ECLI:NL:RBNNE:2015:4741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
12 oktober 2015
Zaaknummer
18.013609-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaaldelijke belaging van bewoners en bestuursleden van een coöperatieve woonvereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging, gepleegd in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 maart 2014. De verdachte, een bewoner van een coöperatieve woonvereniging, werd ervan beschuldigd stelselmatig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van meerdere bewoners en (ex-)bestuursleden van de woonvereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk beledigende en beschuldigende uitlatingen deed, zowel mondeling als schriftelijk, naar de aangevers, die allen betrokken waren bij de woonvereniging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers, die gedetailleerd hun ervaringen met de verdachte hebben beschreven, als bewijs gebruikt. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaar, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, zodat deze alleen bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/013609-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
21 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 september 2015. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. D. Roggen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 maart 2014 te
[pleegplaats] , gemeente Haren, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van meerdere bewoners en/of (ex-)bestuursleden van [organisatie] , te weten
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] ,
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die
hiervoor genoemde personen, in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij met grote
regelmaat die personen mondeling, telefonisch en/of schriftelijk beledigd,
beschuldigd en/of bedreigd en/of is hij regelmatig onnodig voor, althans in
de buurt van hun woningen gaan staan.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat in onderhavige zaak per aangever moet worden beoordeeld of er voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van belaging te komen. Op grond van de stukken in het dossier is volgens de raadsman per aangever onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte opzettelijk, wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2014, opgenomen op p. 15 e.v. van dossier nummer PL01KG-2014049767 Z d.d. 9 mei 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van belaging. Ik verklaar dat er wederrechtelijk en stelselmatig met opzet inbreuk wordt gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik ben woonachtig op [adres 1] te [pleegplaats] . De woning betreft een van de woningen die in eigendom toebehoren aan [organisatie] . Ik ben sinds 2007 ook lid van het bestuur van [organisatie] . De persoon waardoor ik gestalkt word, is ook bewoner van [organisatie] namelijk de heer [verdachte] .
Ik word veelvuldig zowel in persoon en schriftelijk door [verdachte] benaderd. Vaak gaat dit gepaard met schelden. Ik denk dat ik de afgelopen jaren gemiddeld in ieder geval meerdere malen per week door [verdachte] ben benaderd. Sowieso is het iedere keer dat hij mij buiten ziet dat hij dan begint te roepen en schreeuwen. Daarbij scheldt hij mij ook vaak uit.
Ook in de brieven die hij hoofdzakelijk naar [organisatie] stuurt, word ik regelmatig genoemd door [verdachte] voorbeeld hiervan is dat hij boven de brieven zet: "Aan het takkenwijf
[slachtoffer 1] ". Ook dit gebeurt zeer regelmatig gedurende de afgelopen jaren. Ik had u inmiddels het nodige papierwerk aan u overhandigd. Dit zijn wat overzichten of correspondenties betreffende voorvallen tot februari 2014 tussen [verdachte] en bestuursleden. Ook zitten hier voorbeelden van brieven tussen die [verdachte] naar ons stuurt. [1]
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2014, opgenomen op pagina 32 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van belaging. Ik verklaar dat er wederrechtelijk en stelselmatig met opzet inbreuk wordt gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik woon aan [adres 2] in [pleegplaats] . Ik ben voorzitter van de coöperatieve woonvereniging [organisatie] . Sinds maart 2013 maak ik deel uit van het bestuur. Ik word gestalkt door [verdachte] , bewoner van [adres 3] , ook een woning van [organisatie] . Vanaf september 2013 word ik stelselmatig lastiggevallen door [verdachte] . Dit lastigvallen bestaat uit het mij bij iedere gelegenheid als wij elkaar toevallig op straat treffen dingen toe te roepen. Hij roept dan woorden als "Dieven, Fraude, Maffia". Sinds februari 2014 scheldt hij mij ook uit voor "Heks" en "Lelijk Wijf". Daarnaast heb ik sinds september ook diverse brieven persoonlijk aan mij gericht van [verdachte] gekregen. Naast dat hij hier op allerlei manieren laat weten hoe hij tegen het bestuur aankijkt en het bestuur uitscheldt voor leugenaars en dergelijke, schrijft hij hier ook lelijke dingen over mij op en word ik uitgemaakt voor "Heks" "Nazi" en "Lange grijze heks".
