een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014076302-16, d.d. 21 augustus 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ):
V: Waar zit jij op school?
A: [school] in [pleegplaats 2] .
V: Maar dat is jouw laatste jaar dus en je vond het wel gezellig, maar nu niet. En hoe komt dat, dat het nu niet gezellig is?
A: Nou, door die man eigenlijk wel ja.
V: En hoe noem jij die man?
A: Meneer, [verdachte] .
V: Kun jij mij vertellen waarover je hier komt praten. En ik schrijf de dingen weer op. Nou, begin maar.
A: Ja. Nou, ik was vandaag, nou die dag, woensdag, eerst bij een vriendinnetje in [pleegplaats 2] en toen uh, toen dacht ik, was het een uur of half vijf, bijna kwart voor vijf of zo en die zei van: nou, ik moet nu maar weer gaan. M'n bus ging om vijf uur, dacht ik eerst. Dan neem ik die bus wel. Nou zij ging, want zij woont heel dicht bij het ziekenhuis, dus zij ging naar het ziekenhuis toe, zij ging de bocht om en toen kwam die conciërge d'r aan rijden.
En die vroeg aan mij van: waar ga je heen? Nou, ik ga naar het busstation, zei ik. Hij zij tegen mij van: Nou, ik ga, nou, naar de Action, kun je wel even meerijden. Ik dacht: nou ja, hij vraagt mij om mij gewoon even naar het busstation te brengen, dat is gewoon heel normaal dacht ik. Tot die, nou gingen we rijden, maar waren we op de rotonde, pakte hij me zo me hand (0: getuige vouwt haar handen) en ging hij me dat aaien en alles en dat vond ik al heel erg creepy, van nou dit voelt niet echt goed. Nou, toen waren we net bij de Jumbo, die zit daar in de buurt, en dan zei die van: Nou, wil je ook wat drinken? Want ik had de hele middag nog niks gedronken, want ik had wel hoofdpijn wat. Nou, nou wat drinken kan wel, dacht ik. Nou gingen we weer de bocht om naar school. Nou, deed die de hekken dicht, ging ie het alarm van school afzetten. Nou, komt die opeens naar binnen zegt die: nou wil je ook wat drinken, het is niet. Nou, gingen we naar de, heb je een hokje en daar is de catering, want hebben we, zelf catering doen en alles. En daar nam die me mee, nou toen ging die, toen schonk hij wat drinken in voor hem en voor mij. En even later ging die me knuffelen. En toen moesten we, ging die, pakte hij mijn kont, ging die daar in knijpen een paar keer. En zei die de hele tijd: 'ik doe niks, ik doe niks'. En dan ging hij me weer knuffelen en dan zei die de hele tijd: 'vind je me ook lief? vind je me ook lief?' Nou, ik zei van: 'nou, valt wel mee', van. 'Nou, ik vind je wel een lief meisje', gaf hij me opeens een kus. En toen uh, ging hij aan me borsten zitten, ging die weer knuffelen. En toen zei ik van: ik moet nu gaan, ik moet de bus halen. Maar het was nog maar vijf over vijf, maar de bus ging pas om half zes. Maar ik dacht: ik wil zo snel mogelijk weg hier. Nou, toen zei die, de hele tijd in de auto ging hij weer me hand pakken en toen zei die van: 'Je vertelt het niemand he, je vertelt het niemand.' Mocht ik het aan niemand vertellen. Nou, ik heb het wel gelijk heb ik mijn ouders. Nou, eerst in de bus heb ik me, toen was ik in [pleegplaats 2] *onverstaanbaar*, toen kwam ik gewoon huilend, toen belde ik mijn moeder op van dat ik doodsbang was. En m'n moeder had toen mijn vader gebeld en m'n vader ik kwam thuis. En mijn vader die zei gelijk van: we gaan gelijk aangifte doen.
V: En toen zei hij: 'je vertelt het aan niemand he?'
A: Ja, want dan raak ik misschien wel mijn baan kwijt, weet je wel?
V: Dat zei hij: dan raak ik misschien wel baan kwijt.
A: Ja.
V: En hij zei tegen jou: wacht maar even, dan doe ik het alarm even af. Toen kwam hij weer terug en toen?
A: Toen stond hij te kloppen op de deur. Want bij ons op de deur heb je zo'n raam, daar klopte hij op en deed de deur op slot. Deed die de deur op slot, dan heb je bij ons op school een voorraadruimte met allemaal eten en drinken.
V: Wat voelde jij toen dit gebeurde? Wat vond je daarvan?
A: dit hoor niet
V: dit hoort niet. Nee. Heb je dat ook tegen hem gezegd of heb je dat alleen maar gedacht?
A: dat heb ik alleen maar gedacht, want ik durfde niks te doen. Ik was zo bang
V: We beginnen bij het begin. Woensdag. Weet je nog welke woensdag het was?
A: Deze woensdag die net is geweest.
(…)
A: Twee knuffels heeft hij gegeven, aan m'n kont gezeten, een zoen gegeven, nou en wat drinken dan. Tien minuutjes of zo?
V: En waar kwam, waar kwam die zoen terecht. Hoe kwam, waar kwam die op?
A: Op m'n mond.
V: Verder een gewone zoen?
A: Ja.
V: Weet je wat ik bedoel?
A: Ja hoor.
V: Wat bedoel ik dan?
A: Gewoon een zoen. Niet een tongzoen of wat dan ook.