ECLI:NL:RBNNE:2015:4727

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2015
Publicatiedatum
11 oktober 2015
Zaaknummer
18.830300-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het medeplegen van een gewapende overval op een bejaarde man in Groningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een bejaarde man in Groningen. De verdachte, die op 16 november 2013 samen met een mededader de woning van het slachtoffer binnendrong, werd beschuldigd van afpersing en geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader de 77-jarige man onder bedreiging van geweld dwongen om geld af te geven. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten die de betrokkenheid van de verdachte aantoonden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de man had geslagen en hem had gedwongen om zijn portemonnee af te geven, terwijl de verdachte van andere tenlasteleggingen werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer voor de immateriële schade die hij had geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830300-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
17 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 september 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 november 2013 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning aan [straat 1]
) heeft weggenomen geld en/of een fles drank, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geld/goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming
en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
dreigend met een windbuks, zijnde een hard voorwerp, op die [slachtoffer] is
afgelopen en/of die [slachtoffer] met die windbuks heeft geslagen, en/of
die [slachtoffer] een of meermalen heeft gestompt en/of geslagen en/of
(vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "geld, we willen geld",
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (daarbij) dreigend een
(stanley)mes heeft getoond;
EN/OF
hij op of omstreeks 16 november 2013 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van geld en/of een fles drank, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
dreigend met een windbuks, zijnde een hard voorwerp, op die [slachtoffer] is
afgelopen en/of die [slachtoffer] met die windbuks heeft geslagen, en/of
die [slachtoffer] een of meermalen heeft geslagen en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer]
heeft gezegd: "geld, we willen geld", althans woorden van gelijke aard
of strekking en/of (daarbij) dreigend een (stanley)mes heeft getoond;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 november 2013 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [straat 1]
weg te nemen geld en/of enig goed van zijn/hun gading, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededaders,
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen geld en/of goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
de woning van die [slachtoffer] binnen te gaan en/of
dreigend met een windbuks, zijnde een hard voorwerp, op die [slachtoffer] af te
lopen en/of die [slachtoffer] met die windbuks te slaan, en/of
die [slachtoffer] een of meermalen te slaan en/of
(vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "geld, we willen geld", althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of
(daarbij) dreigend een (stanley)mes te tonen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 16 november 2013 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte
van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
de woning van die [slachtoffer] binnen te gaan en/of
dreigend met een windbuks, zijnde een hard voorwerp, op die [slachtoffer] af te
lopen en/of die [slachtoffer] met die windbuks te slaan, en/of
die [slachtoffer] een of meermalen te slaan en/of
(vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "geld, we willen geld", althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of
(daarbij) dreigend een (stanley)mes te tonen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen, met uitzondering van het wegnemen van de citroenbrandewijn. