ECLI:NL:RBNNE:2015:4204

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
4 september 2015
Zaaknummer
18.676012-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en deelname aan een criminele organisatie met zwart geld naar Zwitserland

Op 4 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een verdachte veroordeeld voor witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de jaren 2011 en 2012 meerdere keren zwart geld naar Zwitserland heeft vervoerd. Dit gebeurde in het kader van een crimineel samenwerkingsverband dat zich jarenlang schuldig maakte aan belastingfraude en valsheid in geschrifte. De rechtbank hield rekening met de relatief beperkte rol van de verdachte, zijn leeftijd en gezondheid, en legde een werkstraf en een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op.

De tenlastelegging omvatte onder andere valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij het verbergen van de herkomst van aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op meerdere momenten bewust en in vereniging met anderen van misdrijf afkomstige geldbedragen naar Zwitserland heeft vervoerd. De rol van de verdachte binnen de criminele organisatie werd als ondersteunend beschouwd, waarbij hij als koerier fungeerde.

De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlasteleggingen wettig en overtuigend, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De strafmaat werd gemotiveerd door de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank besloot tot teruggave van de in beslag genomen personenauto aan de verdachte, omdat niet was gebleken dat hij persoonlijk voordeel had genoten van de geldtransporten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Sector Strafrecht
Parketnummer: 18/676012-12
datum uitspraak: 4 september 2015
op tegenspraak
raadsman: mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
VONNIS van de rechtbank te Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende te locatie Groningen in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 april 2014, 16 maart 2015 en 19, 22, 26, 27 en 28 mei 2015 en 27 augustus 2015.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(artikel 420 ter Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari
2008 tot en net 30 januari 2013 althans op of omstreeks 24 maart 2011 en/of
op of omstreeks 14 juli 2011 en/of op of omstreeks 20 juni 2012 tot en met 22
juni 2012 en/of op of omstreeks 26 september 2012 tot en met 28 september 2012
en/of op of omstreeks 7 november 2012 tot en met 9 november 2012 te [pleegplaats 1]
en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of [pleegplaats 4] en/of [pleegplaats 5] en/of [pleegplaats 6]
en/of elders in Nederland en/of [pleegplaats 7] en/of [pleegplaats 8] , althans in Zwitserland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke personen en/of
rechtspersonen,
meermalen, althans eenmaal,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/
hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) van een of meer
hieronderstaande voorwerpen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of verplaatsing verhuld,
en/of
voorhanden gehad en/of overgedragen,
te weten:
(een) contant(e ) gro(o)t( e) geldbedrag(en) van om en nabij 500.000 euro,
althans 50.000 euro, althans een aanzienlijk geldbedrag,
immers heeft hij, verdachte, dit/deze geldbedrag(en) telkens naar Zwitserland
gebracht en afgegeven aan [adres 1] te [pleegplaats 7] ,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
(artikel 140 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 januari 2013
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 4] en/of [pleegplaats 5] en/of [pleegplaats 3]
en/of [pleegplaats 6] , althans in Nederland en/of te [pleegplaats 7] en/of [pleegplaats 8] , althans in
Zwitserland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande (onder meer) uit [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 5] en/of [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [naam bedrijf] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- valsheid in geschrifte zoals bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht;
en/of
- gewoonte witwassen en/of witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) art
420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht; en/of
- het opzettelijk niet doen van een juiste aangifte omzetbelasting en/of
vennootschapsbelasting, zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van de Algemene
wet inzake Rijksbelastingen;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en de inbeslaggenomen personenauto verbeurd zal verklaren.

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft – kort samengevat – betoogd dat om verschillende redenen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] betrokken is geweest bij het witwassen van zwart geld en derhalve evenmin dat hij deel zou hebben genomen aan een criminele organisatie.
Bij de bespreking van de bewijsverweren neemt de rechtbank in aanmerking hetgeen naar haar oordeel op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan met betrekking tot de werkwijze bij [naam bedrijf] .
