ECLI:NL:RBNNE:2015:4482

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
18.720130-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens medeplichtigheid aan afpersing

Op 22 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan afpersing en het opzettelijk beschadigen van een auto. De zaak kwam voort uit een incident op 16 januari 2014, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], onder druk zette om geld af te geven. De verdachte hielp het slachtoffer met pinnen, nadat de medeverdachte hem had bedreigd met geweld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primaire tenlastelegging, maar dat de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid aan afpersing wel bewezen kon worden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzet had op zijn aandeel in het feit en op het misdrijf waarbij hij hulp verleende. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn huidige behandeling voor verslaving. De rechtbank besloot de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen, maar verlengde de proeftijd van een eerdere veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720130-14
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730229-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/132150-14 en 18/190257-13
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R. van der Pol, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
18/720130-14
hij op of omstreeks 16 januari 2014, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] ,
(althans) in de gemeente Menameradiel, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft
gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 500,- euro), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
het:
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of de buik van die [slachtoffer 1] en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat hij moest betalen en/of
- tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer 1] en/of
- drukken van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de rug van die
[slachtoffer 1] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 16 januari 2014 te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2]
, (althans) in de gemeente Menameradiel, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld (te weten 500,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of de buik van die [slachtoffer 1] en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat hij moest betalen en/of
- tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer 1] en/of
- drukken van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de rug van die [slachtoffer 1]
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16
januari 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) gemeente Menameradiel, en/of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- de bankpas van die [slachtoffer 1] in de pinautomaat te steken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] uit te leggen hoe hij moest pinnen en/of (aldus) die [slachtoffer 1] te helpen
met opnemen van voornoemd geldbedrag bij een pinautomaat;
18/730229-15
hij op of omstreeks 25 januari 2015, te [pleegplaats 3] , in de gemeente
Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk
Volvo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/720130-14 primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/720130-14 subsidiair ten laste gelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 18/730229-15 ten laste gelegde;
- oplegging van 1 dag gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar;
- afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18/190257-13;
- verlenging van de proeftijd met 1 jaar ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18/132150-14;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot de gevorderde
€ 1000,00;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot de gevorderde
€ 500,00.

