ECLI:NL:RBNNE:2015:4167

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
18.830111-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepkwekerij en illegale elektriciteitsafname

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 in zijn woning te [pleegplaats] een hennepkwekerij te hebben gehad, waarbij hij 225 hennepplanten teelde en elektriciteit illegaal aftapte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, toen zijn woning in brand stond, vrijwillig aan de politie verklaarde dat er een hennepkwekerij op zolder was en dat de stroom illegaal werd afgetapt. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, waarin hij stelde niets van de kwekerij te weten, onaannemelijk. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij en de illegale elektriciteitsafname. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij, [bedrijfsnaam], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.084,76, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830111-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
31 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 augustus 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.C. Westerling-Diderich.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 te
[pleegplaats] , in een pand/perceel gelegen aan de [adres] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet in het kader van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
225 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid hennep, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 te
[pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel gelegen aan de
[adres] ) ongeveer 225 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid
hennep, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 te
[pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijfsnaam] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 te
[pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de
woning [adres] te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een
electriciteitsmeter en/of bij een electriciteitsmeter behorend deksel en/of
zegel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat in de woning van verdachte 225 potten met steenwol en hennepresten, alsmede de benodigdheden voor een hennepkwekerij, zijn aangetroffen. Dit kwam aan het licht toen verdachte, op het moment dat er brand was uitgebroken in zijn woning, uit zichzelf tegenover de politie verklaarde dat zich een hennepkwekerij op zolder bevond en dat de stroom werd afgetapt. De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft gegeven, inhoudende dat hij niets wist van de kwekerij in zijn woning, is volstrekt onaannemelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij in de ten laste gelegde periode niet in zijn woning is geweest en niets wist van de kwekerij. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat de kwekerij in de ten laste gelegde periode actief was. Op het moment van aantreffen was de kwekerij niet actief. Bovendien is niet officieel vastgesteld dat het daadwerkelijk hennep betrof en op de foto's in het dossier is niet te zien dat het om een kwekerij ging. Er is dan ook voldoende twijfel dat er een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning van verdachte aanwezig was in de ten laste gelegde periode, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2013, opgenomen op p. 87 e.v. van dossier nummer 2014021798 d.d. 6 maart 2014 van Politie [plaats] , inhoudende:
Op zondag 6 oktober 2013 omstreeks 16:35 uur ben ik, [verbalisant 1] , naar een woning aan de [adres] gelopen waar rook uit het dak kwam. Ik vroeg de man die ik aangetroffen had in de woning of er iets was waar de brandweer rekening mee moest houden. Hierop deelde hij mede dat op zolder een hennepkwekerij zou zitten. Tevens deelde hij mede dat de stroom voor de kwekerij illegaal werd afgetapt. De man gaf op te zijn [verdachte] .
Nadat de brand was geblust zijn wij, verbalisanten, de woning binnen gegaan. Hierbij troffen wij op de tweede etage van de woning een hennepkwekerij aan. De zolder bestond uit twee ruimtes. Achter een aangebrachte wand was een ruimte waar kennelijk de kwekerij was gevestigd. In de kwekerij werden door ons de restanten van tientallen bij elkaar geplaatste plastic kweekbakjes aangetroffen. In de eerste ruimte op de zolder zagen wij naast de trap 19 vaatjes en/of flessen met voeding staan. Al deze vaatjes waren (nagenoeg) leeg.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2013, opgenomen op p. 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Ik, [verbalisant 2] , ben op 7 oktober 2013 samen met brandspecialisten van de technische recherche het pand aan de [adres] in [pleegplaats] binnen gegaan. Op de overloop van de eerste verdieping bevond zich een vlizotrap die toegang gaf tot de vliering. Ik zag dat er naast de uitgang van de vlizotrap een schutting geplaatst was. In deze schutting was een deur geplaatst via welke je in het afgetimmerde gedeelte waar de brand had gewoed kwam. Het afgetimmerde gedeelte wordt ruimte 2 genoemd. Het gedeelte waar de vlizotrap op uit kwam wordt ruimte 1 genoemd.
In ruimte 1 zag ik recht tegenover de vlizotrap een niet aangesloten koolstoffilter liggen. Ik zag dat dit filter grijs van kleur was, hetgeen er op wijst dat het een gebruikt filter was. Verder lagen er 6 vuilniszakken gevuld met vochtige steenwolblokjes en een grote hoeveelheid plantenresten. Toen de zakken werden geopend kwam er een sterke geur vrij die ik herkende als die van hennep. Ik herkende de in de zakken aanwezige platendelen qua vorm en kleur als delen van hennepplanten. Achter tegen het dakbeschot zag ik een zilverkleurige flexibele buis liggen die was verbonden met een zwartkleurige flexibele buis. Deze was weer verbonden aan een pijpje die door het dak naar buiten stak. Op de zolder waren door de collega's van de noodhulp jerrycans en flessen met groeimiddelen aangetroffen.
