ECLI:NL:RBNNE:2015:4414

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
C17/141843/KG RK 15-227
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in strafzaak wegens afwijzing aanhoudingsverzoek

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juni 2015 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door [A], bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. Moszkowicz. Het wrakingsverzoek volgde op de afwijzing van een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een strafzaak, waarin [A] als verdachte was aangemerkt. De strafzaak was geagendeerd voor de politierechterzitting van mr. F. Sieders op 20 mei 2015. Mr. Moszkowicz had op 13 mei 2015 verzocht om de zitting aan te houden vanwege een andere, omvangrijke zaak bij het Gerechtshof Den Haag. Dit verzoek werd echter door de rechtbank afgewezen, wat leidde tot het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft de argumenten van mr. Moszkowicz en mr. Sieders gehoord. Mr. Moszkowicz stelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek onbegrijpelijk was en dat dit de schijn van partijdigheid wekte. Hij voerde aan dat hij door de gang van zaken niet in staat was om een vervangende advocaat te regelen, wat de verdediging van [A] zou schaden. Mr. Sieders verdedigde zijn beslissing door te stellen dat het verzoek om aanhouding summier gemotiveerd was en dat hij niet eerder op de hoogte was van de verhindering van mr. Moszkowicz.

De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procesbeslissing was en dat deze niet op zichzelf een grond voor wraking kon zijn, tenzij deze onbegrijpelijk was. De kamer concludeerde dat de beslissing van mr. Sieders niet onbegrijpelijk was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. Het wrakingsverzoek werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/17/141843 / KG RK 15/227
Beslissing van de meervoudige wrakingskamer ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van 30 juni 2015
inzake het door:
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [A] ,
bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. Moszkowicz,
hierna te noemen: mr. Moszkowicz,
ingediende verzoek tot wraking van
mr. F. Sieders(hierna te noemen mr. Sieders) rechter in de afdeling strafrecht van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Bij de afdeling strafrecht van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, is een strafzaak, onder parketnummer 18/053089-15, aanhangig. In die strafzaak is [A] verdachte. mr. Moszkowicz heeft zich op 8 mei 2015 als advocaat voor [A] gesteld. De behandeling van de strafzaak is geagendeerd voor de politierechterzitting van mr. Sieders op woensdag
20 mei 2015 om 12.00 uur.
1.2
Bij faxbericht van 13 mei 2015, binnengekomen bij de rechtbank om 18.23 uur, heeft mr. Moszkowicz het navolgende aan de rechtbank geschreven:
Edelachtbare heer, vrouwe,
Bij deze bericht ik u in opgemelde zaak dat ik verhinderd ben op 20 mei 2015. De inhoudelijke behandeling inzake Future Life zal dan worden voortgezet. Dit betreft een zeer omvangrijke beleggingsfraude zaak bij het Gerechtshof Den Haag.
Bij deze verzoek ik u dan ook vriendelijk de zitting aan te houden en een nieuwe datum in te plannen.
Ervan uitgaande u zo afdoende te hebben geïnformeerd en gaarne vernemend.
1.3
Bij e-mailbericht van 18 mei 2015 heeft mevrouw [B] , administratief medewerkster van de rechtbank (hierna: [B] ), namens
mr. Sieders aan mr. Moszkowicz bericht dat zijn verzoek om aanhouding niet wordt gehonoreerd, met als motivering:
(…) op 8/5 heeft mr. Moszkowicz gesteld in deze zaak en dan had hij moeten weten dat hij een megazaak heeft bij het hof, gelet op de omvang en complexiteit. Onder verwijzing naar het aanhoudingsprotocol had advocaat de zaak aan een kantoorgenoot moeten overdragen of verdachte niet als cliënt moeten accepteren.