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon al een tijdlang niet meer in zijn bezit had wordt door geen enkel ander bewijsmiddel ondersteund en moet als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. Het tijdsverloop en de verandering van uiterlijk van verdachte vormen een goede verklaring waarom de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de rechter-commissaris verdachte niet meer hebben herkend als degene die bij hen die avond in de auto zat. Verdachte heeft de overval samen met [medeverdachte] gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de telefoon die aan verdachte wordt toegeschreven, ten tijde van de overval al niet meer in zijn bezit was. Deze is kennelijk door een bekende van verdachte gestolen, nu diegene zich uitgeeft voor verdachte en de bijnaam van de broer van verdachte kent en gebruikt. Hoewel verdachte [getuige 3] kent, is de stelligheid waarmee [getuige 3] heeft verklaard nooit met een ander dan verdachte contact te hebben gehad via het aan verdachte toegeschreven telefoonnummer niet terecht. Aan het begin van het verhoor bij de rechter-commissaris zegt hij dat hij verdachte van vroeger kent en dat verdachte een kennis is en aan het eind dat verdachte een goede vriend van hem is. Zijn verklaring is daarom niet betrouwbaar en moet worden uitgesloten van het bewijs. Tot slot kunnen ook de herkenningen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet bijdragen aan het bewijs. Het betreft enkelvoudige fotoconfrontaties en er ligt 10 maanden tussen de ontmoeting en de herkenning. Bovendien hebben zij verdachte beiden niet direct en ondubbelzinnig herkend, terwijl ze bij de rechter-commissaris verdachte zelfs in het geheel niet herkennen.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte in ieder geval dient te worden vrijgesproken van het slaan met de windbuks. Het is erg onwaarschijnlijk dat dit gebeurd is, zoals door de aangever verklaard, en er is geen steunbewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het primair ten laste gelegde acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2013, opgenomen op pagina 28 e.v. van dossier nummer 2013121956 d.d. 10 februari 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Het was op zaterdagavond 16 november 2013 rond een uur of 21.30 uur. Ik was in mijn woonkamer aan [adres] te [plaats 1] tv aan het kijken, toen ik twee personen heen en weer rond mijn woning zag lopen. Ik zag en hoorde dat ze mijn keukenraam insloegen. Ik zag dat beide jongens door het raam naar binnen gingen. Voordat ik naar beneden kon gaan, kwamen de jongens al de trap op. Ik zag de tweede jongen op mij afkomen en ik zag en voelde dat hij mij met zijn gebalde vuist in mijn gezicht sloeg. Die jongen heeft mij omver gegooid, waardoor ik ben gevallen. De tweede jongen, die mij de klap met zijn vuist gaf, riep om ‘geld’, ‘we willen geld’. Omdat ze geld wilden, wilde ik ze mijn portemonnee geven. Deze ligt beneden in de keuken. Ik ging toen voor de beide jongens de trap af, zij kwamen achter mij aan. Ik ben direct naar de keuken gelopen. In de keuken heb ik mijn portemonnee van het keukenkastje gepakt en aan de jongen met de zakdoek voor zijn gezicht gegeven. Er zaten twee briefjes van tien euro in en nog wat kleingeld, een paar euro. Toen ik de portemonnee aan die jongen met de zakdoek gaf zijn ze direct weer weggegaan. Ze zijn door hetzelfde keukenraam weer naar buiten gegaan.
Een proces-verbaal van Team Forensische Opsporing d.d. 13 maart 2014, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verklarende 1] , zakelijk weergegeven:
Bij mijn komst zag ik dat [slachtoffer] meerdere verwondingen in zijn gezicht had. Ik zag dat hij een barstwondje had in zijn linker wenkbrauw, een rood/blauwe verkleuring onder zijn linkeroog en een paar schaafwondjes op zijn voorhoofd.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 september 2014, opgenomen op pagina 366 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
U vraagt mij naar mijn betrokkenheid bij de overval in een woning aan [adres] te [plaats 1] , gepleegd op 16 november 2013. Ik weet nog dat die avond van de overval ik bij mijn toenmalige [vriendin] was. [medeverdachte] belde mij op en vroeg of [vriendin] en ik [medeverdachte] op konden halen samen met een vriend van hem. Ik ben met de auto naar [locatie 2] toe gegaan. [vriendin] reed. Ik heb daar een sigaretje gerookt omdat we moesten wachten want [medeverdachte] was er nog niet. Toen ik mijn sigaret op had kwam [medeverdachte] er met nog een jongen aanlopen. [medeverdachte] vertelde dat ze naar een huis toe waren gewandeld. Ze hebben daar een tijdje gewacht en het huis in de gaten gehouden. Ze hebben een ruitje ingetikt en zijn in het huis op zoek gegaan naar spullen. Ik weet dat de jongen die bij [medeverdachte] was uit [plaats 2] of [plaats 3] komt. Het is een neefje of broertje van de buurjongen van [medeverdachte] uit [locatie 1] .
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 september 2014, opgenomen op pagina 376 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
[Naam] is de buurjongen van [medeverdachte] . De man op de foto die u mij toont ziet er uit als die vriend van [medeverdachte] , als het broertje/neefje van zijn buurjongen. Ja, dat was hem, ik herken hem aan zijn ogen.
