ECLI:NL:RBNNE:2015:4351

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
18.730451-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging, mishandeling en vernieling met terbeschikkingstelling

Op 1 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van zijn moeder, het mishandelen van een willekeurig persoon en het vernielen van huisraad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 december 2014 zijn moeder bedreigde met een hakbijl en haar met een schroevendraaier verwondde. Daarnaast werd hij beschuldigd van het mishandelen van een andere persoon op 15 december 2014. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de bedreiging en de mishandeling, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met terbeschikkingstelling en dwangverpleging, en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730451-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder
bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2015, 19 juni 2015 en 18 augustus 2015.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl deze in bed lag, dreigend een hakbijl/hakmes getoond en/of een hakbijl/hakmes op de keel/hals van die [slachtoffer 1] gezet/gedrukt, en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd :"Moet je dood" en/of "Houd je bek dicht want je moet gewoon dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op het hoofd en/of in de nek/hals en/of in de zij heeft gestoken/geprikt/getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op het hoofd en/of in de nek/hals en/of in de zij te steken / te prikken / te treffen;
3.
hij op of omstreeks 15 december 2014, te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente De Friese Meren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met kracht de hals en/of de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd
heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 december 2014 te [pleegplaats 2] , gemeente De Friese Meren, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht bij de hals/keel beet te pakken / vast te houden en/of meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
4.
hij in of omstreeks de maand december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, opzettelijk en wederrechtelijk een aantal deuren van de woning [adres 1] , een tv, een computer, een laptop en een koffiezetapparaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde;
- oplegging van 8 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 2.000,--;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot het overige deel van de vordering ad € 650,--;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 2.000,--;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 750,--;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met betrekking tot het overige deel van de vordering betrekking hebbende op de immateriële schade;
- afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met betrekking tot de materiele schade;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 750,--.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt het volgende.
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij zijn moeder heeft bedreigd door haar een hakmes te tonen en op de keel te drukken en haar daarbij mondeling met de dood te bedreigen. Een en ander vond plaats in de slaapkamer van haar woning. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd omtrent dit feit. De raadsman is van mening dat de bedreiging met het hakmes niet bewezen kan worden.
De rechtbank is - in tegenstelling tot de raadsman- van oordeel dat naast de mondelinge bedreiging, ook de bedreiging met het hakmes bewijsbaar is. Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte in haar slaapkamer met een bijl werd bedreigd. Verdachte werd door verbalisanten aangetroffen in de woning van zijn moeder, vlak nadat de bedreiging had plaatsgevonden. In de woning werd op de salontafel een hakmes aangetroffen waarover aangeefster verklaarde dat dit "de bijl" was, waarmee zij door verdachte was bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden steun bieden aan de verklaring van aangeefster.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat andere onderdelen van de verklaring van aangeefster over de gebeurtenissen op 30 december 2014 steun vinden in andere bewijsmiddelen. Dit betreft het onder 2 ten laste gelegde en bewezen te verklaren feit.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit, wettig en overtuigend bewezen is.
Aan verdachte is onder 2 primair ten laste gelegd dat hij heeft gepoogd zijn moeder van het leven te beroven, dan wel haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een schroevendraaier te steken. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 30 december 2014, nadat hij zijn moeder met een hakmes had bedreigd, in eerste instantie naar beneden is gegaan. Even later is hij teruggegaan naar de slaapkamer van zijn moeder. Deze keer had hij een schroevendraaier of soortgelijk voorwerp bij zich die hij bij zijn moeder in de nek heeft gedrukt en waarmee hij zijn moeder op het hoofd heeft gestoken. Ook ten aanzien van dit feit heeft verdachte geen verklaring afgelegd. Verbalisanten hebben naderhand op het kussensloop enige druppels bloed aangetroffen. In een letselverklaring wordt het letsel beschreven en geconcludeerd dat de letsels kunnen passen bij de door aangeefster aangegeven toedracht.
