ECLI:NL:RBNNE:2015:4769

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
18.930092-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met DNA-bewijs en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De feiten vonden plaats op 14 september 2014 in [pleegplaats], waar de verdachte de aangeefster onder bedreiging in een bergruimte dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster niet 'sole or decisive' was, maar dat het aanwezige DNA-materiaal van de verdachte op het lichaam en de kleding van de aangeefster doorslaggevend was voor de bewijsvoering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.218,94 aan de benadeelde partij toegewezen, waarvan € 5.000,00 immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van vier jaren afgewezen, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de primair ten laste gelegde verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930092-15
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2015, 01 september 2015 en 29 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Visser, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten
- het blokkeren van het nauwe gangetje dat naar de bergruimte leidt en/of
- het (dreigend) zeggen tegen [slachtoffer] : 'je gaat met me mee, anders gaat
er iets gebeuren' en/of 'als je dat niet doet dan gaat je iets ergs overkomen,
als je niet met me meegaat naar de bergruimte, dan ga ik je neersteken',
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, daarbij zijn hand
in zijn broeksband houdend (alsof hij daar een voorwerp had om haar mee neer
te steken) en/of
- het sluiten van de deur van de (zeer kleine) bergruimte (zodat [slachtoffer]
niet wegkon) en/of
- het feit dat [slachtoffer] zich in een kleine, volle ruimte bevond, waarvan
verdachte de deur dicht had gedaan en de uitgang blokkeerde en/of
- het naar beneden drukken van [slachtoffer] (zodat ze in een gebukte houding
kwam te staan) en/of
- het uitschelden van [slachtoffer] voor 'slet' en/of 'hoer' of soortgelijke
bewoordingen en/of
het aldus voor [slachtoffer] een situatie creëren waarin zij zich niet kon en/of
durfde te onttrekken aan seksuele handelingen met verdachte,
die [slachtoffer] , meermalen, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of
meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] ,
te weten
- het meermalen brengen/duwen van de penis in de mond van [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van de penis in de vagina of anus van [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten en de vagina van [slachtoffer] en/of
- het zoenen van [slachtoffer] op de mond en/of op of rond de borsten en/of in
de hals;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van [slachtoffer] ,
- het nauwe gangetje dat naar de bergruimte leidt heeft geblokkeerd en/of
- ( dreigend) heeft gezegd tegen [slachtoffer] : je gaat met me mee, anders
gaat er iets gebeuren’ en/of ‘als je dat niet doet dan gaatje iets ergs
overkomen, als je niet met me meegaat naar de bergruimte, dan ga ik je
neersteken’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
daarbij zijn hand in zijn broeksband houdend (alsof hij daar een voorwerp had
om haar mee neer te steken) en/of
- de deur heeft gestoten van de (zeer kleine) bergruimte (zodat [slachtoffer]
niet wegkon) en/of
- zich met [slachtoffer] in een kleine, volle ruimte heeft bevonden, waarvan hij,
verdachte, de deur dicht had gedaan en de uitgang blokkeerde en/of
- [slachtoffer] naar beneden heeft gedrukt (zodat ze in een gebukte houding kwam
te staan) en/of
- [slachtoffer] heeft uitgescholden voor ‘slet’ en/of’hoer’ of soortgelijke
bewoordingen en/of
(meermalen) heeft geprobeerd zijn penis in de vagina en/of anus van [slachtoffer]
te duwen/brengen en/of
- [slachtoffer] op de mond en/of op of rond de borsten en/of in de hals heeft
gezoend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 j. art 45 Wetboek van Strafrecht
althans indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten
- het blokkeren van het nauwe gangetje dat naar de bergruimte leidt en/of
- het (dreigend) zeggen tegen [slachtoffer] : je gaat met me mee, anders gaat
er iets gebeuren’ en/of’als je dat niet doet dan gaatje iets ergs overkomen,
als je niet met me meegaat naar de bergruimte, dan ga ik je neersteken’,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, daarbij zijn hand
in zijn broeksband houdend (alsof hij daar een voorwerp had om haar mee neer
te steken) en/of
- het sluiten van de deur van de (zeer kleine) bergruimte (zodat [slachtoffer]
niet wegkon) en/of
- het feit dat [slachtoffer] zich in een kleine, volle ruimte bevond, waarvan
verdachte de deur dicht had gedaan en de uitgang blokkeerde en/of
- het naar beneden drukken van [slachtoffer] (zodat ze in een gebukte houding
kwam te staan) en/of
- het uitschelden van [slachtoffer] voor ‘slet’ en/of’hoer’ of soortgelijke
bewoordingen en/of
het aldus voor [slachtoffer] een situatie creëren waarin zij zich niet kon en/of
durfde te onttrekken aan seksuele handelingen met verdachte,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de borsten en de vagina van [slachtoffer] en/of
- het zoenen van [slachtoffer] op de mond en/of op of rond de borsten en/of in
de hals;
art 246 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 9.281,94, voor het overige niet ontvankelijk, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Verzoek horen getuige

De raadsman heeft ter terechtzitting van 29 september 2015, (wederom) verzocht om aangeefster [slachtoffer] te horen als getuige over de betrouwbaarheid van haar verklaring.