Een proces-verbaal d.d. 10 februari 2015, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven (op p. 25):
Op woensdag 17 september 2014 werd verdachte [getuige 2] gehoord (zie p. 376). Verdachte [getuige 2] werd een foto getoond van [verdachte] . Verdachte [getuige 2] verklaarde dat hij er uit zag als die vriend van [medeverdachte] , het broertje/neefje van de buurjongen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 september 2014, opgenomen op pagina 240 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] woont bij mij. [verdachte] noemt zich ook wel [Naam] . In 2013 woonde [medeverdachte] tegenover mij. De persoon op de foto die u mij toont is het broertje van [verdachte] . Hij heet [Voornaam] .
Een proces-verbaal d.d. 10 februari 2015, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven (op p. 14):
Op woensdag 24 september 2014 werd [getuige 4] gehoord (zie p. 240). Getuige werd een foto getoond van [verdachte] . Getuige herkende de man op de foto als [Voornaam] .
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 september 2014, opgenomen op pagina 345 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Het was op een avond bij een paar kennissen, het gesprek kwam op een inbraak en
ze vroegen me of ik mee wilde doen. Later op de avond hoorde ik dat er niemand thuis zou zijn en ik heb er mee ingestemd. Er is een raampje ingetikt en ik moest als eerste naar binnen. Ik ben naar boven gegaan.
De persoon die bij mij was haalde mij op de trap in en is naar boven gegaan. Hij kwam daarna met de man naar beneden en ik hoorde de persoon die bij mij was zeggen dat hij geld wilde.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2014, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:
Op 24 september 2014 hebben wij de cd met gegevens van de geheugenkaart en de simkaart van de telefoon van [medeverdachte] bekeken. Bij contacts staan opvallende namen met telefoonnummers, waaronder: [Voornaam] [Achternaam] [telefoonnummer 1] .
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2014, met bijlagen, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2014 heb ik de printlijst van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , het telefoonnummer wat in de contactenlijst van de telefoon van [medeverdachte] wordt aangeduid met de naam ' [Voornaam] [Achternaam] ', bekeken.
De mastgegevens van de meeste gesprekken in de periode 1 november 2013 tot 1 december 2013 duiden het westen van het land aan, te weten [Achternaam] . Wat opvalt is dat de volgende gesprekken de volgende mastgegevens aanduiden:
  • op 15 november 2013 om 15:19 uur wordt de mast aan [straat 2] in [plaats 4] aangestraald;
  • op 15 november 2013 om 15:56 uur wordt de mast aan [straat 3] in [plaats 5] aangestraald;
  • op 15 november 2013 om 17:00 uur wordt de mast aan [straat 4] in [plaats 6] aangestraald;
  • op 15 november 2013 om 17:34 uur wordt de mast aan [straat 5] in [plaats 1] aangestraald;
  • op 15 november 2013 om 17:49 uur wordt de mast aan [straat 6] in [plaats 1] aangestraald;
  • op 16 november 2013 om 15:51 uur en 15:53 uur zijn er twee inkomende gesprekken van [medeverdachte] en wordt de mast aan [straat 6] aangestraald;
  • op 17 november 2013 om 21:29 uur wordt de mast van [straat 7] in [plaats 8] aangestraald.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2014, met bijlagen (chatgesprekken Whatsapp tussen ‘ [medeverdachte] ’ en ‘ [Voornaam] [Achternaam] ’), opgenomen op pagina 175 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant 4] , zakelijk weergegeven:
Ik heb onderzoek gedaan naar het Whatsappverkeer aangetroffen op de mobiele telefoon van [medeverdachte] . Ik zag dat er een chatsessie was opgeslagen tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , gekoppeld aan de naam ' [medeverdachte] ' en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , gekoppeld aan de naam ' [Voornaam] [Achternaam] '. Ik heb onderzoek gedaan naar de inhoud van deze chatsessie. Ik zag dat op 4 november 2013 te 15:54:31 uur een sessie werd gestart door [Voornaam] . Ik zag dat [medeverdachte] op 17 november 2013 vanaf 23:25:36 uur berichten stuurt aan [Voornaam] , gevolgd door een foto met de naam [fotonaam] . Ik heb gezocht naar de desbetreffende foto op het telefoontoestel. Ik zag dat het ging om een persbericht dat is opgesteld door de Politie Noord-Nederland naar aanleiding van de overval aan [adres] te [plaats 1] op 16 november 2013.