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet bewezen verklaard kan worden, nu niet bekend is met welke kracht verdachte op het hoofd heeft gestoken. Daar komt bij dat het letsel beperkt is gebleven, hetgeen er naar het oordeel van de rechtbank op wijst dat er geen forse krachten op het hoofd zijn uitgeoefend. Bovendien blijkt niet van het steken in de hals, maar van drukken van de schroevendraaier of priem. Ook daarvan is niet duidelijk met welke kracht dit is gebeurd. Er is -kortom- naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft geprobeerd zijn moeder te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank acht derhalve het 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen. Vast staat, mede gelet op de letselverklaring betreffende het medisch onderzoek van het slachtoffer, dat er letsel is toegebracht en dat dit aan verdachte moet worden toegerekend.
Aan verdachte is onder 3 primair ten laste gelegd dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, onder meer door met kracht de hals en keel van het slachtoffer dicht te knijpen. Verdachte heeft ter zake van dit feit geen verklaring afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Op grond van de verklaringen in het proces-verbaal kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van het dichtknijpen van de hals en keel, nu zich naast de aangifte wat betreft deze handelingen in het dossier geen ondersteunende bewijsmiddelen bevinden. De rechtbank acht het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan. De aangifte van [slachtoffer 2] vindt ondersteuning in de verklaring van [getuige] , die direct na het gebeuren heeft gezien dat het gezicht van aangever bebloed was en dat verdachte wegliep.

Bewijsmiddelen

De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2014195321, gesloten op 30 januari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014195321-2, d.d. 30 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten (blz. 16):
Op 30 december 2014 omstreeks 00.45 uur kregen wij een melding dat op [adres 1] te [pleegplaats 1] , [verdachte] zou zijn. [verdachte] wilde zijn moeder iets aandoen. Wij gingen ter plaatse en zagen [verdachte] in de woonkamer zitten.
2. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014195321-1, d.d. 30 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (blz. 31, 32):
Op 29 december 2014 omstreeks 23.30 uur kwam [verdachte] naar mijn woning. Tegen half twaalf komt [verdachte] boven op mijn slaapkamer met een bijl in zijn hand en hij zegt tegen mij: "moet je dood of zo". Ik antwoordde: " [verdachte] , wat moet je nou". [verdachte] antwoordde: "Houd je bek dicht want je moet gewoon dood". [verdachte] liep naar mijn bed en zette de bijl met een dreigende beweging op mijn keel. Hij duwde de bijl tegen mijn hals aan. Daarna is [verdachte] weer naar beneden gelopen. Ongeveer tien minuten later kwam hij weer boven. Ik lag nog in bed. [verdachte] had nu een schroevendraaier in zijn hand. Het was een schroevendraaier met een zwart handvat. [verdachte] liep naar mij toe. [verdachte] dreigde met dezelfde woorden als de eerste keer. [verdachte] drukte de schroevendraaier in mijn nek aan de rechterkant, en daarna drukte hij de schroevendraaier in mijn zij en hij stak mij twee keer met de schroevendraaier op mijn hoofd. [verdachte] stond voor mij.
Net voor de kerstdagen heeft [verdachte] het onderste raam van de voordeur eruit geschopt want hij wilde in de woning. Dat wilde ik niet. Hij sloeg mij toen een blauw oog. Ik ben toen een week naar mijn vriendin geweest. Toen ik terug kwam in mijn woning zag ik dat er goederen vernield waren. [verdachte] heeft mijn tv gesloopt, mijn computer en mijn laptop, twee mobiele telefoons en meerdere deuren in mijn woning zijn kapot. Hj heeft gaten in de deuren geschopt of geslagen. Ook mijn koffiezetapparaat is kapot geslagen.
3. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014195321-4, d.d. 30 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten (blz. 35):
Nadat wij de aangifte van [slachtoffer 1] hadden opgenomen hebben wij haar thuisgebracht. In de woning zagen wij dat er goederen kapot waren. Op het sloop van het kussen zagen wij een drup bloed liggen. Dit bloed was veroorzaakt door een kleine wond die verdachte met de schroevendraaier had toegebracht op het hoofd van zijn moeder [slachtoffer 1] .
