Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een vriend een overval gepleegd op een woning. Hij heeft de in de woning aanwezige personen bespoten met pepperspray en één van hen een klap tegen het hoofd gegeven met een boksbeugel en zijn mededader heeft hen bedreigd met een balletjespistool. Verdachte heeft het initiatief genomen tot deze overval en heeft daarbij een leidende rol gehad. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, maar ook op hun lichamelijke integriteit. Verdachte wilde met deze actie snel geld verdienen en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die dit zou hebben voor de slachtoffers. Het feit is des te ernstiger omdat het heeft plaatsgevonden in de woning van één van de slachtoffers. Hierdoor is niet alleen het gevoel van veiligheid van de slachtoffers ernstig aangetast, maar ook het veiligheidsgevoel van andere personen in hun omgeving.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog en een psychiater. Verdachte is volgens de psycholoog onrijp, naïef, kwetsbaar, impulsief, ontremd en snel ontregeld. Zij is van mening dat bij verdachte sprake is van een autistische stoornis, ADHD en zwakbegaafdheid. Daarbij was sprake van overmatig gebruik van alcohol, voorafgaand aan het ten laste gelegde. De psycholoog acht verdachte onvoldoende in staat om de gevolgen van overmatig alcoholgebruik goed in te schatten. De psychiater spreekt van misbruik van alcohol en cannabis (in detentie in gedwongen remissie), een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en mogelijk een fluctuerende psychotische stoornis n.a.o. bij een zwakbegaafde jongeman met een lichte ontwikkelingsstoornis uit het autistische spectrum. Beiden zijn van mening dat verdachtes gedrag ten tijde van het ten laste gelegde hierdoor werd beïnvloed en zij adviseren om verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over.
Hoewel zij van mening is dat het op basis van de onderzoeksresultaten in de rede ligt het minderjarigenstrafrecht toe te passen, adviseert de psycholoog tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De reden daarvoor is dat binnen het minderjarigenstrafrecht niet de behandeling kan worden gegeven die zij voor verdachte het meest geschikt acht. Ook de psychiater en de reclassering adviseren tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De rechtbank neemt ook dit advies over en zal - zoals ook door de officier van justitie wordt voorgestaan en door de raadsman is bepleit - het meerderjarigenstrafrecht toepassen.
De psycholoog acht de kans dat verdachte opnieuw verzeild raakt in risicovolle situaties groot, omdat hij niet langer bij zijn ouders kan wonen en hij zelf niet beschikt over voldoende innerlijke structuur, controle en sturing. De psychiater schat de recidivekans in als matig tot hoog, indien verdachtes psychische gesteldheid niet verbetert. Beide deskundigen, als ook de reclassering, adviseren om verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling in Hoeve Boschoord of een vergelijkbare instelling met aansluitend een traject van beschermd wonen. De psychiater denkt daarbij aan een klinische fase van zes tot twaalf maanden. De reclassering adviseert daarnaast het opleggen van een meldplicht.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt als uitgangspunt dat voor een woningoverval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar wordt opgelegd, zoals ook door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en een kortere en ook deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Daarbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en geen strafblad heeft. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte de geadviseerde klinische behandeling krijgt en daarna langdurig in een traject voor begeleid wonen terecht komt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het opleggen van deze interventies als bijzondere voorwaarden bij een aanzienlijke voorwaardelijke straf met een lange proeftijd de voorkeur boven het uitvoeren daarvan in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals de officier van justitie heeft voorgesteld. In dat laatste geval is de termijn waarbinnen de interventies uitgevoerd kunnen worden, beperkt tot de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling, terwijl daarvoor naar de verwachting van de rechtbank een veel langere periode nodig is.