Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 30 september 2015
[eiser] ,
[gedaagde] ,
Procesverloop
Motivering
€ 600,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een ontslag op staande voet. [eiser] was sinds 2 januari 2015 in dienst bij [gedaagde] en ontving een bruto salaris van € 1.734,43 per maand. Op 11 augustus 2015 vond er een gesprek plaats tussen partijen, waarna [eiser] haar auto leeghaalde en de sleutels inleverde. De gemachtigde van [gedaagde] heeft op 13 augustus 2015 aan [eiser] meegedeeld dat zij op staande voet was ontslagen, maar de reden voor dit ontslag werd niet direct vermeld. [eiser] betwistte het ontslag en stelde dat zij zich op 11 augustus 2015 ziek had gemeld wegens spanningsklachten. [gedaagde] voerde aan dat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een regenton, wat de reden voor het ontslag op staande voet zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de reden voor het ontslag niet onverwijld was medegedeeld aan [eiser]. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet in de bodemprocedure waarschijnlijk geen stand zou houden en dat de loonvordering van [eiser] zou worden toegewezen. Daarnaast werden de gevorderde vakantiebijslag en buitengerechtelijke kosten afgewezen. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten.