In deze zaak vorderde Achmea Schadeverzekeringen N.V. de verklaring voor recht dat zij eigenaar is van een motorboot, die eerder was gestolen en waarvan de eigendom was overgedragen na schadevergoeding aan de oorspronkelijke eigenaar, de heer [B]. De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, behandelde de zaak op 26 augustus 2015. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 april 2015 en een comparitie op 22 juni 2015. Achmea had de motorboot verzekerd tegen diefstal en na de diefstal op 8 juni 2014 had zij de schade van € 70.700,- aan [B] vergoed. Hierdoor verkreeg Achmea de eigendom van de boot. Achmea ontdekte dat de boot zich bevond bij [A], die de boot winterklaar had gemaakt. Achmea vorderde de afgifte van de boot op grond van artikel 3:86 BW, dat het mogelijk maakt voor de eigenaar om zijn eigendom terug te vorderen binnen drie jaar na diefstal. [A] weigerde de boot af te geven zonder rechterlijk vonnis, wat leidde tot deze rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat Achmea rechtmatig eigenaar was geworden en dat [A] de boot moest afgeven. De rechtbank wees de vorderingen van Achmea toe en veroordeelde [A] in de proceskosten. In reconventie wees de rechtbank de vorderingen van [A] af, omdat Achmea had aangegeven bereid te zijn de kosten van [A] te vergoeden indien hij de boot zou afgeven. De rechtbank legde een dwangsom op aan [A] voor het geval hij niet aan de veroordeling voldeed.