Bijlage chatsessie tussen “ [medeverdachte] ” en “ [Voornaam] [Achternaam] ”:
4-11-2013 15:55:32 (whatsapp.net [Voornaam] [Achternaam] )
" [Naam] vertelde me over iets moois pakken ik wil je daarbij helpen man laat me graag weten"
11-11-2013 17:21:19 (whatsapp.net [medeverdachte] )
"als je bij [Naam] bent app maar dan vertel ik wat er te doen is"
15-11-2013 14:17:55 (whatsapp.net [Voornaam] [Achternaam] )
"ik ben zo in [plaats 1] "
16-11-2013 14:56:05 (whatsapp.net [medeverdachte] )
“yo ik had gebeld man. ik wou alleen even laten weten dat die auto geregeld is"
16-11-2013 16:21:42 (whatsapp.net [medeverdachte] )
“heeft [Naam] een fiets voor je? die 2e fiets krijg ik net maar die is gewoon kapot”
16-11-2013 17:48:19 (whatsapp.net [Voornaam] [Achternaam] )
“ja ik heb 1”
16-11-2013 18:00:43 (whatsapp.net [medeverdachte] )
“de auto staat om half 10 daar dus ong kwart over 9 / 9 uur beginnen we”
17-11-2013 23:25:26 (whatsapp.net [medeverdachte] )
"ze denken dat je blank bent"
17-11-2013 23:27:00 (whatsapp.net [medeverdachte] )
"de blauw van [plaats 1] "
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2014, met bijlagen, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat op 16 november 2013 om 20:22 uur een zogenaamde streetviewfoto was gemaakt. Wij zagen dat deze foto was gemaakt met een Samsung GT-S5830i (bijlage 3).
Wij zagen dat er op 16 november 2013 om 20:25 uur een foto was gemaakt van een computerscherm waar een deel van een straat was te zien (bijlage 4). Tevens was te zien dat hier middels een vinger een plek werd aangewezen. Op deze foto zagen wij tevens een soort monument staan. Het bleek het monument in [locatie 2] te zijn aan [straat 8] te [plaats 1] (bijlage 5). Vervolgens hebben wij gekeken naar hoever deze locatie ligt van het plaats delict. Te voet zou het hier gaan om een afstand van 1800 meter (bijlage 6).
Wij zagen dat op 18 november 2013 te 1:17 uur een foto was gemaakt van een beeldscherm. Op dit beeldscherm zagen wij het persbericht staan zoals dat is opgemaakt naar aanleiding van de overval in de woning aan [adres] te [plaats 1] (bijlage 8). Wij zagen dat deze foto ook terug kwam in de map whatsapp/media/whatsapp images/sent. Hieruit blijkt dat deze foto is verstuurd via Whatsapp (bijlagen 9 en 10). Wij zagen dat op 18 november 2013 om 1:27 uur nog een foto was gemaakt van het eerder genoemde persbericht. Op deze foto werd meer ingezoomd op de signalementen van de daders (bijlage 11).
Een schriftelijk stuk, inhoudende een brief afkomstig van [bedrijf] , opgenomen op p. 174 van voornoemd dossier, inhoudende:
De prepaiddienst voor de aansluiting is voor gebruik geactiveerd op 5 oktober 2014 om 20:46 uur. Aan de simkaart met het bevraagde simkaartnummer is telefoonnummer [telefoonnummer 3] toegekend.
