Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een vriend een overval gepleegd op een woning. Hij heeft de in de woning aanwezige personen bedreigd met een balletjespistool en zijn mededader heeft hen bespoten met pepperspray en één van hen een klap tegen het hoofd gegeven met een boksbeugel. Verdachte heeft zich door de mededader laten overhalen tot het plegen van dit misdrijf. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, maar ook op hun lichamelijke integriteit. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen zou hebben voor de slachtoffers. Het feit is des te ernstiger omdat het heeft plaatsgevonden in de woning van één van de slachtoffers. Hierdoor is niet alleen het gevoel van veiligheid van de slachtoffers ernstig aangetast, maar ook het veiligheidsgevoel van andere personen in hun omgeving.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaande aan het bewezenverklaarde feit niet is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij nooit eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Zij is van mening dat bij hem sprake is van een aandachtstekortstoornis, hyperactiviteit en impulsiviteit (ADHD) en een licht verstandelijke beperking die de gehele ontwikkeling van de persoonlijkheid heeft doordrenkt. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Volgens de psycholoog is verdachte onrijp, naïef, kwetsbaar, weinig assertief en beïnvloedbaar. Verdachte kan situaties onvoldoende doorzien en overzien en heeft onvoldoende inzicht in de gevolgen van zijn eigen gedrag. Daarbij is er waarschijnlijk invloed geweest van overmatig alcoholgebruik en kan verdachte door zijn verstandelijke beperking onvoldoende inzicht hebben gehad in de gevolgen daarvan. De psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over.
De psycholoog en de reclassering hebben de rechtbank geadviseerd het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De psycholoog heeft daartoe aangevoerd dat de gehele ontwikkeling van verdachte vergeleken met leeftijdsgenoten een grote achterstand vertoont, hij op diverse leefgebieden op zwakbegaafd niveau functioneert, hij zijn eigen gedrag nauwelijks kan organiseren en sprake is van een duidelijke afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van zijn ouders. Op grond van dit advies is de rechtbank - met de verdediging en de officier van justitie - van oordeel dat de persoonlijkheid van verdachte aanleiding geeft tot toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Daarom zal de rechtbank met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht.
De psycholoog en de reclassering hebben geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling (bij Verslavingszorg Noord Nederland) en toezicht door de (volwassenen)reclassering. Daarnaast heeft de reclassering geadviseerd verdachte een drugs- en alcoholverbod op te leggen.
Het voorstel van de raadsman om de onvoorwaardelijke detentie te beperken tot de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en hem daarnaast een werkstraf op te leggen, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit. Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt - in het geval van toepassing van het meerderjarigenstrafrecht - als uitgangspunt dat voor een woningoverval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar wordt opgelegd. Ook in dit geval is naar het oordeel van de rechtbank een langdurige detentie op zijn plaats.
De rechtbank zal verdachte overeenkomstig de eis van de officier van justitie veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van twee jaren. De rechtbank ziet echter - anders dan de officier van justitie - aanleiding om de helft van deze straf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Daarbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, geen relevant strafblad heeft en (ook voor wat betreft het bewezenverklaarde feit) kan worden aangemerkt als een meeloper. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte de geadviseerde ambulante behandeling en begeleiding van de reclassering krijgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het opleggen van deze behandeling en begeleiding als bijzondere voorwaarden bij een aanzienlijke voorwaardelijke straf de voorkeur boven het uitvoeren daarvan in het kader van de detentiefasering, zoals de officier van justitie heeft voorgesteld. Overeenkomstig het advies van de reclassering zal de rechtbank het toezicht op de naleving van de voorwaarden en de begeleiding daarbij opdragen aan de volwassenenreclassering.