ECLI:NL:RBNNE:2015:4386

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
18.730033-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen door conciërge

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een conciërge die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De verdachte, die werkzaam was op een school, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met drie slachtoffers, waarvan er één minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2013 een tongzoen heeft gegeven aan een meisje dat toen 14 of 15 jaar oud was. Daarnaast heeft hij op 16 juli 2014 een verstandelijk beperkte leerlinge betast en gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. Tevens is er een schadevergoeding van €600 toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730033-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/730358/14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2013 te
[pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Dantumadiel, met [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het opzettelijk geven van een tongzoen aan die [slachtoffer 1] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 maart 2014 te
[pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Dantumadiel, meermalen, althans eenmaal,
door geweld en/of een feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2]
) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het opzettelijk aanraken van de billen en/of de
borsten en/of zoenen van die [slachtoffer 2]
en/of en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat
verdachte voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 2] bij
hem, verdachte, op de manege was en/of dat hij verdachte -zakelijk
weergegeven- die [slachtoffer 2] had gevraagd of ze even bij hem wilde komen en/of hem,
verdachte, even wilde helpen en/of
aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds
gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handeling(en)
(voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
3. ( parketnummer 18/730358-14)
hij op of omstreeks 16 juli 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Dongeradeel, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of
meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het
- strelen en/of betasten, althans aanraken, van de billen en/of de borst(en)
van die [slachtoffer 3] en/of
- het op de mond zoenen van die [slachtoffer 3]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
opzettelijk aan die [slachtoffer 3] aanbieden van een lift met zijn
verdachte's auto en/of het meenemen van die [slachtoffer 3] naar de school
van die [slachtoffer 3] ( te weten de [school] ) en waar
verdachte werkzaam was als concierge, om nog iets te drinken en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft meegenomen in het schoolgebouw en de
deur op slot heeft gedaan en/of (vervolgens) voormelde ontuchtige
handeling(en) zodanig snel en/of plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd
en/of dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch
overwicht welke verdachte, gelet op
- zijn, verdachtes leeftijd en/of
- zijn, verdachtes positie als concierge op voornoemde school en/of
- de gebrekkige geestelijke ontwikkeling van de [slachtoffer 3]
op die [slachtoffer 3] had,
in welke fysieke en/of psychische overmacht(situatie) die [slachtoffer 3]
niet in staat was om tegen/aan de ontuchtige handeling(en) van hem, verdachte,
weerstand te bieden en/of af te weren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 juli 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Dongeradeel, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ), van wie
hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 3] aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 3] niet of
onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het
- strelen en/of betasten, althans aanraken, van de billen en/of de borst(en)
van die [slachtoffer 3] en/of
- het op de mond zoenen van die [slachtoffer 3] .
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. en 3. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van het voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde [slachtoffer 3] tot een bedrag van
€ 600,00;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 600,00.

Beoordeling van het bewijs

Met betrekking tot feit 1.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014100861, gesloten op 24 januari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014100861-3, d.d. 16 oktober 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ; [roepnaam slachtoffer 1] ):
V: Kun je ons vertellen wat er gebeurd is ?
A: Ik zat in de tweede klas van mijn school te [plaats] en ik kwam veel op de [manege]
te [pleegplaats 1] (De rechtbank leest [pleegplaats 1] , gelegen in de gemeente Dantumadiel). Ik ken [verdachte] van die manege. Ik was toen denk ik 14 jaar toen ik daar kwam.
Voordat ik hem op stal zette moest [verdachte] het paard af spoelen met koud water. Het was warm die dag. We gingen naar de spoelplaats. [verdachte] pakte mij vast en gaf mij een tongzoen. Ik duwde hem van mij af en draaide mij om en ging weg. Ik was toen 14 of 15 jaar oud.
(…)
V: Nog even over die tongzoen toen je ongeveer 15 jaar was. Hoe ging dat?
A: Ik was verbluft. Hij stak zijn hele tong in mijn mond. Het was bij de manege op de spoelplaats. Daar was niemand aanwezig behalve wij 2-en. Het was aan het eind van de middag.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014100861-8, d.d. 20 november 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: [roepnaam slachtoffer 1] zegt hier wat anders over: "totaal onverwachts pakte [verdachte] mijn armen vast, trok mij naar zich toe en gaf een tongzoen, ik was totaal verbluft".
V: Klopt bovenstaande wat [roepnaam slachtoffer 1] zegt?
A: Ja. Ik wilde dit uit vriendschap.
V: De tongzoen?