Een proces-verbaal van verhoor met fotobijlage d.d. 2 oktober 2014, opgenomen op p. 247 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5] :
Ik zie via Whatsapp dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van een vriend van [getuige 3] , is. Ik weet dat dit het telefoonnummer van [Voornaam] is. Ik ken [Voornaam] sinds ik drie jaar geleden in [plaats 8] ben gaan wonen bij mijn vriend. [Voornaam] kwam wel langs voor mijn vriend. Als mijn nummer op de printlijst van zijn telefoonnummer voorkomt, dan heeft mijn ex-vriend mijn telefoon gebruikt. De foto die u mij toonde is de [Voornaam] waarover ik verklaar. [Voornaam] kwam wisselend bij ons. Soms zagen we hem tijden niet en vervolgens kwam hij weer dagelijks.
Een proces-verbaal d.d. 10 februari 2015, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven (op p. 14):
Op donderdag 2 oktober 2014 werd [getuige 5] gehoord (zie p. 247). Getuige werd een foto getoond van [verdachte] . Zij herkende deze persoon als de [Voornaam] waarover zij in haar verklaring spreekt.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2015, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] :
Ik weet wie [verdachte] is. De voornaam van [verdachte] is [Voornaam] . Ik ken hem van vroeger. Ik heb wel eens met [verdachte] gebeld. In november 2013 was ik nog samen met mijn ex. We woonden toen in [plaats 8] . Ik gebruikte in die tijd wel de telefoon van mijn ex. In november 2013 heb ik wel eens met [verdachte] gebeld. Ik heb het nummer [telefoonnummer 1] opgezocht in mijn telefoon. Dat is het nummer van [Voornaam] . U houdt mij voor dat ik op 15 november 2013 98 minuten en op 17 november 2013 39 minuten met [Voornaam] gebeld heb en vraagt mij of ik nog weet waar die gesprekken over gingen. We hebben gewoon over normale dingen gepraat. Ik heb nooit met iemand anders op het nummer van [Voornaam] gebeld.
U toont mij de foto op bladzijde 254 van het proces-verbaal. [1] Dat is [Voornaam] .
De eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 3 september 2015:
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 3 september 2015 geconstateerd dat er een aanzienlijk verschil is tussen het uiterlijk van verdachte zoals te zien op de politiefoto, genomen bij gelegenheid van verdachtes aanhouding op 24 september 2014, en op de foto die bij gelegenheid van de verhoren van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de rechter-commissaris van verdachte is gemaakt.
Bewijsoverweging ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die samen met [medeverdachte] de ten laste gelegde overval heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte] heeft bekend dat hij de overval samen met een ander heeft gepleegd. Via Whatsapp heeft [medeverdachte] rondom en op de datum van de overval contact met een persoon die in zijn telefoon opgeslagen staat onder de naam ‘ [Voornaam] [Achternaam] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
De inhoud van het contact tussen [medeverdachte] en ‘ [Voornaam] [Achternaam] ’ past bij andere bewijsmiddelen over onder meer het vervoer van en naar de overval en het tijdstip van de overval en er wordt na de overval door [medeverdachte] aan ‘ [Voornaam] [Achternaam] ’ een nieuwsbericht via Whatsapp verstuurd over deze overval, waarbij wordt gezegd dat ‘de blauw uit [plaats 1] denken dat je blank bent’. Daaruit leidt de rechtbank af dat deze gesprekken over de ten laste gelegde overval gaan en dat de ontvanger van de berichten de - kennelijk niet-blanke - mededader van die overval is.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte deze mededader is, gelet op het volgende. Verdachtes voornaam is [Voornaam] en hij komt uit [plaats 8] .
In de Whatsapp-gesprekken wordt gesproken over ene ‘ [Naam] ’. De broer van verdachte heeft als bijnaam [Naam] en [getuige 2] heeft verklaard dat het broertje of neefje van deze [Naam] degene was die hij samen met [medeverdachte] in zijn auto vervoerde na de overval. [Naam] woont in [plaats 1] .
[getuige 2] heeft verdachte ook van een foto herkend als de persoon die samen met [medeverdachte] was. De rechtbank acht deze herkenning bruikbaar voor het bewijs. Weliswaar heeft [getuige 2] verdachte niet herkend toen hij met hem werd geconfronteerd bij de rechter-commissaris, maar daarvoor bestaat een plausibele verklaring. Immers, deze confrontatie vond plaats ongeveer 10 maanden na de door hem afgelegde verklaring bij de politie, en in die tijd is het uiterlijk van verdachte veranderd. Bovendien heeft [getuige 2] ook bijzonderheden genoemd die naar verdachte te herleiden zijn.