In ruimte 2 hingen gelijk rechts naast de toegangsdeur 8 zwartgeblakerde transformatoren. Rechtsonder de transformatoren lagen op de grond de verbrande resten van een tafelventilator. Links naast de toegangsdeur stond een zwartgeblakerde waterton waarin een dompelpomp hing. Het dakbeschot en de muren waren geïsoleerd met steenwol. Onder het dakbeschot lag een koolstoffilter.
Ik zag dat onder het isolatiemateriaal in de kwekerij 8 assimilatielampen lagen welke bevestigd waren aan meerdere houten panlatten. Ik zag vierkanten plastieken bloempotten staan. Deze waren gevuld met kleine vierkante blokjes steenwol. Er waren plantenresten zichtbaar in en rondom de potten. In de ruimte zijn voor zover mogelijk 225 bloempotten geteld met steenwolblokjes. Tussen de potten door zag ik dunne zwarte slangetjes lopen waarvan mij ambtshalve bekend is dat dit irrigatiebuizen zijn voor bevloeiing.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2014, opgenomen op p. 152 e.v. van dossier nummer 2014021798 d.d. 6 maart 2014 van Politie Groningen, inhoudende de verklaring van [naam 1] namens [bedrijfsnaam] :
[bedrijfsnaam] heeft met een persoon genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel [adres] te [pleegplaats] . Op verzoek van politieambtenaar [naam 2] van korpseenheid Noord-Nederland is op 6 oktober 2013 door een monteur van [bedrijfsnaam] een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in dit perceel. Bij dit onderzoek constateerde de monteur verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Het deksel van de aansluitkast is ongeoorloofd open geweest. Er was een illegale aansluiting op de bovenzijde van de zekeringhouders. De smeltveiligheid was niet meer in overeenstemming met de installatie en er is geconstateerd dat er met de zegels van de meter gefraudeerd is. Tevens is de meter beschadigd. Door de manipulatie van de meter werd afgenomen elektriciteit niet correct via de meter geregistreerd. Naar aanleiding van het onderzoek is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er illegaal stroom is afgenomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte een hennepkwekerij in zijn woning heeft gehad en illegaal stroom heeft afgetapt. Verdachte heeft, toen zijn woning in brand stond, direct en vrijwillig aan de politie verklaard dat zich in zijn woning een hennepkwekerij bevond en dat de stroom daarvoor illegaal werd afgetapt. De verklaring van verdachte die hij ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij niets van de kwekerij wist, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen dan ook onaannemelijk.
Door verbalisanten, die ambtshalve bekend zijn met hennep en hennepkwekerijen, is geconstateerd dat er hennepresten op de zolder van de woning lagen. Dit acht de rechtbank voldoende om vast te stellen dat er sprake was van hennep. De in de woning op 6 oktober 2013 aangetroffen goederen zoals beschreven door de verbalisanten betreffen typische benodigdheden voor een hennepkwekerij. Op het moment van de brand is vastgesteld dat de kwekerij niet meer in werking was en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er op het moment dat hij naar Turkije vertrok nog niets met zijn woning aan de hand was en dat alles netjes was. Gemiddeld genomen is een periode van 10 weken voldoende voor een voltooide oogstcyclus. Het bovenstaande rechtvaardigt de conclusie dat in de ten laste gelegde periode een hennepkwekerij actief moet zijn geweest in de woning van verdachte en dat verdachte daarvan (ten minste) één oogst heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gehandeld en zal hem daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 te [pleegplaats] , in een pand/perceel gelegen aan de [adres] , opzettelijk heeft geteeld en verwerkt, 225 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 29 juli 2013 tot en met 6 oktober 2013 te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [bedrijfsnaam] , waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
primair: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat naast het telen van hennep ook sprake is van diefstal van stroom en bovendien van een gebrek aan inzicht bij verdachte in het kwalijke karakter van zijn handelen, hetgeen een verhoging van het voor een hennepkwekerij geldende oriëntatiepunt rechtvaardigt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor een matiging van de door de officier van justitie geëiste straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft enige tijd een hennepkwekerij in zijn woning aanwezig gehad en de daarvoor benodigde elektriciteit heeft hij illegaal afgetapt. Het is algemeen bekend dat met de handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Softdrugs zijn bovendien schadelijk voor de gezondheid. Het op illegale wijze onttrekken van elektriciteit en het daarvoor ondeskundig manipuleren van de elektriciteitsmeter levert brandgevaar op. Hoewel een rechtstreeks verband met de kwekerij niet kan worden aangetoond, is ook in de woning van verdachte brand ontstaan.