A: Ach, dat was 1 tel of misschien 2 tellen.
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen onder 1. bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1. bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Met betrekking tot feit 2.

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, nu er naast de aangifte geen steunbewijs in het dossier zit, onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde te komen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder 2. ten laste gelegde.

Met betrekking tot feit 3.

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 3. primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
De door verdachte op de terechtzitting van 28 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 juli 2015 was ik in [pleegplaats 2] . Ik reed van de school, waar ik conciërge was, naar [locatie] . De school waar ik werk, is een school waar speciaal onderwijs wordt gegeven. Op de rotonde zag ik [slachtoffer 3] staan. Ik deed het raampje van mijn auto naar beneden en groette haar. Ze vertelde me dat ze met de bus moest. Het busstation is anderhalve kilometer verder. Ze is bij me in de auto gestapt. We zijn naar school gereden. Ze heeft in het cateringhokje iets gedronken. Ik heb vervolgens het alarm van de school weer aangezet. Daarna zijn we in de auto gestapt en heb ik haar naar het busstation gebracht.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 014076302, gesloten op 8 september 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 20140763020-10, d.d. 11 augustus 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [moeder slachtoffer 3] :
V: Van welk feit wilt u aangifte doen?
A: Van het feit dat die man aan mijn dochter heeft gezeten. Hij heeft haar aan de billen en borsten gezeten, hij heeft haar gezoend en de handen vastgepakt, zo.
V: Tegen wie is het feit gepleegd?
A: Tegen mijn dochter [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] is geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] .
V: Wie heeft, volgens u, het feit gepleegd?
A: Hij is [verdachte] , de conciërge van haar school.
V: Hoe zou u [slachtoffer 3] omschrijven?
A: [slachtoffer 3] is een meisje met een verstandelijke beperking. Ze is kwetsbaar. Ze is lief, behulpzaam en sociaal. Als ze iemand vertrouwt, dan is dat ook volledig.
V: In hoeverre is [slachtoffer 3] wel eens getest op haar verstandelijke vermogens?
A: Recent, [verbalisant 1] , uw collega, zou het opvragen. Volgens mij heeft ze een IQ van 58.
V: Waar blijkt haar kwetsbaarheid uit?
A: Ze wilt graag aardig gevonden worden. Ze is makkelijk beïnvloedbaar, op sociaal gebied.
V: Hoe zit het met haar eigen wil?
A: Ze kan het aangeven, maar ze laat zich toch ook makkelijk ompraten. Haar woordenschat is beperkt, dus ze is gemakkelijk om als iemand op haar inpraat.
V: In hoeverre praat [slachtoffer 3] wel eens over medewerkers van de school?
A: De laatste tijd had ze het over [verdachte] . Ze moest wel klusjes doen, eigenlijk steeds vaker. Dat vond ze wat vervelend en ze begon hem te mijden.
V: Wanneer was dat dat ze het erover had?
A: Ongeveer de laatste twee maanden, voordat dit gebeurde. Ik kan me ook herinneren dat hij tegen haar gezegd zou hebben dat als ze zich zou vervelen in de zomer, dat ze dan wel op school langs mocht komen. Hij had ook haar telefoonnummer gevraagd, maar die heeft ze toen niet gegeven.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014076302-16, d.d. 21 augustus 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ):
V: Waar zit jij op school?
A: [school] in [pleegplaats 2] .
V: Maar dat is jouw laatste jaar dus en je vond het wel gezellig, maar nu niet. En hoe komt dat, dat het nu niet gezellig is?
A: Nou, door die man eigenlijk wel ja.
V: En hoe noem jij die man?
A: Meneer, [verdachte] .
V: Kun jij mij vertellen waarover je hier komt praten. En ik schrijf de dingen weer op. Nou, begin maar.
A: Ja. Nou, ik was vandaag, nou die dag, woensdag, eerst bij een vriendinnetje in [pleegplaats 2] en toen uh, toen dacht ik, was het een uur of half vijf, bijna kwart voor vijf of zo en die zei van: nou, ik moet nu maar weer gaan. M'n bus ging om vijf uur, dacht ik eerst. Dan neem ik die bus wel. Nou zij ging, want zij woont heel dicht bij het ziekenhuis, dus zij ging naar het ziekenhuis toe, zij ging de bocht om en toen kwam die conciërge d'r aan rijden.
