ECLI:NL:RBNNE:2015:4221

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
4 september 2015
Zaaknummer
C17/142899./KG RK 15-320
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek wegens schijn van vooringenomenheid van de rechter

Op 4 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, een wrakingsverzoek toegewezen. Het verzoek was ingediend door [A] tegen mr. J.E. Biesma, rechter in de afdeling privaatrecht. De wraking volgde op beschuldigingen die mr. Biesma had geuit naar aanleiding van een eerdere comparitie op 22 juni 2015, waarbij [A] zich benadeeld voelde door de opmerkingen van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de beschuldigingen van mr. Biesma de schijn van vooringenomenheid wekten, wat leidde tot de toewijzing van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer benadrukte dat de objectieve vrees voor partijdigheid van de rechter gerechtvaardigd was, en dat het vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter essentieel is voor de rechtsgang. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek van 26 augustus 2015 niet meer besproken hoefde te worden, aangezien het reeds was afgedaan met de toewijzing van het eerdere verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/142899 / KG RK 15/320
Beslissing van 4 september 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[A],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [A] ,
bijgestaan door [B] ,
tot wraking van
mr. J.E. Biesma(hierna te noemen mr. Biesma), rechter in de afdeling privaatrecht van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Bij de afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden, is een civiele zaak aanhangig, onder nummer 3749025 CV EXPL 15-236. Het betreft een zaak tussen [D] . (hierna verder te noemen: [D] ) als eisende partij en [A] , handelend onder de naam [C] , als gedaagde partij. In deze zaak heeft op 22 juni 2015 een comparitie van partijen plaatsgevonden, ten overstaan van mr. Biesma. Na sluiting van de comparitie heeft
mr. Biesma de zaak voor vonnis verwezen naar de rolzitting van 21 juli 2015.
1.2
Naar aanleiding van de comparitie van 22 juni 2015 heeft [A] mr. Biesma bij brief van 26 juni 2015 gewraakt. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder nummer C/17/142588 / KG RK 15/294. In reactie op dit wrakingsverzoek heeft mr. Biesma de wrakingskamer laten weten dat hij niet berust in de wraking. Hij heeft schriftelijk verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 6 juli 2015.
1.3
Naar aanleiding van het verweer van mr. Biesma tegen het wrakingsverzoek van
26 juni 2015 heeft [A] bij brief van 7 juli 2015 het onderhavige wrakingsverzoek tegen
mr. Biesma ingediend. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder nummer C/17/142899 / KG RK 15/320. In reactie op dit wrakingsverzoek heeft mr. Biesma de wrakingskamer laten weten dat hij niet berust in de wraking en hij heeft schriftelijk verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.
1.4
Bij beslissing van 14 juli 2015 heeft de wrakingskamer (in een andere samenstelling dan de kamer die het onderhavige wrakingsverzoek behandelt) het wrakingsverzoek van
26 juni 2015 afgewezen.
1.5
Naar aanleiding van het verweer van mr. Biesma tegen het onderhavige wrakingsverzoek heeft [A] bij brief van 26 augustus 2015 mr. Biesma opnieuw (voor de derde keer) gewraakt.
1.6
Het onderhavige wrakingsverzoek is behandeld ter zitting op 31 augustus 2015. Daarbij is [A] verschenen, bijgestaan door [B] . Mr. Biesma is met kennisgeving niet verschenen. [D] is evenmin verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het schriftelijke verweer van mr. Biesma tegen het eerste wrakingsverzoek van
26 juni 2015 heeft [A] er toe bewogen het onderhavige wrakingsverzoek in te dienen. In dit verweerschrift, voor zover hier van belang, heeft mr. Biesma het volgende aangegeven:
"Niet voor het eerst probeert [A] enige tijd na een comparitie waarin een voorlopig oordeel is
gegeven via een wrakingsverzoek na te pleiten. Daarbij bedient hij zich van onwaarheden: er is ter
zitting geen wrakingsverzoek ingediend. Ik durf dit met enige stelligheid te zeggen juist omdat het
klagen en wraken tot het arsenaal van [A] behoort, en er dan ook enige alertheid is ten aanzien
van dergelijke kwesties."
[A] stelt zich op het standpunt dat deze opmerkingen blijk geven van vooringenomenheid van mr. Biesma jegens hem, [B] en hun praktijk. [A] bestrijdt dat hij zich van onwaarheden bedient. Als moet worden aangenomen dat
mr. Biesma hierbij het oog heeft gehad op de in zijn visie onware verklaring zijdens [A] dat reeds tijdens de comparitiezitting op 22 juni 2015 een wrakingsverzoek is ingediend, betreft het dus maar één onwaarheid en geen onwaarheden. [A] bestrijdt verder dat hij veelvuldig wrakingsverzoeken indient. Tot op heden is maar één keer een wrakingsverzoek ingediend, een paar jaar geleden. Dit verzoek was overigens ook gericht tegen mr. Biesma. Wat hier ook van zij, het staat een persoon vrij zo vaak als die persoon het noodzakelijk acht om klachten en/of wrakingsverzoeken in te dienen, aldus [A] .
