ECLI:NL:RBNNE:2015:4408
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaak met betrekking tot gezagskwestie en toepasselijkheid van recht
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 augustus 2015 een verzoek tot wraking behandeld van de verdachte [A] in een strafzaak met parketnummer 18/830135-15. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters van de strafkamer, te weten mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, J. van Bruggen en M. Haisma. De verdachte stelde dat de strafkamer vooringenomen was omdat zij had geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing was op de gezagskwestie, terwijl de verdachte van mening was dat het Nigeriaanse recht van toepassing was. De verdachte voerde aan dat de strafkamer nader onderzoek had moeten doen naar de toepasselijkheid van het recht, en dat het niet doen hiervan duidde op een gebrek aan zorgvuldigheid en vooringenomenheid.
De rechters van de strafkamer hebben echter aangegeven dat er geen sprake was van (de schijn van) partijdigheid. Zij stelden dat hun oordeel over de toepasselijkheid van het recht een juridisch gemotiveerd oordeel was en dat dit op zichzelf geen grond voor wraking kon zijn. De officier van justitie heeft eveneens geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek, stellende dat er geen sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verdachte en de rechters gewogen en geconcludeerd dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen, en de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.