De raadsman heeft daartoe -kort zakelijk weergegeven- aangevoerd dat er geen
good reasonis om aangeefster niet door de verdediging te laten horen en dat de verklaringen van aangeefster
sole or decisivebewijs vormen.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van aangeefster, gelet op haar kwetsbaarheid en zij is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet sole or decisive zijn, maar dat het verkregen DNA-materiaal doorslaggevend is voor het bewijs.
De rechtbank overweegt dat, nu bedoeld verzoek van de raadsman niet tijdig is gedaan (pas bij pleidooi), van het alsnog horen van het slachtoffer thans geen zinvolle bijdrage aan de opgeworpen kwestie meer kan worden verwacht, nu het slachtoffer, de te horen getuige, de gehele feitenbehandeling ter terechtzitting in de slachtofferkamer heeft gevolgd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de voorzitter bij het begin van de behandeling ter terechtzitting heeft aangegeven dat het slachtoffer zich in de slachtofferkamer bevindt.
De rechtbank wijst het verzoek tot het opnieuw horen van [slachtoffer] bovendien af op grond van de tijdens eerdere terechtzittingen geformuleerde argumenten. De rechtbank is op basis van de stukken van oordeel dat zij een kwetsbaar persoon is. [de persoonlijk begeleider van het slachtoffer] , heeft verklaard dat het slachtoffer lijdt aan een post traumatische stressstoornis, een identiteitsstoornis en hechtingsproblematiek, tevens is haar IQ beperkt. Daarnaast is het slachtoffer alleen gehoord over (de wijze van) de verkrachting en niet over de vraag of verdachte de dader is. Haar verklaring is voor het bewijs niet “sole or decisive”. Er zijn ook DNA-sporen (onder andere spermavloeistof) op lichaamsdelen aangetroffen en het slachtoffer heeft direct na het gebeuren aan een willekeurige voorbijgangster verteld dat zij verkracht is. Later heeft zij hierover haar vriend ingelicht. Haar verklaring hoeft aldus niet op zichzelf doorslaggevend te zijn voor het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank stond het de verdediging voorts vrij om de betrouwbaarheid op andere wijze te toetsen. Er is dan ook geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt met betrekking tot hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd het volgende.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat door de aanwezige bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft verkracht op de wijze zoals aangeefster in haar verklaringen heeft verwoord.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd, dat indien de verklaringen van aangeefster niet voor het bewijs worden uitgesloten doordat zij niet door de verdediging kan worden gehoord, haar verklaringen over het (anaal of vaginaal) seksueel binnendringen onbetrouwbaar zijn en ook geen steun vinden in het aangetroffen DNA-materiaal. De raadsman concludeert dan ook tot vrijspraak van de primair tenlastegelegde verkrachting en de subsidiair tenlastegelegde poging daartoe.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting (primair tenlastegelegd).
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, de verklaringen van aangeefster authentiek en betrouwbaar. Haar verklaringen over wijze van verkrachting stroken tevens met de plaatsen van het van verdachte aangetroffen DNA-materiaal op het lichaam en de kleding van aangeefster. Daarbij komt dat verdachte ter terechtzitting van 29 september 2015 heeft toegegeven dat hij de persoon is die op het filmpje is te zien en waarvan aangeefster heeft verklaard dat dat de persoon is die haar heeft verkracht.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
[verbalisant 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] :
Met [slachtoffer] werd een informatief gesprek gevoerd:
S = [verbalisant 2]
H = [verbalisant 3]
B = [slachtoffer]
O = opmerking verbalisant.