Deze brieven zijn zowel in de brievenbus van [organisatie] gekomen als rechtstreeks bij mij thuis in de bus gedeponeerd door [verdachte] . In de namiddag van 17 februari 2014 was [slachtoffer 1] bij mij thuis en zag ik [verdachte] mijn pad op lopen. Hij heeft toen een brief bij mij door de brievenbus gegooid. Ik hoorde dat hij door de brievenbus op een spottende manier riep: "Lieve dames". De brief die ik van hem heb gekregen die dag heb ik gekopieerd en ik overhandig deze aan u. Feitelijk was de brief een gebruikte enveloppe waarop hij het een en ander heeft geschreven. Ook hier staan weer diverse verwensingen en scheldwoorden. U kunt deze aan deze aangifte toevoegen. [2] Ik merk dat het gedrag van [verdachte] richting mij van invloed is op mijn doen en laten. Ik merk dat, als ik de straat op ga, alert ben op eventuele aanwezigheid van [verdachte] . Ik probeer op alle manieren confrontaties uit de weg te gaan.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2014, opgenomen op pagina 42 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik ben woonachtig aan [adres 4] in [pleegplaats] . Het betreft hier een coöperatieve
woonvorm die [organisatie] heet. [organisatie] heeft een bestuur bestaande uit bewoners, ik heb daar ook in het bestuur gezeten in het verleden. [verdachte] valt met grote regelmaat mensen lastig en stalkt ze. Dit gaat met name om bestuursleden en ex-bestuursleden en mensen die een taak bekleden namens de woonvorm. Ook ik word met regelmaat dus lastig gevallen door [verdachte] . Wanneer hij mij dan toevallig buiten ziet, begint hij meteen te schreeuwen en te schelden. Op 1 januari zag hij dat ik mijn auto parkeerde aan [straat] en hij was toen ongeveer 100 meter bij mij vandaag. Toen ik uitstapte hoorde ik dat hij schreeuwde "Ga op je rug liggen, vuile teef". Hij liep toen meteen al scheldend weg. Hij roept dan ook zaken als "Je komt er nog wel achter, je gaat eruit". Toen ik zelf nog een hondje had liep ik ook meerdere keren per dag met mijn hondje. Wanneer ik [verdachte] dan tegen kwam deed hij altijd wel iets vervelends. Soms was dit 2x in de week en soms 5x in de week. Hij schreeuwde namelijk altijd naar mij "vuile, lesbische teef". Ook wel vaak "kutwijf" en woorden van gelijke strekking. Het komt nu nog steeds met regelmaat voor. [verdachte] grijpt elke gelegenheid aan om naar mij te schreeuwen. Ik heb dus nu nog steeds gemiddeld wel 2x per week een confrontatie met hem op straat.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2014, opgenomen op pagina 53 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik wil graag aangifte doen van belaging. Ik verklaar dat er wederrechtelijk stelselmatig met opzet inbreuk wordt gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik ben woonachtig aan [adres 5] in [pleegplaats] . De woning betreft een woning die toebehoort aan woningcorporatie [organisatie] . Ikzelf heb geen functie in het bestuur van [organisatie] . Ik doe wel vrijwilligerswerk binnen de corporatie. Ik doe aangifte tegen een medebewoner van [organisatie] , namelijk tegen de heer [verdachte] , wonende [adres 3] te [pleegplaats] .
Kennelijk kreeg [verdachte] mij op de korrel omdat ik contact had met andere mensen van [organisatie] , waaronder het bestuur. Als ik met de hond liep begon [verdachte] me ineens uit te schelden voor "Lesbisch wijf, jij denkt dat je alles mag, maar ik ben hier nog steeds de baas." Begin 2013 kreeg ik een brief van [verdachte] in de brievenbus. Deze brief was kwetsend en vervelend. De tekst luidde als volgt:
"Zo onruststoker tegen mij. Mij slecht maken tegen die baardaap die tegenover je
woont. Tussen [voornaam] en mij komen niet tussen om daar mij slecht te maken. Loop jij
maar als kontjekruiper maar achter de maffia onbevoegd bestuur aan. Maar het is
afgelopen met deze onbevoegde bestuur. Het bevoegde bestuur wordt binnenkort weer
ingeschreven waaronder ik de heer [verdachte] . Het is zo, al die bewoners die
hier naar 1996 zijn gekomen zijn onbevoegd hier gekomen, dus er komt op neer, dat
jij en die baardaap er eerst uit de woning wordt gezet + jij grote vriendinnen.