Vrijspraak

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 18/720130-14 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs voor het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander handelen ontbreekt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/720130-14 subsidiair ten laste gelegde bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan afpersing, nu -kort gezegd- niet voldaan is aan het vereiste van dubbele opzet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan afpersing is vereist dat de verdachte zowel opzet op de afpersing heeft gehad, als opzet op het daarbij behulpzaam zijn. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, kort nadat hij en [medeverdachte] in de woning van [slachtoffer 1] arriveerden, begreep dat [medeverdachte] geld wilde hebben van [slachtoffer 1] en dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] sloeg en bedreigde om hem te bewegen dit geld af te geven. Met deze wetenschap is verdachte vervolgens met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] meegereden naar [pleegplaats 2] en heeft hij daar bij een bank [slachtoffer 1] geholpen met pinnen. Het gepinde geld is daarna door [slachtoffer 1] aan [medeverdachte] gegeven. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte zowel opzet op zijn eigen aandeel in het feit heeft gehad als op het misdrijf ten aanzien waarvan de hulp is verleend. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/720130-14 subsidiair ten laste gelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 18/730229-15 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
18/720130-14
subsidiair
[medeverdachte] op 16 januari 2014 te [pleegplaats 1] en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Menameradiel, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 500,- euro,
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- slaan tegen het hoofd en de buik van die [slachtoffer 1] en tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat hij moest betalen en
- tonen van een op een vuurwapengelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en
- drukken van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de rug van die [slachtoffer 1]
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 januari 2014 te [pleegplaats 2] , in de gemeente Menameradiel, behulpzaam is geweest door:
- de bankpas van die [slachtoffer 1] in de pinautomaat te steken en vervolgens
- die [slachtoffer 1] uit te leggen hoe hij moest pinnen en aldus die [slachtoffer 1] te helpen met opnemen van voornoemd geldbedrag bij een pinautomaat;
18/730229-15
hij op 25 januari 2015, te [pleegplaats 3] , in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Volvo, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft
beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/720130-14
Subsidiair
Medeplichtigheid aan afpersing
18/730229-15
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan afpersing en beschadiging van een auto. Met name het eerste feit betreft een ernstig feit, waarbij het slachtoffer angstige momenten heeft beleefd en nadien in zijn dagelijks leven nog hinder ondervindt van de gevolgen van dit feit.
In beginsel acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing voor de bewezenverklaarde feiten.
Met betrekking tot de persoon van verdachte is het volgende van belang. Verdachte is in de afgelopen jaren meermalen veroordeeld ter zake strafbare feiten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij gedurende een periode verslaafd is geweest aan drugs. Inmiddels gebruikt verdachte geen drugs meer en staat hij naar aanleiding van een eerdere veroordeling onder toezicht van de reclassering binnen welk kader hij psychiatrisch behandeld wordt door de GGZ. Verdachte woont onder begeleiding van Woonfoyers in [woonplaats] . Sinds het in januari van dit jaar gepleegde feit is verdachte niet opnieuw met politie en justitie in aanraking geweest. De rechtbank maakt daaruit op dat verdachte de periode waarin hij met enige regelmaat strafbare feiten pleegde wil afsluiten en dat hij dat tot op heden ook weet vol te houden.
Voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten stelt de rechtbank vast dat verdachtes aandeel in de afpersing beperkt is geweest. Verdachte is er ongewild bij betrokken geraakt, maar heeft zich niet onttrokken aan de gebeurtenissen en heeft een actieve bijdrage geleverd aan de uitvoering van de afpersing door het slachtoffer te helpen met pinnen. Deze geringe mate van verwijtbaarheid heeft een matigende invloed op de op te leggen straf. Anderzijds werkt strafverzwarend dat het slachtoffer een kwetsbare man is, hetgeen bij verdachte bekend was, bij wie een dergelijke gebeurtenis een nog grotere impact heeft dan bij een willekeurig ander slachtoffer.
De officier van justitie heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22b Wetboek van Strafrecht (Sr), gevorderd dat aan verdachte één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest wordt opgelegd, alsmede een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft subsidiair verzocht dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd.
In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat artikel 22b Sr niet van toepassing is. Ten eerste is er geen sprake van een soortgelijk misdrijf als bedoeld in deze bepaling. Voorts is niet vast komen te staan dat één van de eerder aan verdachte opgelegde taakstraffen volledig is verricht voordat de onderhavige feiten zijn gepleegd.
Gezien verdachtes huidige persoonlijke omstandigheden en het beperkte aandeel dat hij heeft gehad in het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank wel aangewezen. De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van deze eveneens rekening met eerdergenoemde aspecten. Daarin ziet
de rechtbank aanleiding om de eis van de officier van justitie te matigen tot na te noemen duur.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/720130-14 subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 500,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen hoofdelijk kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel (€ 1000,00) afwijzen nu op grond van de stukken niet vastgesteld kan worden dat verdachte degene is die deze schade aan de benadeelde heeft toegebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730229-15 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de eveneens gevorderde wettelijke rente afwijzen, nu namens de benadeelde partij ter terechtzitting is gesteld dat de kosten van herstel nog niet daadwerkelijk door hem zijn voldaan.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis met parketnummer 18/190257-13 van 19 februari 2014, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 22 juli 2015 schriftelijk de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen.
Het hiervoor in de zaak met parketnummer 18/720130-15 subsidiair bewezen verklaarde feit en het in de zaak met parketnummer 18/730229-15 bewezen verklaarde feit zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank een taakstraf gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te geven.
Bij onherroepelijk geworden vonnis met parketnummer 18/132150-14 van 17 november 2014, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een werkstraf voor de duur van 30 uren te vervangen door 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 22 juli 2015 schriftelijk de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
Het hiervoor in de zaak met parketnummer 18/720130-15 subsidiair bewezen verklaarde feit en het in de zaak met parketnummer 18/730229-15 bewezen verklaarde feit zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Nu de rechtbank het echter thans noodzakelijk acht dat de bij voormeld vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden voortgezet worden, ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd met één jaar te verlengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14f, 14g, 22c, 22d, 36f, 48, 57, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/720130-14 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/720130-14 subsidiair ten laste gelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 18/730229-15 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door [medeverdachte] geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door [medeverdachte] geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige deel af.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 964,02 (zegge: negenhonderdvierenzestig euro en twee cent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 964,02 (zegge: negenhonderdvierenzestig euro en twee cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst af de gevorderde wettelijke rente.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/190257-13:
Gelast het verrichten van een werkstraf voor de duur van 30 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van 1 week, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord Nederland te Leeuwarden d.d. 19 februari 2014.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 1 week zal worden toegepast.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/132150-14:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord Nederland te Leeuwarden d.d. 17 november 2014 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2015.
Mr. Vlietstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Troost
locatie Leeuwarden,
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Troost