B: Om 07.20 uur was ik ongeveer uit huis en om 07.25/07.30 uur was ik daar, dat was vlak bij mij. Dus toen ik daar heen liep zag ik een jongen voor de deur staan. Een jongen komt later mij achterna. Ik had mijn fiets gepakt en het berghok geopend met een sleutel. Ik keek om en toen stond hij opeens voor mij. En hij dreigde mij ook. Zo van je gaat me pijpen of van achter nemen. Anders ga ik je iets aandoen. Ik had helemaal geen keuzes. En toen werd ik het berghok ingeduwd, deur werd dicht gedaan en toen heeft hij de sleutels er ook uitgehaald. Toen zei hij: ’Nu ga je me pijpen of van achteren nemen, je moet kiezen”. Ik zei: Nee, dat wil ik helemaal niet. Toen moest ik opeens kleren uitrekken helemaal en hoofd naar beton naar beneden gewoon en op de grond gegooid. En toen moest ik gelijk gebukt staan en toen werd ik van achteren genomen. Hij zei: Pijpen vind je wel lekker en doe je wel vaak zeker. En toen was dat ook een poosje weer aan de gang. Nou, toen moest ik weer blijven, toen moest ik weer pijpen, toen heeft hij broek weer omlaag. Toen moest ik weer naar achter. Ik werd weer half uitgekleed. En ik toen eigenlijk mijn keel werd ingeduwd en toen zei hij tegen mij: ’Als je niet doet, dan krijg je messteken”. Dus hij zijn hand achter bij mij om, zeg maar dan. Ik heb geen mes gezien. Maar het leek zo.
H: Jij zegt, hij stond bij die berging en met de piemel uit de broek?
B: Ja, wou hij graag. En hele tijd en dan drie keer.
H: Wat zei hij dan.
B: Ga me pijpen, ga naar achter je, bukken!
H: Waar steekt hij zijn piemel in dan?
O: (Opmerking verb. Aangeefster maakt met linker arm/hand een beweging naar haar achterste)
B: Nou, hier. Zo achter. Ik weet niet of de bovenste of de …
S: Je zei net ook, je moet hem pijpen zegt hij dan? Wat pijp je precies bij hem? Wat is voor jou pijpen?
B: Zijn lul. Gewoon overheen zuigen. In de mond nemen. Ik dacht: ‘Straks gaat hij me dreigen”. Met z’n mes of zo hij zei: ‘Moet ik je neersteken”.
S: Ja, wat drukt hij bij jou naar binnen en waar naar binnen?
B: Nou de piemel van achter, dat alleen, niet voor. Hij heeft in mij gezeten en hij heeft mij aangeraakt. Hij heeft later mijn broek opgetrokken.
[verbalisant 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] :
[slachtoffer] werd verhoord:
A: Ik moest mijn fiets uit de bergruimte halen. En toen zag ik een jongen voor een deur staan. Een donker, een buitenlander eigenlijk, stond er eigenlijk voor mij. Hij ging mij dreigen als ik niet met hem meeging. Hij ging me ook dreigen van uh: ”Want anders ga ik je neersteken”. Dus ik dacht, ja ik was toch bang dat hij dat ging doen, want hij had zijn hand al achter de broekzak. Daar was ik heel bang voor op dat moment. En toen ben ik toch, eigenlijk moest ik uh, in dat gangetje. Ik moest pijpen. En toen zei hij: “Ga maar mee in de bergruimte”. En toen ging ik eigenlijk tegenstribbelen, toen ging ik gillen. Ik zeg: “Nee, dat wil ik niet”. En toen ben ik toch naar binnen gegaan, want hij zou me gaan dreigen. En toen zei hij: ”Ja, je mag kiezen, uhh, van achteren gepakt worden of nog een keer pijpen”. Dus toen heb ik eerst moest ik hem gewoon echt pijpen. En toen moest ik van achteren, toen moest ik zeg maar bukken. Dus ik deed zo snel mogelijk m’n best. En toen moest ik nog even weer pijpen. Toen moest ik weer gebukt staan en hij wou graag gewoon neuken. En toen stond ik gebukt en toen heeft hij nog aan mij gezeten. Aan mijn borsten. En bij heeft me gewoon ook aan mijn borsten gezeten en onder bij mijn vagina heeft hij ook aan gezeten met de handen. Elke keer dreigen. Van als je dat niet doet dan gaat je iets ergs overkomen. Als je niet met me meegaat naar de bergruimte, dan ga ik je neersteken. Hij heeft zijn hand wel naar achter. Hij stond dicht bij de deur, dus ik kon helemaal geen kant op. En hoe klein de bergruimte was en je kon ook niet door, dus je kon geen kant op. Het is een heel klein schuurtje.