waarvan akte. Mijn vriendin wil nog een hartig woordje met jou spreken, hoe dat jij
mij bij de bewoners slecht maken. Veel sterkte met het nieuwe bestuur. Wie er
laatst lacht, lacht het best. Dat ben ik straks als bestuur. Waarvan akte. Neem
maar aan al die bewoners die mij tegen mij hebben gekeerd PAK IK allemaal aan. Want ik heb mijn recht gekregen naar 16 jaar vechten. Jij was zeker ook voor staander om mij uit het huis te zetten. Maar nou ben ik aan de beurt. Een bevoegd bewoner die hier onder bevoegd bestuur is aangenomen, dat ken jij niet zeggen + die Rotterdammer. Ik heb tegen hem gezegd ik krijg je omdat niet weet wat hoor en wederhoor is." [3]
Eigenlijk is het zo dat ik zo gauw ik [verdachte] zie, hij naar mij begint te schelden of
kwetsende dingen zegt. Als ik hem zie loop ik door en kijk hem niet aan. Ik zoek het niet op, maar ik kan die scheldkanonnades van hem niet ontwijken. Over het algemeen scheldt hij me uit voor lesbische tut, lelijke kop en soortgelijke opmerkingen. Toen was er nog een incident even voor kerst 2013. Ik hoorde dat er iets door de brievenbus wordt geschoven. Ik zag dat ik een A4-tje in de brievenbus had gekregen met de volgende tekst:
"Nieuws voor de nieuwsbrief. Project H. Opsporing hondenstront hufters. Als eerste
op de lijst staat kutwijf schijtwijf [slachtoffer 4] [adres 5] . Loopt als een
kontjekruiper achter de maffia rot wijven aan (gestoord) die denken dat ze de baas
willen spelen/ Komen ze wel weer achter. Er komt een filmpje over " [organisatie] "
met daarin o.a de melding dat de hondenschijtplek is verplaatst naar het tuintje en
voor de deur bij [adres 5] . Niet bij [adres 6] . Geen fijne kerstdagen en een
ongelukkig nieuwjaar." [4]
Door alles wat er gebeurt met die [verdachte] voel ik mij behoorlijk in mijn vrijheid en
leefgenot aangetast.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2014, opgenomen op pagina 60 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik ben woonachtig aan [adres 7] in [pleegplaats] . Het betreft hier een coöperatieve woonvorm die [organisatie] heet. Sinds ongeveer een jaar bekleed ik officieel een bestuursfunctie binnen onze woonvorm en vanaf het moment dat dit bekend is gemaakt, begon [verdachte] mij lastig te vallen. Dit bestond voornamelijk uit het uitschelden van mij wanneer ik hem
tegenkwam buiten. Hij noemde mij "kutwijf" of "leugenaar" of "dief". Ook riep hij vaak "lesbisch wijf" naar mij en woorden van gelijke strekking. Zeker sinds de rechtszaak van afgelopen zomer tegen [verdachte] waar ik bij betrokken ben geweest is het allemaal verergerd. Soms ziet hij mij lopen op straat en begint dan van een afstand ontzettend te schreeuwen. Alle voorvallen met betrekking tot [verdachte] hebben wel een stempel gedrukt op mijn woonsituatie.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2014, opgenomen op pagina 65 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van stalking. Er wordt wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik woon op [adres 8] in [pleegplaats] . Dit is een woning van [organisatie] . Op [adres 3] woont [verdachte] . Eigenlijk heb ik vanaf het begin dat ik er woon al trammelant met [verdachte] . Vorig jaar, begin van de zomer werd het tijdelijk behoorlijk heftiger. Hij heeft mij meerdere malen uitgescholden en gezegd dat ik een drugsfiguur ben. Eigenlijk probeer ik voortdurend [verdachte] zoveel mogelijk te ontlopen. Al met al heeft zijn gedrag zijn weerslag op mijn dagelijks leven. Ik merk dat ik er af en toe ook gewoon stress van heb. Ik weet dat [verdachte] met meerdere mensen in de buurt conflict heeft en dat hij deze mensen op gelijke wijze lastig valt. Zo was ik er ook eens bij dat hij [slachtoffer 3] stond uit te schelden. [verdachte] begon tegen mij te schreeuwen en [slachtoffer 3] sprak [verdachte] aan op zijn ordinaire geschreeuw. [verdachte] schold [slachtoffer 3] toen uit voor "lesbische teef".