Omzet [1]
In de diverse clubs van [naam bedrijf] werd de omzet per dagdeel (voornamelijk contante inkomsten uit de verhuur van kamers aan prostituees en de verkoop van drank, alsmede de vergoedingen die prostituees betalen voor het overnachten op de club en de aanschaf van condooms) bijgehouden door de managers. Aan het eind van de week werden de dagopbrengsten door hen in een handgeschreven weekoverzicht gezet. Enkele managers noteerden de omzet van de club (ook) wekelijks in een agenda. Per week werden de dag- en weekoverzichten, samen met het contante geld, de creditcardslips en de pinbonnen in een envelop gedaan.
De managers mochten per werkdag 25% van de omzet houden. Zij haalden dat bedrag uit de contante inkomsten. Het contractueel afgesproken netto minimumloon dat ze (per bank) al hadden ontvangen, dienden ze hiermee te verrekenen. Veelal gebeurde dat door aan het eind van de maand het per bank uitbetaalde loon contant terug te storten in de enveloppen.
De enveloppen met daarin de contante omzet werden wekelijks bij de clubs opgehaald, meestal door de [verdachte] , maar ook wel door [medeverdachte 2] of [medeverdachte 5] . De enveloppen werden vervolgens doorgaans naar [medeverdachte 5] , en soms, bij afwezigheid van [medeverdachte 5] , naar [medeverdachte 2] of [medeverdachte 4] gebracht.
Dubbele boekhouding [2]
Door [medeverdachte 5] (of, bij afwezigheid van [medeverdachte 5] , door [medeverdachte 2] ) werden de weekomzetten van de clubs overgeschreven op een kladbriefje. Het opgehaalde geld werd dan per club door hem opgeteld en in een andere kolom op hetzelfde kladbriefje genoteerd. Op de achterzijde werd de verdeling van de opbrengsten per soort eurobiljet, creditcardslips en pinopbrengsten aangegeven.
Vervolgens halveerde [medeverdachte 5] (of in diens afwezigheid, [medeverdachte 2] ) de weekomzetten en zette hij het resulterende bedrag om in een op 1 decimaal afgerond getal (zodat bijvoorbeeld een weekomzet van € 4.625,-- werd omgezet in 2.3 en een weekomzet van € 5.718,-- in 2.8). Deze getallen werden vervolgens per club telefonisch (veelal per voicemail of per sms-bericht) doorgegeven aan [medeverdachte 1] , later ook wel aan [medeverdachte 2] .
De doorgegeven, gehalveerde, omzetten werden door [medeverdachte 1] met de hand genoteerd op een briefje, waarbij overigens in veel gevallen het bedrag eerst nog een tweede keer werd verlaagd. Daarna maakte [medeverdachte 5] op basis van deze briefjes “nieuwe” dagoverzichten op, op soortgelijke blokken als daarvoor in de clubs werden gebruikt. Deze dagoverzichten werden samengevoegd tot weekbundels, met de handgeschreven briefjes van [medeverdachte 1] als voorblad, waarna [medeverdachte 5] de herschreven weektotalen digitaal wegzette op zijn externe harde schijf.
Uit een vergelijking tussen de weekcijfers zoals die blijken uit de in beslag genomen agenda’s (waarin de werkelijke weekomzet stond genoteerd), de onder [medeverdachte 5] in beslag genomen versies van de administratie en de “officiële” boekhouding zoals die bij [persoon 1] is aangetroffen blijkt dat tot bijna 65% van de werkelijke omzet buiten de boeken werd gehouden.
Het in de boekhouding te verantwoorden deel van de omzet werd door [medeverdachte 5] gestort op de bankrekening van [naam bedrijf] . Het niet-verantwoorde deel van het bij de clubs opgehaalde contante geld, alsmede de oorspronkelijke door de managers opgemaakte weekomzetten, werd door [medeverdachte 5] , en in voorkomende gevallen door [medeverdachte 2] , naar de woning van [medeverdachte 4] aan de [adres 2] in [pleegplaats 3] gebracht. Het contante geld bracht [medeverdachte 4] naar een safeloket bij de Rabobank te [pleegplaats 3] . De oorspronkelijke administratie verbrandde zij in haar open haard.
