Op 14 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G. Meijer, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga. De tenlastelegging betrof het bezit van een groot aantal afbeeldingen en video's waarop seksuele gedragingen zichtbaar waren van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het in bezit hebben van deze afbeeldingen en video's, en heeft daarbij de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De rechtbank heeft besloten tot een gevangenisstraf van 121 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verplichte ambulante behandeling bij de AFPN.
De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder computers en USB-sticks met kinderporno, onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van kinderporno en de bijdrage die dit levert aan de markt voor kinderporno, ook al heeft de verdachte zelf geen kinderen misbruikt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.