ECLI:NL:RBNNE:2015:4240

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
LEE 15/3203
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijziging Verordening op de raadscommissies van de gemeente Hoogezand-Sappemeer

Op 8 september 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de vereniging Roodgewoon, verzoekster, en de gemeenteraad van Hoogezand-Sappemeer, verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de gemeenteraad van 29 juni 2015, waarbij de Verordening op de raadscommissies 2011 is gewijzigd. Verzoekster heeft op 24 augustus 2015 verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, hangende het bezwaar tegen het raadsbesluit. De gemeenteraad heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat het raadsbesluit geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er daarom geen beroep mogelijk is. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het raadsbesluit wel degelijk een besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb, omdat het rechtsgevolgen beoogt voor personen buiten de gemeenteraad, namelijk voor kandidaten op de kandidatenlijsten die niet tot raadslid zijn gekozen. De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat het raadsbesluit moet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge de Awb geen bezwaar en beroep mogelijk is. Daarom heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard om de zaak te behandelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 15/3203

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 september 2015 in de zaak tussen

de vereniging Roodgewoon, te Hoogezand-Sappemeer, verzoekster(gemachtigde: mr. S.T. Dieters)

en

de gemeenteraad van Hoogezand-Sappemeer, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bij brief van 24 augustus 2015 verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening hangende het gemaakte bezwaar tegen verweerders besluit van 29 juni 2015.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2.1
Bij raadsbesluit van 29 juni 2015 heeft verweerder de Verordening op de raadscommissies 2011 van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (hierna: de verordening) gewijzigd. De gewijzigde tekst is na publicatie in de Regiokrant op 8 juli 2015 van kracht geworden op 9 juli 2015.
2.2
Voorheen luidde artikel 4a, tweede lid van de verordening als volgt.
Fractievertegenwoordigers kunnen uitsluitend personen zijn:
a. wier namen voorkomen op de geldig verklaarde kandidatenlijst van de betreffende partij voor de laatstgehouden raadsverkiezingen;
b. die de fractie van die partij vertegenwoordigen;
c. die als raadslid benoembaar zijn.
2.3
Het nieuwe artikellid luidt als volgt.
Tot fractievertegenwoordigers kunnen uitsluitend personen benoemd worden:
a. wier namen voorkomen op de geldig verklaarde kandidatenlijst van de betreffende partij voor de laatstgehouden verkiezingen;
b. die de fractie van die partij al dan niet onder dezelfde naam of een daarvan afgesplitste fractie vertegenwoordigen;
c. die als raadslid benoembaar zijn en nog geen fractie vertegenwoordigen.
3.1
Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift primair op het standpunt dat het raadsbesluit tot wijziging van de verordening geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Om die reden is beroep volgens verweerder niet mogelijk; de artikelen 8:1 juncto 7:1 van de Awb bepalen namelijk dat alleen beroep en bezwaar mogelijk is tegen besluiten.
Volgens verweerder heeft de wijziging geen (extern) rechtsgevolg en is deze daarom geen rechtshandeling. De (wijziging van de) verordening is uitsluitend intern gericht en regelt de gang van zaken in de raadscommissie, aldus verweerder.
3.2
Subsidiair voert verweerder aan dat het gaat om een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge de artikelen 8:3, eerste lid, aanhef en onder a juncto 7:1 Awb geen bezwaar en beroep mogelijk is.
4. Verzoekster is van mening dat het wel degelijk een besluit betreft in de zin van art. 1:3 Awb, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.
5. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van de bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep.
Ingevolge artikel 7:1, tweede lid kan tegen de beslissing op het bezwaar beroep worden ingesteld met toepassing van de voorschriften die gelden voor het instellen van beroep tegen het besluit waartegen bezwaar is gemaakt.
Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
6.1
Anders dan verweerder primair stelt, is het raadsbesluit van 29 juni 2015 tot wijziging van artikel 4a, tweede lid van de verordening naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb.
Aan de orde is hier het begrip rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die enig rechtsgevolg beoogt, dat wil zeggen dat zij gericht is op het teweegbrengen van een verandering in het geheel van de rechten, aanspraken, bevoegdheden en verplichtingen van één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen.
Blijkens de memorie van toelichting op artikel 1:3 van de Awb (
Kamerstukken II1988/89, 21221, 3, p. 38) moet het niet alleen gaan om een door het bestuursorgaan beoogd rechtsgevolg, maar ook om een extern rechtsgevolg: er moeten rechtsgevolgen ontstaan in de verhouding tussen het bestuursorgaan – in dit geval de gemeenteraad – en een of meer anderen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter beoogt het raadsbesluit rechtsgevolgen voor personen buiten de gemeenteraad in het leven te roepen, te weten voor die personen wier namen voorkomen op de kandidatenlijsten, maar die niet tot raadslid zijn gekozen.
6.2
Vervolgens komt aan de orde of het raadsbesluit van 29 juni 2015 een algemeen verbindend voorschrift is, waartegen bezwaar en beroep niet openstaat.
Een algemeen verbindend voorschrift is een regel die algemeen is naar plaats, tijd en persoon, voor herhaalde toepassing vatbaar is, een zelfstandige norm bevat, de geadresseerde burgers bindt en is vastgesteld krachtens een daartoe strekkende bevoegdheid die is ontleend aan de Grondwet of een wet in formele zin.
Het gaat hier om een raadsbesluit tot wijziging van een gemeentelijke verordening. De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen (en wijzigen) van verordeningen is geregeld in artikel 127 van de Grondwet en artikel 147 van de Gemeentewet. Het gewijzigde artikel geldt voor huidige en toekomstige partijen die fractievertegenwoordigers willen kiezen en leent zich dus voor herhaalde toepassing. Verder is het artikel algemeen naar plaats, tijd en persoon, bevat het een zelfstandige normstelling en bindt het de geadresseerden (namelijk raadsleden, commissieleden, kandidaat-fractievertegenwoordigers en kiezers).
Het raadsbesluit van 29 juni 2015 moet daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter als algemeen verbindend voorschrift worden aangemerkt.
7. Gezien de artikelen 8:3, eerste lid, aanhef en onder a juncto 7:1 van de Awb is geen bezwaar en beroep mogelijk tegen een algemeen verbindend voorschrift.
De voorzieningenrechter is daarom kennelijk onbevoegd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van T. Floor, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.