ECLI:NL:RBNNE:2015:4470

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
18.730032-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een woningoverval met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was op het moment van de zitting gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader op 7 februari 2015 een woning in de gemeente Smallingerland heeft overvallen. Tijdens deze overval heeft de verdachte de aanwezige personen met pepperspray bespoten en hen bedreigd met geweld. De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten en bedreigingen, waarbij de verdachte en zijn mededader zich toegang tot de woning hebben verschaft met het oogmerk van diefstal.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht, een klinische behandeling en begeleid wonen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische gesteldheid van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft ook de adviezen van deskundigen en de reclassering in haar beslissing meegenomen. De verdachte heeft geen strafblad en de rechtbank heeft besloten om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, ondanks de aanbevelingen voor het minderjarigenstrafrecht. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak voor behandeling en begeleiding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730032-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 mei 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2015, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (gedurende voor de nachtrust bestemde tijd) in/uit een woning heeft weggenomen een WII-spelcomputer en/of geld en/of een mobiele telefoon en/of een
honkbalknuppel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader:
- met bedekt gelaat de woning waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verbleven, heeft/hebben betreden/ zijn binnengedrongen, en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- in de kamer waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verbleven met pepperspray heeft/hebben gespoten, en/of
- pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gespoten, en/of
- dreigend heeft/hebben geroepen: "Waar is die Playstation 3, die fucking Playstation 3?" en/of "Waar is je geld, waar is je geld", en/of "Geef me je telefoon", en/of
- die [slachtoffer 2] (met een boksbeugel) een klap tegen/op het hoofd heeft/hebben gegeven.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit, dat door verdachte is bekend, de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015037562-1, d.d. 7 februari 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015037562-5, d.d. 7 februari 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015037562-56, d.d. 9 februari 2015, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 7 februari 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen een WII-spelcomputer, een mobiele telefoon en een honkbalknuppel, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- met bedekt gelaat de woning waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verbleven, zijn binnengedrongen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op en getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- in de kamer waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verbleven met pepperspray heeft gespoten en
- pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gespoten en
- dreigend heeft/hebben geroepen: "Waar is die Playstation 3, die fucking Playstation 3?" en "Waar is je geld, waar is je geld" en "Geef me je telefoon" en
- die [slachtoffer 2] met een boksbeugel een klap tegen het hoofd heeft gegeven.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een vriend een overval gepleegd op een woning. Hij heeft de in de woning aanwezige personen bespoten met pepperspray en één van hen een klap tegen het hoofd gegeven met een boksbeugel en zijn mededader heeft hen bedreigd met een balletjespistool. Verdachte heeft het initiatief genomen tot deze overval en heeft daarbij een leidende rol gehad. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, maar ook op hun lichamelijke integriteit. Verdachte wilde met deze actie snel geld verdienen en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die dit zou hebben voor de slachtoffers. Het feit is des te ernstiger omdat het heeft plaatsgevonden in de woning van één van de slachtoffers. Hierdoor is niet alleen het gevoel van veiligheid van de slachtoffers ernstig aangetast, maar ook het veiligheidsgevoel van andere personen in hun omgeving.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog en een psychiater. Verdachte is volgens de psycholoog onrijp, naïef, kwetsbaar, impulsief, ontremd en snel ontregeld. Zij is van mening dat bij verdachte sprake is van een autistische stoornis, ADHD en zwakbegaafdheid. Daarbij was sprake van overmatig gebruik van alcohol, voorafgaand aan het ten laste gelegde. De psycholoog acht verdachte onvoldoende in staat om de gevolgen van overmatig alcoholgebruik goed in te schatten. De psychiater spreekt van misbruik van alcohol en cannabis (in detentie in gedwongen remissie), een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en mogelijk een fluctuerende psychotische stoornis n.a.o. bij een zwakbegaafde jongeman met een lichte ontwikkelingsstoornis uit het autistische spectrum. Beiden zijn van mening dat verdachtes gedrag ten tijde van het ten laste gelegde hierdoor werd beïnvloed en zij adviseren om verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over.
Hoewel zij van mening is dat het op basis van de onderzoeksresultaten in de rede ligt het minderjarigenstrafrecht toe te passen, adviseert de psycholoog tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De reden daarvoor is dat binnen het minderjarigenstrafrecht niet de behandeling kan worden gegeven die zij voor verdachte het meest geschikt acht. Ook de psychiater en de reclassering adviseren tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De rechtbank neemt ook dit advies over en zal - zoals ook door de officier van justitie wordt voorgestaan en door de raadsman is bepleit - het meerderjarigenstrafrecht toepassen.
De psycholoog acht de kans dat verdachte opnieuw verzeild raakt in risicovolle situaties groot, omdat hij niet langer bij zijn ouders kan wonen en hij zelf niet beschikt over voldoende innerlijke structuur, controle en sturing. De psychiater schat de recidivekans in als matig tot hoog, indien verdachtes psychische gesteldheid niet verbetert. Beide deskundigen, als ook de reclassering, adviseren om verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling in Hoeve Boschoord of een vergelijkbare instelling met aansluitend een traject van beschermd wonen. De psychiater denkt daarbij aan een klinische fase van zes tot twaalf maanden. De reclassering adviseert daarnaast het opleggen van een meldplicht.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt als uitgangspunt dat voor een woningoverval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar wordt opgelegd, zoals ook door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en een kortere en ook deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Daarbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en geen strafblad heeft. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte de geadviseerde klinische behandeling krijgt en daarna langdurig in een traject voor begeleid wonen terecht komt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het opleggen van deze interventies als bijzondere voorwaarden bij een aanzienlijke voorwaardelijke straf met een lange proeftijd de voorkeur boven het uitvoeren daarvan in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals de officier van justitie heeft voorgesteld. In dat laatste geval is de termijn waarbinnen de interventies uitgevoerd kunnen worden, beperkt tot de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling, terwijl daarvoor naar de verwachting van de rechtbank een veel langere periode nodig is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) op het adres Oostergoweg 6 in Leeuwarden en zich daar vervolgens blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering dit gedurende de proeftijd van drie jaren noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal twaalf maanden van de proeftijd van drie jaren zal laten opnemen in Trajectum Hoeve Boschoord, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde aansluitend op de klinische opname zal verblijven in een door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering opstelt, zolang de reclassering dit gedurende (het restant van) de proeftijd van drie jaren noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juni 2015.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
De Wit
locatie Leeuwarden,
Van Emst