De door [medeverdachte 5] samengestelde weekbundels en de door [medeverdachte 4] opgemaakte kasboeken (met daarin het te verantwoorden deel van de omzet) werden vervolgens overgedragen aan de boekhouder [persoon 1] , die aan de hand van deze (fictieve) gegevens de belastingaangiftes van [naam bedrijf] verzorgde.
Tussenconclusie
Op grond van al het voorgaande kan als vaststaand worden aangenomen dat een deel van de omzet van de clubs buiten de boekhouding werd gehouden. Het overgebleven deel bleef door de hierboven beschreven vervalsing van de relevante administratieve bescheiden buiten het zicht van iedereen behalve de betrokken verdachten. Het buiten de boekhouding gehouden deel van de omzet kan dan ook (vanaf dat moment) worden aangemerkt als geld dat afkomstig is uit misdrijf, namelijk de gepleegde valsheid in geschrifte. De stelling van de verdediging dat pas sprake zou kunnen zijn van zwart geld op het moment dat dit geld niet of niet geheel bij de belastingaangifte van [naam bedrijf] werd opgegeven, deelt de rechtbank derhalve niet.
Reizen naar Zwitserland [3]
[verdachte] heeft verklaard dat hij vier of vijf keer in opdracht van [medeverdachte 1] naar [pleegplaats 7] in Zwitserland is gereden om daar een pakket af te leveren bij het kantoor van [medeverdachte 3] . In het dossier zijn een drietal reisbewegingen (in de maanden juni, september en november 2012) geobserveerd en nader onderzocht. Uit die observaties en dat onderzoek blijkt het volgende.
In alle drie de onderzochte gevallen onderhield [verdachte] voorafgaand aan zijn vertrek naar Zwitserland telefonisch contact met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] of [medeverdachte 1] , waarbij werd afgesproken op welke dag en op welk tijdstip hij langs zou komen bij de woning van [medeverdachte 4] in [pleegplaats 3] . Uit de observaties blijkt dat [verdachte] op het afgesproken dag en tijdstip inderdaad bij [medeverdachte 4] langsreed. Verder blijkt uit de door de politie onderzochte administratie met betrekking tot het safeloket van de Rabobank in [pleegplaats 3] , waar, zoals hierboven is beschreven, in ieder geval een deel van de buiten de boeken gehouden contante omzet door [medeverdachte 4] werd bewaard, dat zij elke keer voorafgaand aan het bezoek van [verdachte] naar het safeloket toeging en iets ophaalde.
In de woning van [medeverdachte 4] ontving [verdachte] , zo heeft hij zelf ook erkend, van haar het pakket dat hij naar [pleegplaats 7] diende te vervoeren. Gelet op het hierboven weergegeven samenstel van feiten en omstandigheden, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat dit pakket het zwarte geld uit het safeloket bevatte. Na ontvangst van het pakket reed [verdachte] daarmee naar [pleegplaats 7] en leverde hij dit af ten kantore van [medeverdachte 3] .
Naar het oordeel van de rechtbank staat aldus buiten redelijke twijfel vast dat [verdachte] van misdrijf afkomstig geld naar Zwitserland vervoerde. Dat er mogelijk ook door anderen of via andere routes geld naar [medeverdachte 3] werd gebracht, zoals de verdediging heeft betoogd, kan op grond van de bevindingen van de politie zeker niet worden uitgesloten, maar doet aan de conclusie dat [verdachte] in ieder geval een deel van de buiten de boeken gehouden omzet naar Zwitserland heeft meegenomen niet af. Anders dan de verdediging heeft gesteld, acht de rechtbank het derhalve niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar alternatieve geldstromen, bijvoorbeeld via de Britse Maagdeneilanden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, zo al zou moeten worden aangenomen dat er van misdrijf afkomstig geld zat in de pakketten die [verdachte] naar Zwitserland bracht, niet kan worden bewezen dat [verdachte] daarvan op de hoogte was.
