ECLI:NL:RBNNE:2015:4402

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
C18/154005/PR RK 15-66
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaken met meerdere parketnummers

Op 13 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechter-commissaris. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 2 februari 2015, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend en dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan deze vereiste, aangezien de verzoeker zich baseerde op een brief van mr. Janssens van 14 oktober 2014, waaruit hij vooringenomenheid afleidde. De rechtbank heeft geen mondelinge behandeling of verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsgevonden, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
wrakingskamer
Zaaknummer: C18/154005 PR RK 15-66
Datum beslissing: 13 februari 2015
Beslissing op het verzoek van [naam] , wonende te [woonplaats] , [adres] , verder te noemen verzoeker, tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

1.Procesverloop

Bij e-mail van 2 februari 2015 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend van mr. A.L.J.M.A. Janssen, rechter-commissaris werkzaam bij deze rechtbank . Dit wrakingsverzoek heeft betrekking op de zaken met parketnummers 18/192987-13, 18/820564-13 en 18/830311-14
Mr. Janssens heeft bij brief van 4 februari 2015 te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

2.Overwegingen

2.1.
Zoals de rechtbank naar aanleiding van diverse door verzoeker ingediende wrakingsverzoeken eerder heeft overwogen en beslist, kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn verzoek, voor zover dat niet is gericht tegen een specifieke rechter.
2.2.
Uit het wrakingsverzoek blijkt dat verzoeker zich, waar het verzoek is gericht tegen mr. Janssens, baseert op een aan hem gerichte brief van Mr. Janssens van 14 oktober 2014 waaraan verzoeker ontleent dat mr. Janssens vooringenomen zou zijn.
Het wrakingsverzoek dateert van 2 februari 2015.
Artikel 513 lid 1 van het (Sv) luidt:
“Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. ” De rechtbank is van oordeel dat het verzoek niet aan dit vereiste voldoet.
2.3.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Tot een mondelinge behandeling en verdere inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek behoeft derhalve niet te worden overgegaan.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat de procedures met de parketnummers 18/192987-13, 18/820564-13 en 18/830311-14 worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indien van het wrakingsverzoek;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Janssens en de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. P. Molema en
mr. B.R. Tromp, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.