ECLI:NL:RBNNE:2015:4734

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
12 oktober 2015
Zaaknummer
18.830366-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd bijgestaan door mr. E.P. Groot, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman. De tenlastelegging omvatte het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De feiten vonden plaats in de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 oktober 2013 te [pleegplaats].

Tijdens de zitting op 20 augustus 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder een proces-verbaal van aangifte van 10 juni 2014. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdachte werd schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, waarbij de rechtbank opmerkte dat de handelingen mede met instemming van het slachtoffer hebben plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, aangezien het bewezen verklaarde als een incident werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830366-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
3 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 oktober 2013 te [pleegplaats] , (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juni 2014, opgenomen op p. 17 e.v. van dossier nummer PL0100-2014031088 d.d. 28 oktober 2014 van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [aangever] .
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 oktober 2013 te [pleegplaats] , telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en onder de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit en het leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer. Daarnaast heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is, nu er sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Tot slot blijkt uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport dat er bij verdachte geen sprake is van inzicht in het delictscenario. Het opleggen aan verdachte van de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden heeft dan ook toegevoegde waarde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte, zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft aangevoerd dat het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden geen meerwaarde heeft, nu het om een incident lijkt te gaan en er dan ook geen sprake is van recidivegevaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van [slachtoffer] . Verdachte was destijds zelf achtentwintig jaar. De wetgever heeft er voor gekozen seksuele handelingen met minderjarigen strafbaar te stellen ter bescherming van jeugdigen, omdat zij de gevolgen van dergelijke handelingen vaak niet goed kunnen overzien.
De rechtbank stelt vast dat het in de onderhavige zaak gaat om een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen weliswaar een inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] hebben gemaakt, maar dat in dit geval niet kan worden gesproken van een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit, zoals bedoeld in artikel 22b Sr. De rechtbank heeft in dat oordeel betrokken dat uit het dossier blijkt dat de seksuele handelingen mede met instemming van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden.
Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Op grond van de geschetste omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank - in tegenstelling tot de officier van justitie - van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur.
Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden zoals die zijn genoemd in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport ziet de rechtbank geen aanleiding, nu het bewezen verklaarde een incident lijkt te zijn.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
tweejaren, schuldig maakt aan een strafbaar feit.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter,
mrs. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en M. Haisma, rechters, bijgestaan door
mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2015.