ECLI:NL:RBNNE:2015:4235

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
18.820221-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging door middel van braak en beschadiging tot een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren

Op 7 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging en beschadiging van goederen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres, was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De zaak was voortgekomen uit een inbraak die plaatsvond tussen 11 en 13 juni 2015 in Hoogezand-Sappemeer, waarbij de verdachte samen met anderen goederen had weggenomen uit een woning. De ten laste gelegde goederen omvatten onder andere kleding, een telefoon, en een koffiezetapparaat, die toebehoorden aan een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning had verschaft door middel van braak.

Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van een tv-console, toebehorende aan de Politie Noord-Nederland, op 19 juni 2015. De officier van justitie heeft betoogd dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de inbraak, stellende dat de verklaringen van medeverdachten ongeloofwaardig waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de inbraak. De verdachte werd schuldig bevonden aan beide feiten en de rechtbank legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, gezien de recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een veelpleger was met een lange justitiële geschiedenis en dat eerdere hulpverleningstrajecten niet tot gedragsverandering hadden geleid. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet duidelijk was welke schade was geleden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/820221-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
7 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] aan de [woonadres] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 11 t/m 13 juni 2015 te [pleegplaats 1] , gemeente
Hoogezand-Sappemeer,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, perceel
[adres] ,
heeft weggenomen
een hoeveelheid goederen, waaronder kleding, kinderkleding, een telefoon, een
modem, een koffiezetapparaat, een gouden oorknopje, computerspellen, een DVD
en een set haarkrullers, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk
een tv console en/of een kozijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt.
Feit uit gevoegde zaak met parketnummer 18-820259-15
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de verklaringen van [medeverdachte] en [naam 1] , maar ook van de moeder van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd. Aan het onderzoek naar zijn Facebookaccount heeft verdachte niet willen meewerken terwijl hem dat had kunnen vrijpleiten. Dat weegt de officier van justitie in het nadeel van verdachte.
Op grond van de bekentenis van verdachte dat hij de console van de televisie in zijn cel heeft beschadigd kan dat deel van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte] en [naam 1] ongeloofwaardig zijn en duidelijk op elkaar zijn afgestemd met het doel om verdachte erbij te lappen. Op grond hiervan is er weliswaar wettig bewijs, maar kan de rechtbank niet tot de overtuiging komen dat verdachte de ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd omdat er ook een ander scenario mogelijk is.
Op grond van de bekentenis van verdachte dat hij de console van de televisie in zijn cel heeft beschadigd kan dat deel van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend worden bewezen. Van het overige dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 1 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juni 2015, opgenomen op p. 101 e.v. van dossier nummer PL0100-2015169857 d.d. 23 juni 2015 van de Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Wij hebben de woning aan de [adres] te [pleegplaats 1] op 9 juni 2015 afgesloten en onbeschadigd achtergelaten. Vanochtend werd ik gebeld door de politie dat er in ons huis was ingebroken. Hierop zijn we naar ons huis gegaan en zagen dat er allemaal kapot glas op de vloer lag, maar dat er al wel nieuw glas in de voordeur zat. Er waren diverse dingen weggenomen zoals bijvoorbeeld kleding, kinderkleding, vaste zwarte telefoon merk Motorola, zwarte modem merk Ubee, zwart koffiezetapparaat merk OK, zilverkleurige magnetron merk Etna, router, een gouden oorknopje in de vorm van een beertje merk Tous, rieten mand met daarin computerspellen, DVD van "sex and the city", een set haarkrullers merk Carmen en nog wat losse dingen.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juni 2015, opgenomen op p. 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Afgelopen donderdag (de rechtbank begrijpt: donderdag 11 juni 2015) waren we met zijn drieën. Tussen 23.00 en 23.30 uur ging [naam 2] weg. Toen bleven [verdachte] en ik over. De overburen kwamen ter sprake en we hadden het erover om daar binnen te gaan kijken. [verdachte] heeft een stuk steen van mijn balkon gepakt. Hij deed er een handdoek omheen. Omdat het dan minder lawaai maakte en hij dan minder kans op verwondingen heeft. Hij had de steen met de handdoek in zijn hand en maakte een zwaaiende beweging tegen het onderste raam van de voordeur. Ik ben als eerste door het gat gekropen. Direct daarna kwam [verdachte] op dezelfde wijze de woning binnen. Hij bleef het huis doorzoeken. Toen hij terug kwam in mijn woning had hij een aantal spullen bij zich, onder andere een telefoon. Hij zei dat hij de spullen buiten op de galerij neer zou zetten en ik zou het naar mijn woning binnenbrengen. Zo ging het.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juni 2015, opgenomen op p. 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 1] , zakelijk weergegeven:
Ik ben vrijdagmiddag bij [medeverdachte] langs gegaan. Toen ik daar was zag ik dat die ruit van de deur tegenover de deur van [medeverdachte] kapot was. Ik hoorde [medeverdachte] en [verdachte] kibbelen over spullen die ze hadden gestolen. Ik zag in hun kamer allemaal spullen liggen. Ik heb [medeverdachte] en [verdachte] horen zeggen dat ze dat uit de woning van de buren hadden gestolen.
Op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte de onder 1 ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd. Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte] en [naam 1] betrouwbaar nu zij zichzelf daarmee tevens belasten. Dat deze medeverdachte en getuige verdachte de inbraak "in de schoenen willen schuiven" is op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
feit 2
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 2 (voor zover dat feit ziet op beschadiging van de tv console) de volgende bewijsmiddelen toe met in achtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 24 augustus 2015 afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2015, opgenomen op p. 3 e.v. van een dossier nr. PL0100-2015174957 d.d. 30 juni 2015, inhoudende de verklaring van [naam 3] namens de Politie Noord-Nederland.