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 maart 2014, opgenomen op pagina 70 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte van stalking. Er wordt wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik ben op 1 juli 2008 komen wonen aan [adres 9] in [pleegplaats] . Dit is een woning van de coöperatieve woonvereniging [organisatie] . Sinds november 2008 ben ik officieel toegetreden tot het bestuur van [organisatie] . Als bestuurslid van [organisatie] word ik, net als alle andere bestuursleden en sommige oud-bestuursleden, de afgelopen jaren veelvuldig lastig gevallen door [verdachte] . Dit lastigvallen bestaat onder andere uit schelden. Altijd als ik hem op straat tegenkom, begint hij te schelden en handgebaren te maken. Hij scheldt mij onder andere voor "Dikzak, fraudeur, homo en dat soort dingen." Daarnaast stuurt hij veelvuldig allerlei briefjes met vervelende teksten over mij en andere bestuursleden naar het bestuur en andere bewoners van [organisatie] . Daarin worden gelijksoortige uitlatingen over mij gedaan. Wij hebben inmiddels hier een hele verzameling van. Het is gewoon standaard dat als ik [verdachte] ergens op straat tegen het lijf loop, hij begint te schelden. Als ik hem dan zie dan probeer ik hem te ontwijken. Het gedrag van [verdachte] beheerst voor een deel mijn doen en laten en ook die van andere mensen in mijn omgeving.
Een proces-verbaal d.d. 18 april 2014, opgenomen op pagina 21 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte (V: verbalisant en A: antwoord verdachte)
A: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben bij mij een brief door de deur gegooid met aantijgingen. Ik ben met een brief terug gegaan.
V: Beide dames hebben aangifte gedaan van stalking door jou van de periode voor deze gebeurtenis. [slachtoffer 1] geeft aan dat zij stelselmatig door jou wordt
lastigvallen dan wel dat je haar ongewenst aanspreekt dan wel berichten stuurt. Daarbij schuw je ook het gebruik van scheldwoorden niet. [slachtoffer 1] heeft regelmatig "takkewijf" en "rotwijf" naar haar hoofd geslingerd gekregen.
A: Ik heb dat geschreven ja.
V: [slachtoffer 1] geeft aan dat jij geen gelegenheid voorbij laat gaan om haar
aan te spreken dan wel gebaren naar haar te maken dan wel uit te schelden bij iedere keer als jullie elkaar toevallig tegen komen op straat. Wat is jou reactie hierop?
A: Als ik haar tegenkom, zit er haat in mij. Dan zeg ik tegen haar, "Wie denk je dat je bent". Soms moet ik wat tegen haar zeggen.
V: Kun je je voorstellen dat [slachtoffer 1] dit vervelend vindt en een straatje
omloopt?
A: Ja kan ik me voorstellen. Ik doe misschien wel eens iets wat niet hoort. Dan zeg ik wel eens iets vanuit verbitterdheid, iets van "Denk je dat je de baas over me kan zijn."
V: Daarnaast worden er regelmatig brieven verstuurd door jou die gericht zijn aan [slachtoffer 1] waarboven staat: "Aan het takkewijf [slachtoffer 1] ".
A: Dat schrijf ik dan op. Door mijn emotie komt dat. Door mijn wrok.
V: Snap je dat zij dit allemaal als stalking en intimidatie ervaart?
A: Tuurlijk, maar ik doe dat omdat ze mij ook iets hebben aangedaan.
V: [slachtoffer 2] heeft een vergelijkbare aangifte gedaan. Ook zij zegt dat jij haar bijna bij iedere gelegenheid op een vervelende manier aanspreekt dan wel begint te schelden of handgebaren in haar richting maakt.
A: Ik kom haar wel eens tegen. Ik zeg dan dat ze onbevoegd is om de baas over mij te spelen.
V: Het gaat om de manier waarop het gaat en de scheldwoorden?
A: Ik weet dat dat niet leuk is, maar dat zit in mij. Soms gebeurt dat door mijn boosheid. Dan roep ik dingen.
V: [slachtoffer 2] zegt dat ze regelmatig in woord dan wel in schrift wordt beledigd doordat je tegen haar zegt dan wel schrijft zoals "heks", "lange grijze heks", "lelijk wijf" of "nazi". Bovendien worden er regelmatig brieven van jou ontvangen waarin je aangeeft dat je "ze" wel krijgt. Waarom doe je dit zo?
A: Misschien is dat wel zo, maar ik moet me gewoon inhouden.
V: Wij hebben ook een zeer fraaie brief ontvangen die jij hebt verspreid aan mevrouw Woldendorp.
A: Dat heb ik geschreven.
V: Je scheldt [slachtoffer 6] onder andere uit voor "drugsfiguur".
