dreigde te worden afgeknipt zei: "Ik heb geld, ik bel een vriend en die brengt geld naar het station." Een van de Vietnamezen zat in de zitkamer. De Fransman, [verdachte], zei dat hij daar moest blijven zodat zij hem in de gaten konden houden. [verdachte] was de hele tijd in beweging als een militair. Toen belde [medeverdachte 1] met een van zijn vrienden en die kwam met een elektrisch machientje zoals de politie gebruikt. Als je daarmee geraakt wordt, val je neer. Elke keer ging de deur weer op slot. Niemand mocht weg, voordat alles klaar was. Een Vietnamees ging toen zijn vriend bellen voor het geld. Hij vertelde dat zijn vriend over een paar uur op het station zou zijn en [medeverdachte 1] is daar toen heen gegaan. Toen werd het avond en wij zijn geblokkeerd. Er was een vuurwapen. Ze waren vastgebonden en ieders mobiel was afgenomen. De volgende dag kwam er nog een andere man die door [medeverdachte 1] was gebeld. Deze man zei tegen [medeverdachte 1]: "Je moet hun bankpasjes afpakken." Met deze pasjes ging die man achter de computer zitten. Die man had het idee om via internet te kijken of de Vietnamezen geld hadden. Toen keek de man op internet en kwam hij er achter dat er 5000 euro was. Toen vroegen ze aan de Vietnamezen de code van hun bankpas. [medeverdachte 1] stuurde de kleine er op uit om geld te pinnen. Deze heeft verschillende malen geld opgenomen totdat het geld op was. Toen [medeverdachte 1] en [verdachte] de slaapkamer uit kwamen zeiden ze dat het geld niet voldoende was. Ze wilden 20.000 euro. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden de leiding over de gijzeling en de hennepkwekerij. [verdachte] is de man die jullie in het eerste verhoor op een foto hebben laten zien met de naam [verdachte]. De kale man met een baard. De persoon van foto 1 had woorden met [verdachte] en [verdachte] heeft hem een klap gegeven. Ik heb dat zelf gezien. De man van foto 2 hebben ze ook geslagen.
(opmerking rechtbank: betreft foto's afkomstig van de telefoon van [medeverdachte 1])
10. een proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 16 januari 2014, opgenomen in voornoemd dossier (p. 353 e.v):
Ik ben tussen 26 en 28 augustus 2013 gebeld door mijn [persoon 3]. Ze vertelde mij dat ze gebeld was door [slachtoffer 1], en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (zwager) en een derde werden vastgehouden in [plaats] en dat er 5000 euro betaald moest worden. [slachtoffer 3] had gezegd dat wij om 22.00 uur op het station in [plaats] moesten zijn met het geld. Ik had 1000 euro geregeld. Mijn nichtje had 2000 euro geregeld en [persoon 2] had ook 2000 euro. Ik denk dat we rond middernacht in [plaats] waren. We moesten wachten totdat wij door hun gebeld werden. Wij zouden het geld aan de [persoon 4], zwager van [slachtoffer 3], geven en hij zou het weer aan die mannen geven. En dan zou [slachtoffer 3] vrijgelaten worden. Na ongeveer een uur wachten vertelde [persoon 4] dat hij het geld aan die mannen had gegeven.
11. een proces-verbaal verhoor getuige [persoon 2] d.d. 3 februari 2014, opgenomen in voornoemd dossier (p. 271 e.v.):
Op 28 augustus 2013 ben ik gebeld door [persoon 3]. Ze vertelde dat haar vriend [slachtoffer 1] was opgepakt door een bende. Ze vroeg of ik het geld naar [plaats] wilde brengen. [slachtoffer 1] was al drie dagen opgesloten en het geld dat de bende wilde moest daar naartoe. [persoon 1], het nichtje van [slachtoffer 1], ging mee. [persoon 1] had het geld bij zich, we stonden op de parkeerplaats. Zo'n drie kwartier later kwam die bende.
12. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2014, opgenomen in voornoemd dossier op (p. 205):
Op donderdag 3 april 2014 heb ik, [verbalisant 1], onderzoek gedaan naar de zwarte laptop van het merk HP, inbeslaggenomen bij een zoeking aan de [straat] 56 te [plaats].
De volgende feiten maken het aannemelijk dat deze laptop door [medeverdachte 1] wordt gebruikt:
- de standaard Windowsaccount van de laptop staat op de naam van [medeverdachte 1];
- de laptop is op zijn GBA-adres aangetroffen;
- een foto van [medeverdachte 1] is als bureaubladachtergrond ingesteld.
De laptop is door de afdeling Digitale Expertise uitgelezen en van de harde schijf is een kopie gemaakt. De gebruiksgeschiedenis van deze laptop werd mij per DVD overhandigd.
Op donderdag 3 april 2014 heb ik deze DVD onderzocht. Uit geschiedenis van het internetgebruik van de laptop bleek dat op 28 augustus 2013 de zoekterm "[inloggen]" is gebruikt. In de gebruiksgeschiedenis staan links van bezochte websites 28 augustus 2013, hieruit kwamen onder andere de volgende twee relevante links naar voren:
Op maandag 7 april 2014 heb ik van deze internetlinks de identificerende gegevens gevorderd bij de [bank]. Op dinsdag 8 april 2014 heb ik de volgende gegevens ontvangen:
"In navolging op uw vordering op grond van art. 126NC d.d. 7-4-2014 doen wij u hierbij de gevraagde informatie toekomen.