Voor zover onder 2 ook de beschadiging van een kozijn is ten laste gelegd zal verdachte bij gebrek aan bewijs daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in het tijdvak van 11 t/m 13 juni 2015 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, perceel
[adres] , heeft weggenomen een hoeveelheid goederen, waaronder kleding, kinderkleding, een telefoon, een modem, een koffiezetapparaat, een gouden oorknopje, computerspellen, een DVD en een set haarkrullers, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 19 juni 2015 te [pleegplaats 3] opzettelijk en wederrechtelijk een tv console, toebehorende aan Politie Noord-Nederland, heeft beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht - medeplegen van diefstal met braak en beschadiging - gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelstelmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de veroordelingen van verdachte in de afgelopen jaren hem er kennelijk niet van hebben kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 7 augustus 2015 en de door de reclasseringswerker ter zitting gegeven toelichting daarop blijkt dat diverse eerder ingezette hulpverleningstrajecten niet hebben geleid tot gedragsverandering bij verdachte.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan en met de reclassering is de officier van justitie van mening dat er geen andere optie overblijft dan verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders, teneinde de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, aangezien hij voor vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleit, aangevoerd dat een beschadiging een te licht strafbaar feit is om tot oplegging van de ISD-maatregel te komen. De rechtbank dient een andere straf op te leggen waarbij aftrek van voorarrest dient te worden toegepast.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf - in casu een maatregel - heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is een 29-jarige man die reeds vele malen veroordeeld is ter zake van - met name - vermogensdelicten. Verdachte heeft een uitgebreide justitiële documentatie opgebouwd.
Ook nu weer heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waaronder het medeplegen van een woning inbraak. Dit feit bezorgt de samenleving als geheel, en degene die hiervan slachtoffer worden in het bijzonder, ernstige overlast.
De reclassering heeft in het reclasseringsadvies d.d. 7 augustus 2015 gerapporteerd dat verdachte een veelpleger is en geruime tijd ernstige problemen op vrijwel alle leefgebieden heeft. Zo is verdachte al meerdere jaren dakloos, heeft hij hoge schulden, is hij verslaafd aan soft- en harddrugs en functioneert hij op licht verstandelijk beperkt niveau. Verdachte heeft een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis hetgeen tot op heden niet geleid heeft tot verandering van zijn gedrag. Gebleken is dat alle behandelopties en strafmodaliteiten benut zijn zonder enig positief effect op het recidiverisico. Dit risico blijft onverminderd hoog. Bovendien heeft verdachte nog steeds nauwelijks inzicht in de gevolgen van zijn delictgedrag en de mate van onmacht om hierin verandering aan te brengen, zonder interventies van buitenaf, lijkt groot te zijn. Gelet op vorenstaande adviseert de reclassering om aan verdachte, indien hij schuldig wordt bevonden, de ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank kan de reclassering volgen in de door haar gegeven onderbouwing van het advies. Verdachte is weliswaar ervan overtuigd dat hij ook zonder hulp van anderen zich staande zal kunnen houden en niet meer met justitie in aanraking zal komen, maar het verleden heeft uitgewezen dat hij zelf niet in staat is de leefgebieden waarop hij problemen ervaart te stabiliseren en een delict vrij leven op te bouwen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte na het vrijkomen uit detentie, als hij op zichzelf is aangewezen, in zijn oude ritme zal vervallen en binnen afzienbare tijd weer strafbare feiten zal plegen. Zowel voor verdachte als voor de maatschappij is het van groot belang dat dit uitzichtloze patroon wordt doorbroken.
Gezien voorgaande acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel geboden. Aan alle overige eisen die artikel 38m, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht stelt voor het kunnen opleggen van deze maatregel is ook voldaan: de door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en de veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel. Indien verdachte daadwerkelijk zijn leven op orde wil krijgen, zal hij de mogelijkheden kunnen benutten die de ISD-maatregel daartoe kan bieden. Teneinde de maatschappij zo lang mogelijk te beschermen tegen verdachtes overlast veroorzakende strafbare gedrag en verdachte voldoende ruimte te bieden om, als hij dat wil, zich te laten behandelen, zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de duur van 2 jaren.
De rechtbank zal om de dezelfde reden, anders dan door de raadsman is voorgesteld, noch overgaan tot het aftrekken van voorarrest, noch op dit moment al beslissen tot een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)

Politie Noord Nederland heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 320,35 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering deels zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel nu maar voor een deel van de tenlastelegging een bewezenverklaring kan volgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen, aangezien aan de formele vereisten van de vordering niet is voldaan. Allereerst is de vordering ingediend door de regiopolitie Noord-Nederland, die thans niet meer bestaat. Daarnaast is de bijgevoegde machtiging door een voor hem onbekende korpschef afgegeven voor bestuursrechtelijke procedures. Als deze machtiging al is afgegeven door de juiste persoon dan is deze nog niet bedoeld te gelden voor voeging in het strafproces.
Mocht de rechtbank de vordering toch ontvankelijk achten dan is de raadsman van mening dat de nota die is bijgevoegd niet duidelijk genoeg is om aan de bewezenverklaring te koppelen nu er niet op staat in welke cel de schade is hersteld, maar ook niet welke schade is hersteld.
Beoordeling
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat niet duidelijk is welk onderdeel van de politie schade heeft geleden als gevolg van feit 2 en dat de machtiging hoe dan ook niet ziet op voeging in een strafprocedure. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Jongsma, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en M. Haisma, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2015.
Mr. Voncken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.