ECLI:NL:RBNNE:2015:4400

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
C18/153658/PR RK 15-41
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet tijdig ingediend, verzoek niet ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 januari 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die betrokken was in een civiele procedure met zaaknummer 3205924 CV EXPL 14-9728. Het verzoek tot wraking was ingediend op 20 januari 2015, maar de rechtbank oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was gedaan. De comparitiezitting, waarin de gewraakte uitlatingen door de gewraakte rechter, mr. A. Fokkema, zouden zijn gedaan, vond plaats op 9 december 2014. De verzoeker was op die zitting aanwezig en had dus kennis van de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker niet binnen de vereiste termijn van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) had gehandeld, aangezien het verzoek pas meer dan een maand na de zitting was ingediend.

De rechtbank overwoog dat de redenen die de verzoeker aanvoerde voor de late indiening, zoals overleg met zijn advocaat en de ziekenhuisopname van zijn vertrouwenspersoon, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat deze omstandigheden voor risico van de verzoeker kwamen en dat het verzoek tot wraking daarom niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de uitspraak definitief is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/153658/PR RK 15-41

Beslissing van de meervoudige kamer van 23 januari 2015

op het schriftelijke verzoek van

[naam] , wonende [adres] , te [woonplaats] , verzoeker,

tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van

mr. A. Fokkema, senior rechter in de afdeling privaatrecht van deze rechtbank.

.

Procesverloop

Bij brief van 20 januari 2015 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. Fokkema, in de procedure met zaaknummer 3205924 CV EXPL 14-9728, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
Bij schrijven van 21 januari 2015 heeft mr. Fokkema medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is ter zitting van 23 januari 2015 door de wrakingskamer behandeld, in aanwezigheid van verzoeker en mr. Fokkema.
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank na beraadslaging terstond in aanwezigheid van partijen uitspraak gedaan.

Overwegingen

Ingevolge artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 1 Rv dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Dit betekent dat, alvorens de wrakingskamer kan toekomen aan de beoordeling van de vraag of vrees voor vooringenomenheid van de rechter onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd geacht kan worden, in verband met de ontvankelijkheid dient te worden bezien of het verzoek tijdig is ingediend.
De comparitiezitting, waarin mr. Fokkema de gewraakte uitlatingen zou hebben gedaan, heeft plaatsgevonden op 9 december 2014. Verzoeker was op die zitting aanwezig. Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking op 20 januari 2015 ingediend. De rechtbank is van oordeel dat aldus aan het vereiste van artikel 37 lid 1 Rv niet is voldaan. De door verzoeker genoemde redenen voor de late indiening, namelijk de wens om overleg te plegen met zijn advocaat en zijn vertrouwenspersoon en de omstandigheid dat de vertrouwenspersoon was opgenomen in het ziekenhuis, vormen geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheden voor risico van verzoeker behoren te komen. De conclusie moet dan ook zijn dat verzoekers niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak 3205924 CV EXPL 14-9728 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.J. Duinkerken, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
F. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Veenstra als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.