[slachtoffer 1]
[adres 1]
[adres 2] (Tevens postadres)
[geboortedatum 2]."
Uit eerder in het onderzoek gevorderde gegevens bij de [bank], door collega [verbalisant 2], blijkt dat er op 28 augustus 2013 € 5.000,- is overgeboekt van de spaarrekening (met IBAN [rekeningnummer]) naar de lopende rekening van [slachtoffer 1].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat de aangifte en verklaringen van [slachtoffer 1] worden ondersteund door de aangifte en de verklaringen van [slachtoffer 3]. Voorts worden de verklaringen van aangevers ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 2], met name voor wat betreft de geweldshandelingen zoals die zijn omschreven door de aangevers.
De verklaringen van aangevers worden eveneens ondersteund door bewijsmiddelen uit objectieve bron. Op de bankafschriften van de rekening van aangever [slachtoffer 1] is te zien is dat er op 28 en 29 augustus 2014 verschillende geldopnames hebben plaatsgevonden met de pas van aangever en dat er pinbetalingen zijn verricht bij de bedrijven zoals genoemd in het onder 4 ten laste gelegde. Daarnaast is op het bankafschrift te zien dat op 28 augustus 2013 €5000,- naar de rekening is overgeboekt van de spaarrekening van aangever [slachtoffer 1].
Uit het onderzoek naar de inbeslaggenomen laptop op het adres [straat] 56 te [plaats] leidt de rechtbank niet alleen af dat deze in gebruik was bij [medeverdachte 1] maar ook dat via deze laptop op 28 augustus 2013 is ingelogd op de bankrekening van aangever [slachtoffer 1] en dat daarbij € 5.000,- vanaf zijn bankrekening naar zijn lopende rekening is overgemaakt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verdachte herkend van een foto. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de aan [slachtoffer 1] getoonde foto eveneens aan [medeverdachte 2] is getoond en dat ook hij verdachte daarvan heeft herkend. Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het verdachte is geweest die samen met [medeverdachte 1] een leidinggevende rol heeft gehad in de feiten 1 tot en met 4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 , 2 , 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 augustus 2013 tot en met 28 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk personen, genaamd [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk [persoon 1] en [persoon 2] te dwingen iets te doen, te weten
het betalen/overdragen van een geldbedrag, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
- een woning in [plaats] binnengelaten en woning opgesloten en geslagen en
- met een vuurwapen en stroomstootwapen en een mes bedreigd en een vuurwapen en stroomstootwapen en een mes getoond en genoemd vuurwapen doorgeladen en
- met tiewraps vastgebonden en
- met een schaar gedreigd de vingertoppen en oren af te knippen en
- geïntimideerd waardoor een dreigende sfeer werd gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in en gedurende genoemde periode werden belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar zij wilden;
hij in de periode van 26 augustus 2013 tot en met 28 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, sieraden (kettingen), bankpas, ID-kaart en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- slaan van die [slachtoffer 1] en
- met tiewraps vastbinden van die [slachtoffer 1] en
- bedreigen met een schaar de vingertoppen en het oor van die [slachtoffer 1] af te
- bedreigen van die [slachtoffer 1] met een vuurwapen en stroomstootwapen en een mes;
hij in de periode van 26 augustus 2013 tot en met 28 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s), voornoemde [slachtoffer 1]:
- heeft/hebben geslagen en
- met tiewraps heeft/hebben vastgebonden en
- met een schaar heeft/hebben bedreigd de vingertoppen en het oor van die
[slachtoffer 1] af te knippen en
- heeft/hebben bedreigd met een vuurwapen en stroomstootwapen en een
hij in de periode van 26 augustus 2013 tot en met 28 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, een legitimatiebewijs/pas en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- slaan van die [slachtoffer 3] en
- met tiewraps vastbinden van die [slachtoffer 3] en
- bedreigen van die [slachtoffer 3] met een vuurwapen en stroomstootwapen en een mes;
hij in de periode van 28 augustus 2013 tot en met 29 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen
geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk een eerder van die [slachtoffer 1] gestolen bankpas en de, onder bedreiging van die [slachtoffer 1], van die [slachtoffer 1] verkregen bijbehorende pincode;
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 28 augustus 2013 tot en met 29 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van een
pinbetaling bij:
- Saturn Groningen, 139 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- VOF DVH, 15 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- Bike Centre Dik, 7,50 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- CCV*Aktie Maxi, 9,48 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- de Schoenenfabriek, 65,66 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], en
- Nazar Market, 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- ICI Paris, 395,08 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- ICI Paris, 234,67 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- ICI Paris, 107,10 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- Albert Heijn, 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- Albert Heijn, 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1],
waarbij verdachte en/of zijn mededaders telkens de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een valse sleutel, zijnde de eerder van die [slachtoffer 1] gestolen bankpas en de, onder bedreiging van die [slachtoffer 1], van die [slachtoffer 1] verkregen bijbehorende pincode.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.