En die vroeg aan mij van: waar ga je heen? Nou, ik ga naar het busstation, zei ik. Hij zij tegen mij van: Nou, ik ga, nou, naar de Action, kun je wel even meerijden. Ik dacht: nou ja, hij vraagt mij om mij gewoon even naar het busstation te brengen, dat is gewoon heel normaal dacht ik. Tot die, nou gingen we rijden, maar waren we op de rotonde, pakte hij me zo me hand (0: getuige vouwt haar handen) en ging hij me dat aaien en alles en dat vond ik al heel erg creepy, van nou dit voelt niet echt goed. Nou, toen waren we net bij de Jumbo, die zit daar in de buurt, en dan zei die van: Nou, wil je ook wat drinken? Want ik had de hele middag nog niks gedronken, want ik had wel hoofdpijn wat. Nou, nou wat drinken kan wel, dacht ik. Nou gingen we weer de bocht om naar school. Nou, deed die de hekken dicht, ging ie het alarm van school afzetten. Nou, komt die opeens naar binnen zegt die: nou wil je ook wat drinken, het is niet. Nou, gingen we naar de, heb je een hokje en daar is de catering, want hebben we, zelf catering doen en alles. En daar nam die me mee, nou toen ging die, toen schonk hij wat drinken in voor hem en voor mij. En even later ging die me knuffelen. En toen moesten we, ging die, pakte hij mijn kont, ging die daar in knijpen een paar keer. En zei die de hele tijd: 'ik doe niks, ik doe niks'. En dan ging hij me weer knuffelen en dan zei die de hele tijd: 'vind je me ook lief? vind je me ook lief?' Nou, ik zei van: 'nou, valt wel mee', van. 'Nou, ik vind je wel een lief meisje', gaf hij me opeens een kus. En toen uh, ging hij aan me borsten zitten, ging die weer knuffelen. En toen zei ik van: ik moet nu gaan, ik moet de bus halen. Maar het was nog maar vijf over vijf, maar de bus ging pas om half zes. Maar ik dacht: ik wil zo snel mogelijk weg hier. Nou, toen zei die, de hele tijd in de auto ging hij weer me hand pakken en toen zei die van: 'Je vertelt het niemand he, je vertelt het niemand.' Mocht ik het aan niemand vertellen. Nou, ik heb het wel gelijk heb ik mijn ouders. Nou, eerst in de bus heb ik me, toen was ik in [pleegplaats 2] *onverstaanbaar*, toen kwam ik gewoon huilend, toen belde ik mijn moeder op van dat ik doodsbang was. En m'n moeder had toen mijn vader gebeld en m'n vader ik kwam thuis. En mijn vader die zei gelijk van: we gaan gelijk aangifte doen.
V: En toen zei hij: 'je vertelt het aan niemand he?'
A: Ja, want dan raak ik misschien wel mijn baan kwijt, weet je wel?
V: Dat zei hij: dan raak ik misschien wel baan kwijt.
A: Ja.
V: En hij zei tegen jou: wacht maar even, dan doe ik het alarm even af. Toen kwam hij weer terug en toen?
A: Toen stond hij te kloppen op de deur. Want bij ons op de deur heb je zo'n raam, daar klopte hij op en deed de deur op slot. Deed die de deur op slot, dan heb je bij ons op school een voorraadruimte met allemaal eten en drinken.
V: Wat voelde jij toen dit gebeurde? Wat vond je daarvan?
A: dit hoor niet
V: dit hoort niet. Nee. Heb je dat ook tegen hem gezegd of heb je dat alleen maar gedacht?
A: dat heb ik alleen maar gedacht, want ik durfde niks te doen. Ik was zo bang
V: We beginnen bij het begin. Woensdag. Weet je nog welke woensdag het was?
A: Deze woensdag die net is geweest.
(…)
A: Twee knuffels heeft hij gegeven, aan m'n kont gezeten, een zoen gegeven, nou en wat drinken dan. Tien minuutjes of zo?
V: En waar kwam, waar kwam die zoen terecht. Hoe kwam, waar kwam die op?
A: Op m'n mond.
V: Verder een gewone zoen?
A: Ja.
V: Weet je wat ik bedoel?
A: Ja hoor.
V: Wat bedoel ik dan?
A: Gewoon een zoen. Niet een tongzoen of wat dan ook.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014076302-2, d.d. 16 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 16 juli 2014 omstreeks 18:45 uur waren wij belast met de basis politiezorg vanuit het politiebureau te Dokkum, gelegen in de gemeente Dongeradeel.
Op genoemde dag, datum, omstreeks 18:45 uur zagen wij twee voor ons onbekende personen zich bij de ingang van het politiebureau te Dokkum melden. Ik zag dat een vrouw zichtbaar was aangeslagen en deze door een man werd begeleid naar de ingang van het politiebureau.