Het door de verdediging ter terechtzitting geschetste scenario dat de telefoon van verdachte destijds door 'een bekende' is gestolen, die zich - gelet op diens bekendheid met verdachtes sociale omgeving - middels voornoemd telefoonnummer voor verdachte kon uitgeven, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dit scenario is bijvoorbeeld strijdig met het feit dat [getuige 3] verdachte op 15 en 17 november 2013 nog via eerdergenoemd telefoonnummer heeft gesproken. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan die verklaring van [getuige 3] te twijfelen.
Tot slot heeft verdachte zijn nieuwe telefoonnummer pas op 5 oktober 2014 geactiveerd, bijna een jaar na de overval. Dat past niet bij zijn verklaring dat zijn telefoon met bijbehorend telefoonnummer in ieder geval voor de overval zou zijn gestolen. Overigens is daarvan ook geen aangifte gedaan door verdachte.
Nu het dus verdachtes telefoontoestel was dat zich van 15 tot 17 november 2013, dus ook de dag van de overval, in [plaats 1] bevond en verdachte heeft deelgenomen aan genoemde Whatsappgesprekken over de overval, acht de rechtbank, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger aan de overval heeft deelgenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal en/of afpersing van geld
Wat betreft de juridische aard van het gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat de kenmerkende omstandigheden van het geval aansluiten op de alternatief ten laste gelegde afpersing. De rechtbank acht bewezen dat verdachte en de andere persoon [slachtoffer] hebben gedwongen om geld af te geven, waarna [slachtoffer] zijn portemonnee heeft gepakt en deze (met inhoud) ook daadwerkelijk heeft afgegeven. Er is geen sprake geweest van het wegnemen van het geld en dus niet van diefstal met geweld, maar alleen van afpersing.
Bewijsoverweging ten aanzien van het dreigen of slaan met de windbuks en het dreigen met het stanleymes
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van de ten laste gelegde handelingen met de windbuks en het stanleymes.
Aangever heeft alleen in zijn aangifte verklaard dat hij met de windbuks zou zijn bedreigd en geslagen. In zijn nadere verklaring van 19 november 2013 ontbreekt dit voorval echter. De [medeverdachte] heeft erkend dat hij de windbuks heeft vastgehouden, maar ontkend dat hij met de buks heeft gedreigd of geslagen. Ook voor wat betreft het ten laste gelegde dreigend tonen van het stanleymes lopen de verklaringen van aangever en van de medeverdachte uiteen.
Gelet op deze inconsistenties is onvoldoende komen vast te staan of en in hoeverre de lezing van aangever in zijn aangifte over de windbuks en het stanleymes voor juist moet worden gehouden. In ieder geval heeft de rechtbank redelijke twijfel aan die lezing, zodat er geen wettig en overtuigend bewijs voor aanwezig is. Verdachte zal dan ook van deze elementen worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van de fles citroenbrandewijn
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat van de diefstal van de fles citroenbrandewijn. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 16 november 2013 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer] , welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander die [slachtoffer] heeft geslagen en vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "geld, we willen geld", althans woorden van gelijke aard of strekking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een ernstig feit betreft, waarbij een oudere bewoner in zijn eigen woning is overvallen en waarbij deze letsel heeft opgelopen ten gevolge van het daarbij toegepaste geweld. Dit heeft een grote impact op het slachtoffer gehad. Hoewel verdachte een gering strafblad heeft, is een aanzienlijke gevangenisstraf voor een dergelijk feit op zijn plaats.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een gevangenisstraf die voor wat betreft het onvoorwaardelijk deel de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te boven gaat, alsmede voor een voorwaardelijk strafdeel dat meer dan een derde van de totale straf beslaat. Er moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat dit geen geplande overval was, maar een inbraak waarbij verdachten er niet op rekenden dat de bewoner thuis zou zijn. Bovendien zijn er geen serieuze wapens gebruikt, was het geweld niet heel zwaar en heeft de aangever geen noemenswaardig letsel opgelopen. Aangever lijkt ook niet erg onder de indruk van het gebeuren. De buit was uitermate gering. Verdachte heeft bovendien geen