A: Dat klopt inderdaad. Ik zag haar bij het park. Ik kon op afstand al ruiken dat ze verdovende middelen gebruikte. Ik heb haar toen gezegd dat ze een drugsfiguur was.
V: [slachtoffer 7] heeft ook aangifte tegen jou gedaan. Iedere keer als je hem tegenkomt wordt ie
uitgescholden o.a. voor dikzak. Klopt het niet dat je die [slachtoffer 7] voor dikzak en fraudeur, of homo hebt uitgemaakt?
A: Nou, het is een fraudeur.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, kan naar het oordeel van de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft de aangevers, allen bewoners van een woning van [organisatie] en/of (oud)-bestuursleden van deze coöperatieve woonvereniging, herhaaldelijk op straat uitgescholden en per brief beledigd en beschuldigd. In de bewezen verklaarde periode waren voornoemde gedragingen van de verdachte wat betreft aard, duur, frequentie en intensiteit zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte hiermee wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het telefonisch beschuldigen, beledigen dan wel bedreigen van de aangevers en het regelmatig onnodig in de buurt van de woningen van de aangevers staan. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verdachte dat
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 maart 2014 te [pleegplaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van meerdere bewoners en (ex-)bestuursleden van [organisatie] , te weten [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] met het oogmerk die hiervoor genoemde personen te dwingen iets te doen en te dulden, immers heeft hij met grote regelmaat die personen mondeling en schriftelijk beledigd en beschuldigd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,- waarvan € 3.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat er sprake is van een langslepend conflict tussen verdachte en de aangevers. Omdat verdachte en de aangevers dicht bij elkaar in de buurt wonen, acht de officier van justitie oplegging van een contactverbod onwenselijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het gevorderde geldbedrag buitenproportioneel is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een geheel voorwaardelijke geldboete aan verdachte op te leggen. Voorts kan de raadsman zich vinden in het standpunt van de officier van justitie omtrent het contactverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen de raadsman ter verdediging heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 maart 2014 schuldig gemaakt aan belaging van meerdere medebewoners en (ex)-bestuursleden van woonvereniging [organisatie] . Al 19 jaren heeft verdachte een zakelijk conflict met het bestuur van [organisatie] . Zoals verdachte zelf heeft verklaard koestert hij door dit conflict veel wrok tegen een ieder die bij het bestuur betrokken is en uit hij dit door de aangevers iedere keer bij het tegenkomen op straat uit te schelden en middels brieven te beschuldigen en beledigen. De rechtbank leidt uit de bewezen verklaarde handelingen af dat verdachte de aangevers duidelijk geen keuze heeft gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met hem. Zoals ook verwoord in de slachtofferverklaring heeft het op deze wijze lastigvallen van de aangevers tot gevolg dat de aangevers zich niet meer zonder meer veilig voelen in de directe omgeving van hun woning, steeds alert zijn op de aanwezigheid van verdachte en als verdachte in de buurt is in veel gevallen een omweg nemen.
De rechtbank heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 augustus 2015 waaruit is gebleken dat verdachte niet recent met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op de aard en de ernst van het feit, alsmede de financiële situatie van verdachte en de omstandigheid dat het conflict met [organisatie] (deels) financieel van aard is, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een deels voorwaardelijke geldboete, zoals gevorderd, geen passende reactie vormt. Oplegging van een taakstraf acht de rechtbank evenmin aangewezen gelet op verdachtes gezondheid. Nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment naar het oordeel van de rechtbank nog een stap te ver is, en de rechtbank het met name van belang acht dat verdachte, ondanks het langslepende conflict met het bestuur van [organisatie] , zich in het vervolg zal onthouden van het lastigvallen van aangevers, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur met een proeftijd van 3 jaren.

Vordering van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben zich ieder voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Behoudens de vordering van [slachtoffer 6] , bestaan alle vorderingen uit € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. De vordering van [slachtoffer 6] bestaat uit € 575,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden immateriële schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] niet ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. van Bruggen, voorzitter, M. Haisma en
J.N.M. Blom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2015.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie de bijlage met brieven op pagina's 19(53), 19(54) en 19(56) tot en met 19(61) van dossier nr. PL01KG-2014049767 Z d.d. 9 mei 2014.
2.Zie de brief op pagina 37 van dossier nr. PL01KG-2014049767 Z d.d. 9 mei 2014.
3.Zij pagina 19(09) van dossier nr. PL01KG-2014049767 Z d.d. 9 mei 2014.
4.Zie pagina 57 van dossier nr. PL01KG-2014049767 Z d.d. 9 mei 2014.