Eenmaal binnen in het politiebureau zagen wij dat de jongedame was aangeslagen. Wij zagen en hoorden dat zij emotioneel was. Wij zagen dat de jongedame tranen in haar gezicht was en hoorden haar huilen. Wij zagen dat de jongedame door de man naar het politiebureau naar binnen was gebracht. Wij zagen dat de jongedame onder begeleiding van de man naar binnen werd geleid. Wij zagen dat de jongedame voorover liep gebogen.
Wij zagen dat de man zich voorstelde als de vader van de jongedame en gaf op te zijn: [vader slachtoffer 3] (man), geboren op [geboortedatum vader slachtoffer 3] te [geboorteplaats vader slachtoffer 3] .
Wij hoorden betrokkene [vader slachtoffer 3] zeggen dat zijn dochter overstuur thuis was gekomen. Wij hoorden hem zeggen dat zijn dochter was aangerand op de [school] te [pleegplaats 2] . Wij hoorden hem zeggen dat zijn dochter na de aanranding eerst haar moeder had gebeld en dat zij tegen haar moeder had gezegd dat de conciërge van de [school] aan haar had gezeten. Zij had tegen haar moeder gezegd dat de conciërge aan haar borsten en billen had gezeten. Wij hoorden betrokkene [vader slachtoffer 3] zeggen dat zijn dochter vervolgens overstuur en emotioneel thuis kwam en vertelde dat ze was aangerand.
Wij zagen dat de jongedame nog steeds overstuur was. Wij hoorden en zagen haar steeds huilen. Nadat de jongedame enigszins was bekomen hoorden wij haar zeggen dat ze was aangerand op de [school] te [pleegplaats 2] .
De jongedame die aangaf te zijn aangerand gaf mij op te zijn: [slachtoffer 3] (vrouw), geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] te [geboorteplaats slachtoffer 3] .
Ik, [verbalisant 2] , vroeg aan het slachtoffer wat zij bedoelde met het feit dat ze was aangerand. Wij hoorden haar zeggen dat de conciërge aan haar had gezeten. Ik, [verbalisant 2] , vroeg aan haar wat ze hiermee bedoelde. Wij hoorden haar zeggen dat de conciërge haar had betast aan haar billen, borsten en haar had gezoend. Ik, [verbalisant 3] , vroeg of het zoenen een tongzoen betrof. Wij hoorden haar nee zeggen. Ik vroeg aan haar of de conciërge haar aan haar billen
en borsten had gezeten. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , hoorden haar ja zeggen.
Wij hoorden aangever vervolgens in het kort het volgende zeggen:
Dat zij vandaag 16 juni 2014 omstreeks 16:50 op de [weg] te [pleegplaats 2] liep. Dat zij daar liep met haar [vriendin] . Dat haar vriendin vervolgens de bocht om liep en zij richting het station liep. Dat zij op de rotonde door haar conciërge werd aangesproken. Dat de conciërge [verdachte] heet. Dat de conciërge vroeg waar ze naartoe moest. Dat ze vertelde dat ze naar het busstation moest. Dat de conciërge haar naar het station zou brengen maar vervolgens halverwege terug reed naar de [weg] te [pleegplaats 2] . Ze vertelde dat ze terug gingen ter hoogte van de wok in [pleegplaats 2] . Dat ze naar de [school] te [pleegplaats 2] gingen. Dat ze vervolgens de school binnen waren gegaan en dat de conciërge de school op slot had gedaan. Dat ze vervolgens in het cateringlokaal was betast aan haar billen en borsten.
