ECLI:NL:RBNNE:2015:4272

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
14/3473
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van functie binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie en beroep op gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 september 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, werkzaam als Teamchef, en de korpschef van politie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef, waarin hem de functie van Teamchef B was toegekend binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) voor de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011. Eiser stelde dat hij, in vergelijking met collega's in Leeuwarden en Drachten, onterecht was ingedeeld en dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overwoog dat de korpschef bevoegd was om het besluit te nemen en dat de toekenning van de functie in het LFNP deel uitmaakte van een breder proces van functiematching binnen de nationale politie. De rechtbank concludeerde dat de korpschef voldoende had onderbouwd dat de functie van Teamchef C niet de meest vergelijkbare functie was voor eiser en dat er geen gelijke gevallen waren, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit zorgvuldig was voorbereid en voldoende gemotiveerd, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter H.H. Kielman, in aanwezigheid van griffier E.H. Pot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/3473

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2015 in de zaak tussen

[naam] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Machiels),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. P.J.C. Garrels en mr. H.J. de Wit).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de functie toegekend van Teamchef B, gewaardeerd in salarisschaal 10, binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 1 januari 2012 overgaat naar deze functie.
Bij besluit van 25 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 4 augustus 2014 beroep ingesteld. Bij brief van 10 oktober 2014 heeft eiser het beroep voorzien van gronden.
Verweerder heeft bij brief van 24 maart 2015 een verweerschrift ingediend. Bij brief van 29 mei 2015 heeft verweerder nog een nadere reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden