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor het houden van een hennepkwekerij van 225 planten wordt daar een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uren gehanteerd. In onderhavig geval is naast het telen van hennep ook diefstal van stroom bewezen verklaard. Dit rechtvaardigt daarom in beginsel een hogere straf. Gelet echter op de lange tijd die is gelegen tussen het plegen van de feiten en de behandeling daarvan ter terechtzitting, ziet de rechtbank aanleiding in dit geval geen verhoging toe te passen. De rechtbank heeft voorts geen aanleiding gezien om in het voordeel, noch in het nadeel van verdachte, van eerder genoemde oriëntatiepunten af te wijken.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 2 primair bewezen verklaarde)
[bedrijfsnaam]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 2.588,44 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 898,45, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit
€ 358,78 aan elektriciteitsverbruik, uitgaande van één oogst in plaats van de vijf oogsten waarvan [bedrijfsnaam] is uitgegaan, het uurtarief van de monteur à € 372,--, de kosten vooronderzoek dossieraanleg à € 55,89 en de afhandelingskosten à € 111,78. De officier van justitie heeft in het voordeel van verdachte de post dossierverwerking aangifte niet meegenomen, nu dit een dubbeltelling zou kunnen zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat bij de onderbouwing van de vordering de statuten van [bedrijfsnaam] ontbreken waaruit kan blijken dat degene die de volmacht tot het indienen van de vordering heeft afgegeven daartoe bevoegd is. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering moet worden gematigd in die zin dat voor het elektriciteitsverbruik moet worden uitgegaan van één oogst in plaats van vijf, dat van de posten dossierverwerking aangifte en afhandelingskosten slechts één in rekening moet worden gebracht nu dit een dubbeltelling betreft, en dat de overige posten naar redelijkheid en billijkheid op een lager bedrag moeten worden geschat dan nu wordt gevorderd. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat het onredelijk is de wettelijke rente toe te wijzen vanaf het moment van het ontstaan van de schade omdat, als het niet zo lang had geduurd voordat de zaak zou worden behandeld, verdachte mogelijk al had kunnen beginnen met het voldoen van een schadebedrag aan [bedrijfsnaam] .
Beoordeling
Ondanks het ontbreken van de statuten van [bedrijfsnaam] waaruit de bevoegdheid kan blijken van degene die een volmacht heeft verleend om de vordering in te dienen, zal de rechtbank de benadeelde partij toch ontvankelijk verklaren in diens vordering, gelet op de door de officier van justitie ter terechtzitting gegeven informatie dat zij ambtshalve bekend is met het feit dat [naam 3] bevoegd is om namens [bedrijfsnaam] volmachten te verlenen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de gestelde schade voor een gedeelte voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die in zoverre niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de post 'verbruik elektriciteit' slechts toewijzen voor een vijfde deel, nu [bedrijfsnaam] bij dit bedrag is uitgegaan van vijf oogsten, en de rechtbank slechts één oogst heeft bewezenverklaard.
De rechtbank zal de overige posten, met uitzondering van de wettelijke rente als zelfstandige schadepost, zoals gevorderd toewijzen. De posten 'dossierverwerking aangifte' en 'afhandelingskosten' betreffen weliswaar telkens hetzelfde bedrag, maar zijn twee afzonderlijke posten die qua inhoud van elkaar verschillen, zo is te lezen in de toelichting op de schadeposten. Daarom wijst de rechtbank beide bedragen toe.
In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 1.084,76 toewijzen, bestaande uit de posten uurtarief monteur (€ 372,--), vooronderzoek dossieraanleg (€ 55,89), dossierverwerking aangifte (€ 111,78), opmaken factuur (€ 74,53), afhandelingskosten (€ 111,78) en elektriciteitsverbruik (€ 1793,91/5 = € 358,78).
De rechtbank overweegt tot slot dat de stelling van de raadsman met betrekking tot de toewijzing van de wettelijke rente geen steun vindt in het recht. De rechtbank zal daarom de wettelijke rente zoals te doen gebruikelijk toewijzen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, dat wil zeggen vanaf het eind van de ten laste gelegde periode.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] gedeeltelijk toe en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.084,76 (zegge: duizendvierentachtig euro en zesenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2013.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. L.H.A.M. Voncken en
mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 augustus 2015.
Mr. Voncken en mr. Bunk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.