2.2
Mr. Biesma stelt zich op het standpunt dat [A] niet kan worden ontvangen in het onderhavige wrakingsverzoek. Dit wrakingsverzoek houdt namelijk verband met het verweer tegen het wrakingsverzoek van 26 juni 2015. De gronden van dat verzoek zijn reeds besproken, gewogen en verworpen tijdens de mondelinge behandeling van dat wrakingsverzoek op 6 juli 2015.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer volgt mr. Biesma niet in zijn stelling dat [A] niet kan worden ontvangen in het onderhavige wrakingsverzoek. De grond voor het wrakingsverzoek van 26 juni 2015 was -kort gezegd- de wijze waarop mr. Biesma op 22 juni 2015 de comparitiezitting had geleid en de wijze waarop hij invulling had gegeven aan zijn rol als comparitierechter. De wrakingskamer heeft zich hierover uitgelaten bij beslissing van 14 juli 2015, in het licht van hetgeen [A] daaromtrent heeft gesteld. Daarnaast heeft de wrakingskamer nog een overweging gewijd aan niet onderbouwde beschuldigingen van [A] aan het adres van mr. Biesma (rechtsoverweging 3.5). De wrakingskamer heeft in de beslissing van 14 juli 2015 echter geen oordeel geveld over de door mr. Biesma in zijn verweerschrift gebezigde bewoordingen en in hoeverre die bewoordingen een wrakingsverzoek rechtvaardigen. Niet gezegd kan dus worden dat de grondslag van het onderhavige wrakingsverzoek destijds, in het kader van de beoordeling van het wrakingsverzoek van 26 juni 2015, is besproken, gewogen en verworpen door de wrakingskamer, zoals door mr. Biesma is gesteld. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek derhalve inhoudelijk beoordelen.
3.2
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de concrete invulling van de norm voor wraking wordt veelal aansluiting gezocht bij de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ter zake van onpartijdigheid. In deze rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve onpartijdigheid. Subjectieve onpartijdigheid ziet op de vraag of de persoonlijke overtuiging van een rechter bevooroordeeld is, terwijl objectieve onpartijdigheid ziet op feiten en omstandigheden die vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter rechtvaardigen. Uitgangspunt is dat van een rechter wordt vermoed dat hij uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig is, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. De vrees voor subjectieve partijdigheid van de rechter moet wel objectief gerechtvaardigd zijn. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
3.3
In zijn verweer tegen het wrakingsverzoek van 26 juni 2015 heeft mr. Biesma [A] er van beschuldigd dat hij zich bedient van onwaarheden door te beweren dat tijdens de comparitie op 22 juni 2015 al een wrakingsverzoek is ingediend. Daarnaast heeft
mr. Biesma [A] er van beschuldigd dat hij veelvuldig klachten en wrakingsverzoeken indient. Ter zitting heeft [A] beide beschuldigingen gemotiveerd weersproken. Zo heeft [A] onder meer gesteld dat hij slechts één keer een wrakingsverzoek heeft ingediend, overigens tegen mr. Biesma. Verder heeft hij opgemerkt dat, als al aangenomen moet worden dat de verklaring dat tijdens de comparitie op 22 juni 2015 een wrakingsverzoek is ingediend in strijd is met de waarheid, slechts sprake is van één onwaarheid.
3.4
De wrakingskamer laat in het midden of de beschuldigingen van mr. Biesma aan het adres van [A] (geheel of gedeeltelijk) juist zijn of niet. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek is in beginsel ook niet relevant of de aan het adres van [A] geuite beschuldigingen feitelijk juist zijn of niet. Beoordeeld dient te worden of, naar objectieve maatstaven gemeten, vanwege de door mr. Biesma aan het adres van [A] geuite beschuldigingen, al dan niet terecht, bij laatstgenoemde de indruk heeft kunnen ontstaan dat mr. Biesma niet geheel onbevooroordeeld is ten aanzien van [A] in de in rechtsoverweging 1.1 omschreven procedure. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiervan sprake. Met het uiten van de beschuldiging dat klagen en wraken tot het arsenaal van [A] behoort en dat dit tot gevolg heeft dat bij mr. Biesma sprake is van enige alertheid ten aanzien van deze kwesties, heeft mr. Biesma de schijn van vooringenomenheid jegens [A] gewekt.
Voornoemde beschuldigingen in onderlinge samenhang bezien brengen naar het oordeel van de wrakingskamer mee dat de vrees van [A] voor partijdigheid van mr. Biesma objectief is gerechtvaardigd. Het wrakingsverzoek zal derhalve worden toegewezen.
3.5
Bij deze stand van zaken behoeft het wrakingsverzoek van 26 augustus 2015 geen bespreking en zal dit verzoek verder als afgedaan worden beschouwd.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1
wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A. Werkema, voorzitter, en mr. M. Brinksma en mr. Th.A. Wiersma als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.R. Leegsma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2015.
griffier voorzitter