Wij vroegen aan haar of zij kon vertellen wie haar conciërge was. Wij hoorden haar zeggen dat de conciërge [verdachte] was en dat hij in [pleegplaats 1] woont.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde -onder meer- het volgende aangevoerd. Het slachtoffer heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd. Verdachte heeft het hem ten laste gelegde ontkend en blijft bij die ontkenning. Het feit dat verdachte met het slachtoffer in de school is geweest, is niet doorslaggevend. Bovendien zit tussen de tijd dat het alarm van de school is uitgezet en het moment waarop het slachtoffer met haar ouders heeft gebeld, een periode van een uur. De raadsman is van oordeel dat, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat wanneer - zoals in deze zaak - de verklaring van het slachtoffer en verdachte tegenover elkaar staan, de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer dient te beoordelen en daarnaast dient te bepalen of voor de beweringen van slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen aanleiding heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer te twijfelen. Ze heeft een uitgebreide verklaring afgelegd. Deze verklaring is zeer gedetailleerd. Het slachtoffer heeft eerst haar moeder en vervolgens haar vader verteld wat er is gebeurd. Daarna heeft ze haar verhaal gedaan op het politiebureau en vijf dagen later heeft een studioverhoor plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat haar verklaring telkens consistent en gedetailleerd is.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal dat afkomstig is uit een andere bron, gelet op hetgeen hiervoor ter zake is overwogen. De rechtbank stelt vast dat er geen andere getuigen zijn die uit eigen waarneming kunnen verklaren over het misbruik dat door verdachte zou zijn gepleegd met het slachtoffer. Sommige getuigen hebben op enig moment van het slachtoffer zelf gehoord dat zij is misbruikt. Die verklaringen kunnen echter niet tot steunbewijs dienen, omdat deze informatie niet uit andere, maar uit dezelfde bron afkomstig is.
Verdachte bevestigt de verklaring van het slachtoffer dat hij in de vakantieperiode met haar naar school is gereden, het alarm heeft uitgezet, haar drinken heeft gegeven en haar nadien naar het station heeft gebracht. Met deze verklaring is aan het vereiste steunbewijs als bedoeld in art. 342 Sv voldaan. Nu aangeefster gedetailleerd en consistent – en in de ogen van de rechtbank daarmee betrouwbaar – heeft verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het tenlastegelegde misbruik daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen onder 3. primair bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3. primair bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 3. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2013 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Dantumadiel, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het opzettelijk geven van een tongzoen aan die [slachtoffer 1] ;
3. primair
(parketnummer 18/730358-14)
hij op 16 juli 2014 te [pleegplaats 2] , in de gemeente Dongeradeel, door andere feitelijkheiden [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- betasten van de billen en de borsten van die [slachtoffer 3] en
- het op de mond zoenen van die [slachtoffer 3]
en bestaande die andere feitelijkheden uit het aan die [slachtoffer 3] aanbieden van een lift met zijn verdachte's auto en het meenemen van die [slachtoffer 3] naar de school van die [slachtoffer 3] , te weten de [school] en waar verdachte werkzaam was als conciërge, om iets te drinken en vervolgens die [slachtoffer 3] heeft meegenomen in het schoolgebouw en de deur op slot heeft gedaan en dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, gelet op
- zijn, verdachtes leeftijd en
- zijn, verdachtes positie als conciërge op voornoemde school en
- de gebrekkige geestelijke ontwikkeling van de [slachtoffer 3]
op die [slachtoffer 3] had, in welke situatie die [slachtoffer 3] niet in staat was om aan de ontuchtige handelingen van hem, verdachte, weerstand te bieden en af te weren.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
3. primair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zedenmisdrijven. In het eerste geval heeft hij een destijds 14- of 15jarig meisje een tongzoen gegeven. In het tweede geval heeft hij een verstandelijk beperkte leerlinge van de school waar hij conciërge was, op diverse plaatsen van haar lichaam onzedelijk betast.
Door zijn handelwijze heeft verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de slachtoffers zich ten opzichte van hem bevonden. Verdachte heeft aldus de lichamelijke en seksuele integriteit van zijn jonge slachtoffers geschonden, hetgeen door hen als zeer ingrijpend is ervaren en voor hen nadelige psychische gevolgen heeft veroorzaakt.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten en over hem is een reclasseringsrapport opgesteld. De reclassering constateert dat nu verdachte een ontkennende verdachte is, zij geen samenhang kunnen inschatten tussen het delictgedrag, de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Evenmin kan de reclassering een inschatting van het recidiverisico geven. Zij onthoudt zich van het geven van een strafadvies.
De rechtbank is van oordeel dat voor de gepleegde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank constateert dat het niet om een eenmalige handeling gaat, nu verdachte na de tongzoen, een verstandelijk beperkt meisje heeft betast. De rechtbank leidt daaruit af dat bij verdachte onvoldoende normbesef lijkt te bestaan en onvoldoende inzicht in de ernst en verwijtbaarheid van zijn handelen. Verdachte is echter niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Bovendien is hij zijn baan als conciërge kwijtgeraakt. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om van eis van de officier van justitie af te wijken en aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht en een proeftijd van drie jaren opleggen. Voorts dient verdachte een taakstraf van na te noemen duur te verrichten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 3. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 88 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren bij de Reclassering Nederland zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2014.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2015.
Mr. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Postma-Westerhof
locatie Leeuwarden,