V: Dus je zegt hij heeft met z’n mond en zijn handen aan mijn borsten gezeten en met zijn handen aan mijn vagina, je poesje.
A: ja. En hij gaf mij een kusje op de hals. Een rond de borsten en zo. Een beetje over ‘t lichaam. Nou, gedeeltes van het lichaam. Hij noemde mij “slet, slet of hoer”.
[getuige] verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Het was op zondagmorgen rond een uur of half negen. Het zal dus wel 14 september zijn geweest, werd ik door een meisje aangesproken. Zij huilde en was heel verward. Ze zei: “ik moest hem pijpen, ik moest geld afstaan.”
[verbalisant 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : Betrokkene [slachtoffer] heeft melding gedaan van het feit dat zij verkracht is op 14 september 2014 te [pleegplaats] . Op 28 oktober 2014 werden in het televisie programma Opsporing Verzocht, beelden getoond welke middels de bewakingscamera’s van de [supermarkt] aan de [straat] te [pleegplaats] , zijn gemaakt op 14 september 2014. Betrokkene [slachtoffer] verklaarde dat zij de genoemde uitzending van Opsporing Verzocht had gezien en dat zij op de getoonde beelden tijdens de uitzending de man herkende die haar had verkracht en die zij had moeten pijpen. Zij herkende de gehele persoon, zijn gezicht en de manier waarop bij liep. Vervolgens werden aan betrokkene [slachtoffer] twee afbeeldingen getoond van de opnamen die door de genoemde bewakingscamera’s zijn gemaakt. De afbeeldingen betreffende opname welke is gemaakt op 14 september 2014 te 08:13:53 uur en 14 september 2014 te 08:13:55 uur. Betrokkene [slachtoffer] herkende op deze afbeeldingen zichzelf en de man die haar op 14 september 2014 heeft verkracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2015 verklaard:
Ik ben de persoon op de bewakingsbeelden.
Dr. J. Warnaar, deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut verklaart -zakelijk weergegeven- [5] : In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd. De bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof), speeksel en bloed.
ZAHC1381NL#01 en #04 (tailleband slip): DNA-mengprofiel. DNA-nevenkenmerken: - [verdachte] .
ZAAC2157NL#08 en #09 (tepel/borst): DNA-profiel (aanwijzing voor speeksel) van een man - [verdachte] . Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
ZAAC2157NL#10 (tepel; met bloed): DNA-mengprofiel (aanwijzing voor speeksel/bloed)
- [slachtoffer] - [verdachte] .
ZAAC2157NL#07 (borst): DNA-mengprofiel
- onder andere van [verdachte] .
Dr. J. Warnaar, deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut verklaart -zakelijk weergegeven- [6] : In deze zaak is een (aanvullend) onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd aan de slip AAHC1381NL.
AAHC1381NL#05 (ter hoogte voorzijde van het kruis (buitenste laag stof): De bemonstering is onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof) omdat bij de zure fosfatase afdruk een verkleuring is waargenomen. Hierbij is microscopisch geen sperma waargenomen, maar wel een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof.
.AAHC1381NL#07 (ter hoogte achterzijde): DNA-mengprofiel afgeleid DNA-hoofdprofiel van een vrouw (- [slachtoffer] ), met combinatie DNA-nevenkenmerken [verdachte] (matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard).
AAHC1381NL#06 (ter hoogte achterzijde) en AAHC1381NL#07 (ter hoogte achterzijde): DNA-mengprofiel afgeleid DNA-hoofdprofiel van een vrouw (- [slachtoffer] ), met combinatie DNA-nevenkenmerken [verdachte] (matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard).
ZAAC2157NL#03 (buitenste schaamlippen): DNA-mengprofiel van minimaal drie personen - [slachtoffer] en - [verdachte] .
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Er is aangenomen dat de bemonstering ZAAC2157NL#O3 celmateriaal bevat van drie
personen en dat deze personen onderling niet verwant zijn. Onder deze aannames zijn de
resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
hypothese 1: De bemonstering bevat celmateriaal van [slachtoffer] , [verdachte] en één
willekeurige onbekende persoon.
hvpothese II: De bemonstering bevat celmateriaal van [slachtoffer] en twee willekeurige
onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn meer dan 1.000.000 keer
waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese II waar is.