De rechtbank acht deze stelling evenwel niet geloofwaardig, gelet op de inhoud van een aantal telefoongesprekken die de politie heeft afgeluisterd, in het bijzonder een gesprek op 26 september 2012 waarin [verdachte] tegen zijn zus zegt dat hij de dag erna naar Zwitserland moet rijden om daar “het zwarte geld” weg te brengen. Deze opmerking sluit naadloos aan bij de bevindingen van de politie, namelijk dat [verdachte] op diezelfde dag een bezoek heeft gebracht aan [medeverdachte 4] , dat [medeverdachte 4] de middag daarvoor iets had opgehaald uit haar safeloket, en dat [verdachte] op 27 september 2012 inderdaad via Duitsland naar Zwitserland is gereden. Dat de opmerking als grap zou zijn bedoeld, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, kan de rechtbank, gelet op deze bevindingen, niet volgen.
Daarnaast kan worden gewezen op een tweede gesprek op 26 september 2012, ditmaal tussen [verdachte] en zijn dochter, waarin [verdachte] , kort na zijn bezoek aan [medeverdachte 4] , opmerkt dat hij “net bij [medeverdachte 4] was geweest en de poen heeft opgehaald”. Ook deze opmerking sluit naadloos aan bij de eerder hierboven beschreven gang van zaken, waarbij [medeverdachte 4] telkens kort voor het bezoek van [verdachte] het safeloket bezoekt waarin het buiten de boekhouding gehouden contante geld werd bewaard.
Ten slotte wijst de rechtbank op een telefoongesprek tussen [verdachte] en zijn zoon op 7 november 2012, waarin [verdachte] – kort na een bezoek aan [medeverdachte 4] – vertelt dat hij weer naar Zwitserland gaat, waarop zijn zoon reageert met de woorden: “Hij zet zeker flink om, die [medeverdachte 1] ”.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] op meerdere momenten bewust en in vereniging met anderen van misdrijf afkomstige geldbedragen naar Zwitserland heeft vervoerd, en dat hij zodoende een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen door van dit geld de werkelijke aard, herkomst en verplaatsing te verhullen, één en ander zoals onder feit 1 is tenlastegelegd.
Criminele organisatie
Uit hetgeen de rechtbank hiervoor in algemene zin heeft overwogen ten aanzien van de werkwijze bij [naam bedrijf] , blijkt genoegzaam dat tussen de in feit 2 genoemde natuurlijke en rechtspersonen op duurzame en structurele wijze werd samengewerkt om een deel van de omzet van de seksclubs die door [naam bedrijf] werden geëxploiteerd buiten de administratie en de belastingheffing te houden. Uit de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen blijkt buiten redelijke twijfel dat deze zwarte omzet, nadat het geld naar [medeverdachte 3] in Zwitserland was gebracht, via een schijnconstructie met een drietal Zwitserse vennootschappen werd witgewassen doordat het geld werd geïnvesteerd in onroerend goed in Nederland dat in gebruik was of kwam bij [naam bedrijf] of (de familie van) verdachte [medeverdachte 1] [4] , of via fictieve leningen aan [naam bedrijf] ten goede kwam. [5] Deze vorm van samenwerking om misdrijven als witwassen, belastingontduiking en valsheid in geschrifte te plegen, kan zonder meer als een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht (Sr) worden beschouwd.