Verdachte had in de dagen voor kerst ruzie gehad met zijn moeder en hij hierbij diverse goederen kapotgeslagen te weten:
onderste ruit van de voordeur glas eruit;
gat deur naar de woonkamer;
gat deur naar keuken;
gat deur trapopgang;
gat deur naar meterkast;
gat slaapkamerdeur van [slachtoffer 1] ;
computerscherm afgebroken;
barst rechts in scherm laptop;
barst rechterkant tv scherm.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een door verdachte [verdachte] getekende verklaring d.d. 24-12-2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (blz. 34):
Hierbij deel ik mede dat ik, [verdachte] , alle schade die ik heb aangericht bij mijn moeder [slachtoffer 1] , wonende te [adres 1] , [pleegplaats 1] ga vergoeden. Alle onkosten, zoals 4 deuren t/m voordeur, tv. en PC. Alle schade vergoed ik.
5. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014195321-4, d.d. 30 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant (blz. 47):
Op 30 december 2014 te 10.00 uur bevond ik mij in perceel [adres 1] te [pleegplaats 1] . In de woonkamer zag ik op een salontafel een hakmes liggen. Aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde dat dit de "bijl" was, waarmee zij door haar zoon [verdachte] was bedreigd.
6. Een geneeskundige verklaring, op 30 december 2014 opgemaakt en ondertekend door [arts] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring (blz. 55, 56):
Medische informatie betreffende:
Naam : [slachtoffer 1] ;
Datum onderzoek : 30 december 2014;
Letselbeschrijving:
hoofd : Boven bij de kruin op het behaarde hoofd een lijnvormig letsel met gestold bloed. Is ongeveer 1,5 cm lang. De huid is doorbroken en er is korst vorming.
hals: aan de rechterzijde hals zie ik onder kaakrand een rood lijnvormig huidletsel. Dit letsel is licht gebogen van vorm met een lengte van 3,5 cm lang. De opperhuid is niet doorbroken.
Conclusie:
Ontstaan : De letsels zijn recent ontstaan en kunnen zijn ontstaan op het moment zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard.
Letsel past bij: De geconstateerde letsels kunnen passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht.
7. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014182130-1, d.d. 23 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] (blz. 59, 60):
Op 15 december 2014 lag ik te slapen in mijn caravan aan [adres 2] te [pleegplaats 2] . Ineens werd de deur van mijn caravan opengetrokken. Voordat ik er erg in had zag ik dat [verdachte] in mijn caravan stond. Zo uit het niets begon [verdachte] mij te slaan op mijn rechter wang en oog. Ik voelde behoorlijke pijn aan mijn rechter wang en rechter oog. Ik denk dat [verdachte] mij ongeveer zeven keer in mijn gezicht heeft geslagen. Met mijn laatste kracht heb ik [verdachte] van mij af weten te trappen en ben ik vervolgens naar de caravan van mijn vader gerend.
8. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014182130-3, d.d. 31 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] (blz. 62, 63):
Ik ben de vader van [slachtoffer 2] . Op 17 december 2014 (de rechtbank leest: 15 december 2014) zag ik dat mijn zoon bij mij op het raam van de caravan klopte. Ik keek naar buiten en zag mijn zoon met de kop vol bloed staan. Ik zag [verdachte] staan recht naast mijn caravan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl deze in bed lag, dreigend een hakbijl/hakmes getoond en een hakbijl/hakmes op de keel/hals van die [slachtoffer 1] gezet/gedrukt, en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd :"Moet je dood" en/of "Houd je bek dicht want je moet gewoon dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Subsidiair
hij op 30 december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, op het hoofd te steken en in de nek te prikken;
3. Subsidiair
hij op 15 december 2014 te [pleegplaats 2] , gemeente De Friese Meren, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht meermalen, in het gezicht te slaan;
4.
hij in de maand december 2014 te [pleegplaats 1] , gemeente De Friese Meren, opzettelijk en wederrechtelijk een aantal deuren van de woning [adres 1] , een tv, een computer, een laptop en een koffiezetapparaat, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft vernield.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2. Subsidiair: Mishandeling.
3. Subsidiair: Mishandeling.
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte psychiatrische rapportages, de psychologische rapportages en voorlichtingsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft eind december 2014 zijn moeder bedreigd en mishandeld in haar eigen woning, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Tevens heeft hij in die periode in de woning van zijn moeder vernielingen aangericht.
Verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Naast het beperkte lichamelijk letsel dat zijn moeder door verdachtes toedoen heeft opgelopen, hebben de psychische gevolgen wellicht de grootste impact. Uit de schadeonderbouwing bij de vordering van de benadeelde partij blijkt ook dat het slachtoffer als gevolg van het gepleegde feit last heeft van slaapproblemen en dat zij zich onveilig en angstig voelt.
Verdachte heeft daarnaast zonder aanwijsbare oorzaak een persoon, die lag te slapen in zijn caravan, mishandeld door hem meermalen in het gezicht te slaan.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten verdachte slechts in (sterk) verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Volgens de deskundigen wordt het recidiverisico zonder adequate behandeling op korte en lange termijn als zeer hoog ingeschat. Om het recidiverisico afdoende te kunnen bestrijden is volgens de deskundigen noodzakelijk dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Ook de reclassering onderschrijft het belang van het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het belang dan ook bij behandeling van verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank zal de oplegging van die maatregel hierna motiveren.
Met betrekking tot de op te leggen straf zal de rechtbank volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die korter is dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank het van belang acht dat zo spoedig mogelijk met de behandeling van verdachte wordt aangevangen.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen voor de onder 1 bewezenverklaarde bedreiging.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Het door verdachte begane misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de bedreiging van zijn moeder, is vergezeld van niet-verbaal handelen, te weten het hanteren van een hakbijl, dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen, zodat de maatregel niet aan een maximale duur is gebonden. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist de oplegging van de maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het advies van de gedragsdeskundigen [psychiater] , en [psycholoog] .
Het advies van [psychiater] houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten afhankelijkheid van verschillende middelen. Er zijn aanwijzingen voor psychotisch functioneren en het is niet uit te sluiten dat er bij onderzochte sprake is van een chronisch psychotisch proces in de vorm van schizofrenie. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten en hadden een doorwerking in zijn gedragskeuzes ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Zijn verslavingsgevoeligheid en zijn persoonlijkheidsstoornis met zijn antisociale attitude en het lacunair geweten en daarnaast zijn beperkte verstandelijke vermogens waren belangrijke elementen die hem weerhielden om tot adequaat gedrag te komen. Alles in ogenschouw nemend acht onderzoeker het aannemelijk dat onderzochte op grond van zijn stoornissen verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Op grond van deze overwegingen acht onderzoeker het aannemelijk dat onderzochte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
Op basis van de huidige onderzoeksgegevens kan gesteld worden dat het risico op herhaling van delicten, zoals de ten laste gelegde feiten, groot is. Belangrijkste risicofactoren zijn de verslavingsgevoeligheid, de verstandelijke en de persoonlijkheidsstoornis. Zonder behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn onveranderd. Een behandeling en begeleiding is noodzakelijk. Vanwege de hoge recidive kans en vanwege de complexe problematiek adviseert onderzoeker een klinische behandeling en onderzochte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Het advies van [psycholoog] houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Uit het onderhavige onderzoek kan worden geconcludeerd dat er tijdens het tenlastegelegde een psychiatrisch toestandsbeeld in engere zin aan de orde was in termen van een psychose, naast een zorgelijke sociale en emotionele ontwikkeling, met een gemankeerd zelfbeeld tot uiting komend in een persoonlijkheidsstoornis. Hij kampte met afnemende controle over zijn impulsen en kwam mede door de antisociale persoonlijkheidsproblematiek tot grensoverschrijdend gedrag.
Betrokkene heeft niet geleerd hoe met problemen om te gaan en is daardoor onvoldoende in staat weerstand te bieden tegen verleidingen, zoals drank en drugs. Vanwege overmatig middelengebruik kwam het tot een psychose, waardoor hij niet meer rationeel kon denken en handelen. Onderzoeker meent dat betrokkene gelet op deze endogene en exogene invloeden als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden voor het tenlastegelegde.
De kans op recidive wordt zonder behandeling als hoog geschat. De inschatting geldt primair voor geweldsdelicten, maar ook voor vermogensdelicten.
Ten tijde van het ten laste gelegde is vanwege een met middelengebruik samenhangende psychose sprake geweest van een afwezig inzicht in zijn functioneren.