1.4
Mr. Moszkowicz heeft in reactie hierop bij e-mailbericht van 18 mei 2015, binnengekomen bij de rechtbank om 17:44 uur, het volgende geschreven:
Geachte mevrouw [B] ,
Tijdens de zitting op 13 mei jl. in de zaak van Future Life is te kennen gegeven door het Openbaar Ministerie dat er meer tijd nodig is voor repliek. Dit verzoek is gehonoreerd door het hof op voornoemde datum waarbij de argumenten van verhindering van ondergetekende op de 20e in het belang van de voortvarendheid/proceseconomisch van de zaak in de wind zijn geslagen.
Ondergetekende kon derhalve geen rekening houden met verhinderingen op de 20e daar die niet aanwezig waren bij het aannemen van opgemelde zaak. Overigens is in de tussentijd de agenda van de overige kantoorgenoten volgelopen op de 20e. Zulks onder meer door de mondelinge telefonische toezegging, aan mijn secretaresse [D] , van heden door uw griffie dat de zaak aangehouden kon worden waardoor andere zaken zijn bevestigd.
Op basis van de eerdere toezegging dat de zaak zal worden aangehouden en voornoemde argumenten verzoek ik u met klem mij morgenochtend voor 10 uur te bevestigen dat de zaak alsnog zal worden aangehouden.
1.5
Omdat mr. Moszkowicz op voornoemd e-mailbericht geen reactie ontving heeft hij het bericht op dinsdag 19 mei 2015 om 16:40 uur doorgestuurd naar een andere administratief medewerkster van de rechtbank.
1.6
Bij e-mailbericht van dinsdag 19 mei 2015 gericht aan [C] , de griffier van de politierechterzitting op 20 mei 2015 (hierna: [C] ) en binnengekomen bij de rechtbank om 17.27 uur, heeft de secretaresse van mr. Moszkowicz het navolgende geschreven:
Geachte mevrouw [C] ,
Bij deze bevestig ik u zoals mr. Moszkowicz u telefonisch te kennen heeft gegeven dat mevrouw Draai-Jongstra mij in de ochtend mondeling heeft bevestigd dat de zaak zal worden aangehouden. Daardoor is een andere zitting (raadkamer) bevestigd voor een kantoorgenoot van mr. Moszkowicz. Terwijl mr. De Lange de andere kantoorgenoot de hele dag beroepsopleiding heeft buiten de deur en mr. Van Rhijn had reeds al een zitting gepland staan elders.
Het is derhalve onmogelijk om iemand van ons kantoor deze zaak te laten behandelen. Behandeling door een advocaat buiten ons kantoor zou onverantwoord zijn daar deze nimmer tijdig en afdoende het dossier kan bestuderen.
Graag verzoek ik u dit e-mailbericht en het andere e-mailbericht van vandaag aan de politierechter voor te leggen morgenochtend.
1.7
Diezelfde avond heeft mr. Moszkowicz per e-mailbericht gericht aan [C] nog een verklaring overgelegd van [A] , waarin staat dat [A] uitsluitend door
mr. Moszkowicz wenst te worden bijgestaan.
1.8
Op 20 mei 2015, de dag van de zitting, heeft [C] - na overleg met
mr. Sieders - 's ochtends telefonisch aan mr. Moszkowicz medegedeeld dat zijn verzoek om aanhouding niet (alsnog) zal worden gehonoreerd. Hierop heeft mr. Moszkowicz het onderhavige wrakingsverzoek ingediend.
1.9
De strafzaak tegen [A] is vervolgens uitgeroepen ter terechtzitting van 20 mei 2015 van de politierechter mr. Sieders. Bij die zitting waren [A] en mr. Moszkowicz niet aanwezig. Ter zitting is mededeling gedaan van het digitaal ontvangen wrakingsverzoek van mr. Moszkowicz. Hierop is de behandeling van de strafzaak geschorst en is een proces-verbaal van wraking opgesteld.
1.1
Mr. Sieders heeft op 26 mei 2015 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer gezonden, waarin hij mededeelt niet in de wraking te berusten.
1.11
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de meervoudige wrakingskamer van 16 juni 2015. Ter zitting is mr. Moszkowicz verschenen, die het wrakingsverzoek nader heeft toegelicht. Mr. Sieders is eveneens verschenen. Hij heeft nogmaals aangegeven niet in de wraking te berusten en hij heeft zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek verwoord.