De rol van [verdachte] binnen deze organisatie kan als ondersteunend worden aangemerkt. Zijn taak bestond eruit om als koerier in opdracht van [medeverdachte 1] en in samenwerking met (vooral) [medeverdachte 4] en (in mindere mate) [medeverdachte 5] zwart geld naar [medeverdachte 3] te brengen, die hiermee de activiteiten van de Zwitserse vennootschappen financierde.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de hierboven beschreven criminele organisatie, zoals onder 2 aan hem is tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Resumerend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 januari 2013, in Nederland en in Zwitserland, tezamen en in vereniging met andere natuurlijke personen en rechtspersonen,
meermalen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens- van een of meer hieronderstaande voorwerpen, de werkelijke aard en de herkomst en verplaatsing verhuld, en voorhanden gehad en overgedragen, te weten:
contante geldbedragen,
immers heeft hij, verdachte, deze geldbedragen telkens naar Zwitserland gebracht en afgegeven aan [adres 1] te [pleegplaats 7] , terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat
bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 januari 2013, in Nederland en in
Zwitserland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande (onder meer) uit [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 3] en [naam bedrijf] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- valsheid in geschrifte zoals bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht; en
- gewoonte witwassen zoals bedoeld in de artikelen 420ter en 420bis Wetboek van Strafrecht; en
- het opzettelijk niet doen van een juiste aangifte omzetbelasting en vennootschapsbelasting, zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificatie

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
onder 1:
medeplegen van gewoontewitwassen;
onder 2:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Motivering straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapportage, het uittreksel uit het justitieel documentatieregister waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft meermalen zwart geld vanuit Nederland naar Zwitserland vervoerd en zich zodoende schuldig gemaakt aan witwassen. Hij heeft hiermee een ondersteunende, maar wel belangrijke, rol gespeeld bij een crimineel samenwerkingsverband dat zich jarenlang en op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan belastingontduiking en valsheid in geschrifte.
De rechtbank zal rekening houden met het feit dat verdachte een relatief beperkt aandeel heeft gehad bij de criminele activiteiten van [naam bedrijf] en met zijn persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder zijn leeftijd en slechte gezondheid. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend. Dat betekent dat aan verdachte een werkstraf zal worden opgelegd en een gevangenisstraf gelijk aan het door hem ondergane voorarrest.

Teruggave beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto (Renault Clio 2011, kleur zwart, [kenteken] ) aan hem moet worden teruggegeven. De rechtbank overweegt daarbij dat niet is gebleken dat verdachte persoonlijk voordeel heeft genoten van de geldtransporten naar Zwitserland. Door een verbeurdverklaring van deze aan hem toebehorende personenauto zou verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, onredelijk zwaar worden getroffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen
47 lid 1, 57, 140 lid 1, 402bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeeltde verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen;
- beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht;
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 180 uren;
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
- gelast de teruggave aan [verdachte] , [woonplaats] , van een personenauto, Renault Clio 2011, kleur zwart, [kenteken] .
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J. van Bruggen, voorzitter, C.M.M. Oostdam en
W.S. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van A.E. Tuinstra, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder meer: AH-007-25 (klikbrief Belastingdienst); AH066, AH102, AH128 en OTPV.20120828.GOU (ophalen enveloppen); verklaringen verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 2] ter terechtzitting en V09.03; G10.01, G50.01, G71.01, G72.01, G72.01, G78.01, G82.01 en verhoren [manager 1] en [manager 2] bij de RC (verklaringen managers); diverse taps.
2.Onder meer: AH378 (doorzoeking [persoon 1] ); AH316 (doorzoeking [locatie] ); AH751 (doorzoeking [plaats] ); AH309, AH325, AH357, AH555, AH621, AH638 (NFI-rapport m.b.t. aangetroffen papierresten in de open haard van de woning van [medeverdachte 4] ), AH695, AH709, AH726-002; G73.01, G79.01; verklaring verdachte [medeverdachte 5] bij de RC; diverse taps.
3.AH-007-25 (klikbrief Belastingdienst); verklaring [persoon 2] bij de RC; AH063, AH064, AH107, AH137, AH156, AH515, AH668 en AH668-001; observatieverslagen; diverse taps; verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting.
4.AH004-004, AH005-016, AH005-017, AH005-18, AH005-019, AH007-008, AH13-006, AH16-003, AH029-001, AH029-002, AH530-002, AH530-007, AH530-008, AH530-012, AH531, AH582, AH596, AH631, AH699, AH762, AH763, AH817, AH832-003, AH834, AH835, AH836, AH838-002; G01.01, G80.01, G81.01, G81.02, G87.01, G89.01, G93-01, G95-01, G98.01, G108.01; DCT725; taps; verklaring [medeverdachte 3] tegenover politie [pleegplaats 7] (pvb 20130119.0010, ARVO2).
5.AH004-002, AH004-003, AH007-020, AH762, AH763, AH817, AH832-007, AH832-008, AH832015, AH834, AH835, AH836, taps.