Overwegingen

1. Eiser was voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Politiewet 2012 werkzaam in de functie van Teamchef. Ook na de totstandkoming van de nationale politie, op 1 januari 2013, is eiser de werkzaamheden die hij voorheen verrichtte blijven verrichten.
1.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de LFNP-functie Teamchef B, gewaardeerd in salarisschaal 10, toegekend en heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 1 januari 2012 overgaat naar deze functie. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd.
1.2.
In beroep heeft eiser naar voren gebracht dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, nu de teamchef Drachten/Leeuwarden, [naam2] , en de teamchef Leeuwarden, [naam3] , precies dezelfde functieomschrijving hebben als eiser. Deze collega’s zijn echter gematcht met de functie Teamchef C. Verweerder heeft volgens eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom sprake zou zijn van rechtens relevante verschillen die maken dat de functies en uitgangspunten van de verschillende collega’s niet op één lijn zijn te stellen.
1.3.
Verweerder heeft in reactie op het beroep uiteengezet dat het LFNP ten principale verschilt van de huidige systematiek voor functiebeschrijvingen. De match is gedefinieerd als de meest vergelijkbare functie. Inherent daaraan is dat er verschillen zijn tussen de gematchte LFNP-functie en de korpsfunctie.
Voorts heeft verweerder betoogd dat het onderwerp van deze procedure uitsluitend betreft de toekenning van, de overgang naar en/of wijziging in een LFNP-functie. De keuze voor de Teamchef B als de als meest vergelijkbare functie is in de transponeringstabel (TPT) vastgelegd. Deze keuze ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor.
Voorts heeft verweerder benadrukt dat volgens de werkgroep matching ten aanzien van eiser de functie Teamchef C niet de meest vergelijkbare LFNP-functie is. Teamchef C bevat meerdere elementen die deze functie onderscheiden van de Teamchef B, zoals de elementen ‘(niet eerder verkende) problematiek’ en ‘het kiezen en (verder) ontwikkelen van specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen en de structureel in het team werkzame specialisten’. Volgens de werkgroep matching komen deze elementen niet, dan wel onvoldoende, voor in de bestaande korpsfunctiebeschrijvingen voor leidinggevenden met schaal 11. Verweerder komt dan ook tot de conclusie dat de match niet onbegrijpelijk is.
Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft verweerder opgemerkt dat de twee aangehaalde collega’s een andere functiebeschrijving en uitgangspositie hebben, waardoor geen sprake is van gelijke gevallen.
2. De rechtbank overweegt dat het bij het bestreden besluit gehandhaafde besluit tot toekenning van een functie in het LFNP deel uitmaakt van een proces waarbij de bestaande functiebeschrijvingen bij de verschillende politiekorpsen, zoals deze tot 1 januari 2013 bestonden, worden teruggebracht tot 92 functies binnen het nieuwe functiegebouw van de nationale politie. Dit proces vindt plaats in meerdere, van elkaar te onderscheiden, stappen. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de Regeling overgang naar een LFNP functie (de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
2.1.
Bij de eerste stap zijn de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 bij besluit vastgesteld. De uitgangspositie verwijst naar de functiebeschrijving van de functie die de politieambtenaar destijds binnen zijn politiekorps vervulde. Tevens konden extra werkzaamheden, bijzondere situaties en taakaccenten in de uitgangspositie worden vermeld. Aan politieambtenaren is destijds de mogelijkheid tot functieonderhoud geboden.
2.2.
Bij de tweede stap zijn de functies, vanuit de uitgangsposities gematcht met een functie in het LFNP.
2.3.
Vervolgens is, bij de derde stap, aan alle politieambtenaren een LFNP-functie toegekend en zijn zij hiernaar overgegaan.
2.4.
Hierna, bij een nog te zetten vierde stap, zullen besluiten worden genomen waarbij de politieambtenaren met ingang van 1 januari 2015 binnen de nieuwe LFNP-organisatie zullen worden geplaatst.
2.5.
Het bestreden besluit dat thans ter beoordeling voorligt, heeft betrekking op de derde stap van het hiervoor beschreven proces.
3. Het bestreden besluit namens de korpschef van politie is genomen door de directeur Human Resource Management (hierna: directeur HRM). Onder verwijzing naar hetgeen de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft overwogen in zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663, is de rechtbank van oordeel dat de directeur HRM bevoegd was om namens verweerder op het bezwaar van eiser te beslissen.
4. Voor het toepasselijke wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de CRvB van 1 juni 2015.
5. Onder verwijzing naar de uitspraken van de CRvB van 1 juni 2015 is de rechtbank van oordeel dat de transponeringstabel - anders dan verweerder bij het bestreden besluit heeft gesteld - geen algemeen verbindend voorschrift is.
5.1.
Het bestreden besluit is daarom in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd. Dit motiverings-gebrek kan echter worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu eiser door dit gebrek niet in zijn belangen is geschaad.
5.2.
Het feit dat de transponeringstabel geen algemeen verbindend voorschrift is, neemt naar het oordeel van de CRvB niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. De transponeringstabel en de wijzigingen daarvan vormen de neerslag van het resultaat van de werkzaamheden van de werkgroep matching. Het betreft hier een breed samengestelde werkgroep, die vanwege haar specifieke deskundigheid voor de matching in het leven is geroepen en waarvan de leden deels op voordracht van de minister en deels op voordracht van de politievakorganisaties zijn benoemd. Van het resultaat van de werkzaamheden van deze werkgroep kan daarom in beginsel niet worden afgeweken. Dit geldt te minder nu de hierop gebaseerde (wijziging van de) transponeringstabel is voorgelegd aan het Georganiseerd Overleg in Politiezaken (GOP) alvorens deze vast te stellen.
5.3.
Dit alles leidt tot de conclusie dat verweerder bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan mag uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt. Verweerder mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
6. Toepassing van de transponeringstabel heeft ertoe geleid dat aan eiser, die voorheen de functie van Teamchef vervulde, per 1 januari 2012 de LFNP-functie van Teamchef B is toegekend.
6.1.
De vraag die vervolgens voorligt, is of het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar, onbegrijpelijk of onredelijk is te achten. De rechtbank overweegt daartoe dat verweerder genoegzaam uiteengezet heeft dat de functiebeschrijving van teamchef C meerdere elementen bevat die deze functie onderscheiden van die van teamchef B en dat uit de bestaande korpsfunctiebeschrijving van de functie van eiser niet de conclusie kan worden getrokken dat de functie van teamchef C de meest vergelijkbare LFNP-functie is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in beroep niet aannemelijk gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
7. Voor zover eiser voorts ter zitting een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule, als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen weigeren om deze ten aanzien van eiser toe te passen.
7.1.
Zoals de CRvB heeft overwogen in de uitspraken van 1 juni 2015 is de hardheidsclausule niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie.
7.2.
Het enkele feit dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest, behoeft niet tot toepassing van de hardheidsclausule te leiden. Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie, is inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw.
Daar komt bij dat de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
8. Eiser heeft voorts een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft daarbij gewezen op het feit dat collega’s die in onderscheidenlijk Leeuwarden en Drachten/Leeuwarden werkzaam zijn, in schaal 13 en 12 zijn gematcht. Volgens eiser is de functiebeschrijving wat betreft de functie-inhoud gelijk aan zijn eigen (korps)functie. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Uit de gedingstukken en uit hetgeen is verhandeld ter zitting volgt dat er geen sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank stelt vast dat eiser ter zitting heeft opgemerkt dat de desbetreffende collega’s te maken hebben met een andere bedrijfsvoering dan in de Zuidwesthoek, waar eiser werkzaam is. Ook in de hiërarchische verhouding met de burgemeester bestaat volgens eiser verschil. Reeds hierom concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van gelijke gevallen, zodat het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
9. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd. Het bestreden besluit kan de rechterlijke toets doorstaan.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.H. Kielman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2015.
griffier de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.