Dr. J. Warnaar, deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut verklaart -zakelijk weergegeven- [7] : in de bemonsteringen ZAAC2157NL#01 (rond anus) en #02 (anaal) is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2014 te [pleegplaats] door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het blokkeren van het nauwe gangetje dat naar de bergruimte leidt en
- het dreigend zeggen tegen [slachtoffer] : 'je gaat met me mee, anders gaat er iets gebeuren' en 'als je dat niet doet dan gaat je iets ergs overkomen, als je niet met me meegaat naar de bergruimte, dan ga ik je neersteken', daarbij zijn hand in zijn broeksband houdend alsof hij daar een voorwerp had om haar mee neer te steken en
- het sluiten van de deur van de bergruimte zodat [slachtoffer] niet wegkon en
- het feit dat [slachtoffer] zich in een ruimte bevond, waarvan verdachte de deur dicht had gedaan en de uitgang blokkeerde en
- het naar beneden drukken van [slachtoffer] zodat ze in een gebukte houding kwam te staan en
- het uitschelden van [slachtoffer] voor 'slet' en 'hoer' en aldus voor [slachtoffer] een situatie creëren waarin zij zich niet kon en durfde te onttrekken aan seksuele handelingen met verdachte,
die [slachtoffer] , meermalen, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten
- het meermalen duwen van de penis in de mond van [slachtoffer] en
- het duwen van de penis in de vagina of anus van [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten en de vagina van [slachtoffer] en
- het zoenen van [slachtoffer] op de mond en op of rond de borsten en in de hals.
De verdachte zal van het primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de reclasseringsrapportages en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf
en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten
meewegen.
Verdachte heeft op 14 september 2014 te [pleegplaats] een kwetsbare vrouw in haar eigen woonomgeving in een bergruimte verkracht. Zij werd daarbij langdurig onder bedreiging van haar vrijheid beroofd. Zij kon de bergruimte niet verlaten. Het slachtoffer heeft veelvuldig verschillende seksuele handelingen moeten verrichten en ondergaan, waarvan enkele zeer vernederend moeten zijn geweest. Verdachte heeft een zeer grove inbreuk gemaakt op lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het seksueel misbruik is voor het slachtoffer buitengewoon ingrijpend geweest en het heeft haar leven in grote mate gekleurd, zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring en het schadeonderbouwingsformulier. De rechtbank rekent verdachte het feit in hoge mate aan.
De rechtbank heeft, gelet op het advies van de reclassering en de buitengewoon indringende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2015, zich de vraag gesteld of de zaak zou moeten worden aangehouden om een gedragskundige rapportage over verdachte op te laten maken. Zij ziet daar van af, nu de officier van justitie zulks niet heeft gevorderd en dit ook niet door de raadsman is verzocht. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat na ommekomst van de op te leggen vrijheidsstraf er in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan worden gewerkt aan een zorgvuldige terugkeer van verdachte in de maatschappij.
Gelet op voornoemde ernst van het feit en de hiervoor gegeven feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel, dat -rekening houdend met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting- een langdurige gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden is.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 5.218,94 voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht de materiële schade, kleding € 100,-- en medische kosten € 118,94, en de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,00, voldoende aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de eventueel overige geleden immateriële schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom deels niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan met betrekking tot de overige geleden schade slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de gevorderde vergoeding van de vaste lasten afwijzen, nu niet is gebleken dat er extra kosten zijn gemaakt. Het betreft gemis van woongenot. Daarnaast acht de rechtbank vergoeding van de studiekosten niet voor toewijzing vatbaar wegens het ontbreken van voldoende causaliteit met het bewezenverklaarde feit.
De vordering is dan ook gegrond en tot een bedrag van € 5.218,94 voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.218,94, waarvan
€ 5.000,00 immateriële schade, te meerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2014.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering¸ betreffende de meer gevorderde immateriële schade, niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst de meergevorderde materiële schade af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 5.218,94, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 61 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 218,94 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2014.
Bepaalt tevens dat, als verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. E. Läkamp en mr. A. Heidekamp, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2015.

Voetnoten

1.op pagina 30ev van het proces-verbaal van politie, nummer: PL0300-2014069088 (het PV)
2.op pagina 50ev van het PV
3.op pagina 237ev van het PV
4.op pagina 94ev van het PV
5.op pagina 173ev van het PV
6.op pagina 178ev van het PV
7.rapport beantwoording vragen raadsman i.s.m. pagina 174 van het PV