Geadviseerd wordt hem residentieel gesloten te behandelen. Bij afsluiting van het onderzoek bleek dat verdachte recent al psychiatrisch gezien is door [psychiater] . Hij stelde een afhankelijkheid van verschillende middelen vast, zag signalen voor psychotisch en zwakbegaafd functioneren, waarbij hij schizofrenie niet uitsloot. Ook onderzoeker ziet aanwijzingen voor een chronisch psychotisch proces en komt evenals [psychiater] tot de conclusie dat een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging in de rede ligt.
De rechtbank overweegt voorts dat ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting van 10 april 2015 door de rechtbank aan de orde is gesteld in hoeverre een terbeschikkingstelling met voorwaarden tot de mogelijkheden behoorde. Door de rechtbank is daarop aan de Reclassering opdracht gegeven om de haalbaarheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken en daartoe een maatregelrapport op te stellen. Tevens is bepaald dat door de psychiater en psycholoog aanvullende rapportage moest worden opgemaakt omtrent de mogelijkheden van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Door de reclassering is ter beantwoording van deze vraag een nader voorlichtingsrapport opgemaakt. Ook door de psychiater en psycholoog zijn aanvullende rapportages opgemaakt. Blijkens de reclasseringsrapportage d.d. 15 juli 2015 ligt een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet in de rede, nu de reclassering niet verwacht dat verdachte, gelet op zijn problematiek, zich aan de bij een terbeschikkingstelling op te leggen voorwaarden zal houden. De reclassering acht derhalve een klinisch behandeltraject aangewezen.
De reclassering wordt in deze conclusie ondersteunt door de psychiater en psycholoog. Zij hebben in een aanvullende rapportage nogmaals aangegeven dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden vanwege de complexe problematiek van verdachte niet aangewezen is.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Door de benadeelde partij is een vordering ingediend van € 5.249,--, bestaande uit € 4.249,-- ter zake materiele schade en € 1.000,-- ter zake immateriële schade.
De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting de vordering ter zake de materiële kosten beperkt tot € 1.650,--, onder handhaving van het verzochte bedrag van de immateriële schade.
De benadeelde partij vordert thans ter zake materiële schade, vergoeding voor de televisie
€ 400,--, de laptop € 600,--, PC en beeldscherm € 500,-- en koffiezetapparaat € 150,--.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
Van de goederen waarvoor vergoeding wordt verzocht is niet bekend hoe oud deze goederen waren ten tijde van de vernieling. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding dient derhalve rekening te worden gehouden met de gebruikelijke afschrijvingen van deze goederen, die met name voor de laptop en de PC met beeldscherm aanzienlijk zijn. De rechtbank verwijst naar de afschrijvingspercentages die door het Verbond van Verzekeraars worden gehanteerd.
De rechtbank zal de verzochte vergoeding ter zake de materiële schade dan ook matigen en naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 750,--.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering betrekking hebbende op de materiële schade niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Door de benadeelde partij is vergoeding verzocht ter zake materiële schade ter grootte van
€ 40,--, bestaande uit de kosten voor het vervangen van een "gebroken deurtje/kast vervangen" € 15,-- en voor een "barst in een caravanraam" € 25,--.
Daarnaast is ter zake immateriële schade een vergoeding verzocht van € 1.000,--.
De rechtbank zal de verzochte vergoeding ter zake materiële schade afwijzen, nu er geen sprake is van een causaal verband tussen de geleden schade en het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij enige psychische schade heeft geleden. Een schadebedrag tot de hoogte van € 1.000,-- acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Wel acht de rechtbank een schadebedrag van € 500, -- redelijk en billijk. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de schade € 500,-- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.750,-- (zegge: zeventienhonderdvijftig euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 1.750,-- (zegge: zeventienhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 750,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te nomeen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering betrekking hebbende op de immateriële schade niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] af voor zover die betrekking heeft op materiële schade.
Bepaalt dat deze benadeelde partij in zoverre de eigen kosten draagt.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit € 500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en
mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2015.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
De Wit
locatie Leeuwarden,
Van Dijk