In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin heeft bedreigd met een vuurwapen. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], woonachtig te [woonplaats], was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de ex-vriendin, die op 13 februari 2015 naar het politiebureau was gevlucht uit angst voor de verdachte. Tijdens de zitting op 17 augustus 2015 heeft de verdachte bekend dat hij het wapen aan de aangeefster heeft getoond en dat hij mogelijk heeft gezegd dat het wapen schietklaar was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de bedreiging met een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid, strafbaar was voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een alcoholverbod. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder het vuurwapen, onttrokken aan het verkeer.