strafblad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een andere persoon een 77-jarige man in zijn eigen woning overvallen. Daartoe hebben zij zich op brutale wijze toegang tot de woning verschaft. Eenmaal binnen werden verdachte en zijn kompaan geconfronteerd met de bewoner, de heer [slachtoffer] . Hoewel zij naar eigen zeggen niet hadden gerekend op iemands aanwezigheid, zijn beide overvallers vervolgens de confrontatie niet uit de weg gegaan. Daarbij hebben zij bovendien geweld niet geschuwd, waardoor de heer [slachtoffer] letsel aan zijn gelaat heeft opgelopen. Nadat hij door hen was geslagen, hebben verdachte en zijn mededader de heer [slachtoffer] gedwongen zijn portemonnee met inhoud af te geven. Deze laffe overval heeft op hem een aanzienlijke impact gehad, zo blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Het plegen van een overval is in het algemeen reeds een feit dat de rechtsorde in ernstige mate schokt. Dat geldt temeer wanneer een dergelijke overval gepleegd wordt in een woning, bij uitstek de plaats waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Ook gaat van een overval die, zoals in het onderhavige geval is gebeurd, door meerdere personen tegelijk wordt uitgevoerd, een extra bedreigende werking uit. Als reactie op het plegen van een dergelijk ernstig feit is daarom een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een overval op een woning wordt daar een gevangenisstraf van drie jaren gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken in het nadeel, noch in het voordeel van verdachte. De rechtbank heeft daarbij gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor dergelijke gewelddadige feiten is veroordeeld.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 83,05 aan materiële schade en € 1.500,-- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering is ingediend bij de officier van justitie en dat kan slechts tot het onderzoek ter terechtzitting aanvangt. De vordering is echter ruimschoots na aanvang van de terechtzitting, namelijk op 19 juni 2015, ingediend, derhalve te laat. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij voor vrijspraak heeft gepleit. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat het toe te wijzen bedrag moet worden gematigd. De vordering is immers gedeeltelijk gebaseerd op geweldshandelingen die niet bewezen kunnen worden verklaard. Ook lijken de psychische gevolgen te zwaar te zijn aangezet. Voor wat betreft de schadepost 'ID-kaart' geldt dat die schade geen gevolg is van het strafbaar feit, omdat deze verlopen was en dus toch al vernieuwd moest worden.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de vordering is ingediend op 19 juni 2015. Dat is een datum die is gelegen vóórdat het onderzoek ter terechtzitting opnieuw werd aangevangen op 26 juni 2015. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering op een juiste wijze en tijdig is ingediend.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de gestelde schade voor een na te noemen gedeelte voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die in zoverre onvoldoende gemotiveerd door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarbij overweegt de rechtbank dat in het algemeen, ook als wordt uitgegaan van een situatie waarbij geen sprake is geweest van het slaan met een windbuks en het snijden met een stanleymes, een overval op een woning waarbij in enige mate geweld wordt gebruikt een grote impact op de bewoner heeft. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de overval een zeer angstige ervaring is geweest die de nodige gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank ziet geen aanleiding om het gevorderde bedrag aan immateriële schade verder te matigen dan tot een bedrag van
€ 1.250,--.
Voor wat betreft de kosten voor de vervanging van de ID-kaart is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet rechtstreeks het gevolg is van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze ID-kaart was immers al verlopen en diende reeds om die reden te worden vervangen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk is.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat deze aansprakelijkheid hoofdelijk is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2013, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2015.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Uit het proces-verbaal d.d. 10 februari 2015, inhoudende het relaas van [verbalisant 1] , blijkt op pagina 15 dat bedoelde foto op pagina 254 (bijlage 1 bij het verhoor van [getuige 6] ) een foto van [verdachte] is.