2.De beoordeling

2.1
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft mr. Moszkowicz namens [A] het volgende - samengevat - aangevoerd. De weigering van mr. Sieders om de zaak aan te houden is gelet op de feiten zo onbegrijpelijk, zeker gelet op de omstandigheden dat eerst de aanhouding is toegezegd en dat de toestemming daarna weer is ingetrokken, dat hij daardoor de schijn van partijdigheid over zich heeft afgeroepen. Mr. Moszkowicz stelt dat hij door deze gang van zaken niet in staat is geweest om een vervangende advocaat te regelen die bij de zitting aanwezig zou kunnen zijn - waardoor [A] bij de zitting geen advocaat zou hebben - althans geen advocaat die het dossier afdoende bestudeerd kan hebben. Bovendien zou eventuele vervanging in strijd komen met de wens van [A] om bijgestaan te worden door mr. Moszkowicz. Hierdoor is de verdediging van [A] en het recht op een eerlijk proces onevenredig geschaad, aldus mr. Moszkowicz.
2.2
Mr. Sieders heeft - samengevat - het volgende aangevoerd. Mr. Sieders heeft niet meer gedaan dan het aanhoudingsverzoek toetsen aan het aanhoudingsprotocol. Daarbij heeft hij meegewogen dat de zaak van [A] een zaak betrof van een geringe omvang, die betrekkelijk eenvoudig aan een andere advocaat had kunnen worden overgedragen. Mr. Sieders heeft voorts toegelicht dat hij van het faxbericht van mr. Moszkowicz van woensdag 13 mei 2015 (vanwege het tijdstip van verzending, de hierop volgende Hemelvaartsdag en een voor de rechtbank vastgestelde blokdag gevolgd door het weekend) pas op maandag 18 mei 2015 kennis heeft kunnen nemen. Mr. Sieders stelt zich op het standpunt dat het verzoek door hem in eerste instantie terecht is afgewezen, omdat het verzoek om aanhouding slechts summier gemotiveerd was en hij in de veronderstelling verkeerde en mocht verkeren dat de zittingsdatum voor de "omvangrijke beleggingszaak" bij het Gerechtshof Den Haag al enige tijd bekend had moeten zijn bij mr. Moszkowicz, zodat hij vervanging had kunnen regelen.
Mr. Sieders heeft aangevoerd dat geen kennis heeft kunnen nemen van de nadien gevolgde berichten. [B] had op 19 mei 2015 haar reguliere vrije dag en de overige
e-mails zijn verzonden op een tijdstip waarop mr. Sieders niet meer op de rechtbank was. Op woensdag 20 mei 2015 kort voor aanvang van de politierechterzitting is aan mr. Sieders verslag gedaan van de contacten tussen [C] en mr. Moszkowicz. Mr. Sieders heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien om op zijn (afwijzende) beslissing op het aanhoudingsverzoek terug te komen. Mr. Sieders meent dat indien een misverstand is ontstaan over de reden en de aard van het verzoek om aanhouding, dit aan mr. Moszkowicz is te wijten gelet op de onvoldoende onderbouwing van zijn eerste aanhoudingsverzoek en het tijdstip waarop hij heeft gereageerd op de afwijzende beslissing op dit verzoek (na sluitingstijd). Mr. Sieders heeft voorts aangevoerd dat het hem pas na de zitting bekend is geworden dat [B] op 18 mei 2015 in eerste instantie heeft medegedeeld dat toestemming voor aanhouding was verleend. Zij realiseerde zich later dat zij zich daarin had vergist, aldus mr. Sieders
De wrakingskamer oordeelt als volgt.
2.3
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover thans van belang, kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke, door verzoeker aan te voeren, omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.4
In het onderhavige geval is de afwijzing door mr. Sieders van het verzoek van
mr. Moszkowicz om aanhouding van de behandeling van de voor 20 mei 2015 geplande strafzaak, reden geweest voor de wraking. Een dergelijke afwijzing op een verzoek om aanhouding is een procesbeslissing. Het middel van wraking is niet bedoeld om op te komen tegen een procesbeslissing waarmee een partij het niet eens is. Een procesbeslissing kan enkel leiden tot een gerechtvaardigde grond voor wraking wanneer die dermate onbegrijpelijk is dat daardoor de schijn wordt gewekt dat zij door vooringenomenheid is genomen.
2.5
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich die situatie in het onderhavige geval niet voor. Gelet op het hiervoor weergegeven feitencomplex en de door mr. Sieders gegeven toelichting is de beslissing van mr. Sieders om de strafzaak niet aan te houden geen onbegrijpelijke beslissing. Ook overigens is de wrakingskamer niet gebleken van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Sieders jegens [A] een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.6
Het namens [A] ingediende wrakingsverzoek zal gelet op het vorenstaande worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze uitspraak is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, mr. M.J. Dijkstra en mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2015, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.
fn: 518