ECLI:NL:RBNNE:2015:4127

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
C/17/139184 / HA ZA 14-476
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsoverdracht en revindicatie van een gestolen motorboot

In deze zaak vorderde Achmea Schadeverzekeringen N.V. de verklaring voor recht dat zij eigenaar is van een motorboot, die eerder was gestolen en waarvan de eigendom was overgedragen na schadevergoeding aan de oorspronkelijke eigenaar, de heer [B]. De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, behandelde de zaak op 26 augustus 2015. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 april 2015 en een comparitie op 22 juni 2015. Achmea had de motorboot verzekerd tegen diefstal en na de diefstal op 8 juni 2014 had zij de schade van € 70.700,- aan [B] vergoed. Hierdoor verkreeg Achmea de eigendom van de boot. Achmea ontdekte dat de boot zich bevond bij [A], die de boot winterklaar had gemaakt. Achmea vorderde de afgifte van de boot op grond van artikel 3:86 BW, dat het mogelijk maakt voor de eigenaar om zijn eigendom terug te vorderen binnen drie jaar na diefstal. [A] weigerde de boot af te geven zonder rechterlijk vonnis, wat leidde tot deze rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat Achmea rechtmatig eigenaar was geworden en dat [A] de boot moest afgeven. De rechtbank wees de vorderingen van Achmea toe en veroordeelde [A] in de proceskosten. In reconventie wees de rechtbank de vorderingen van [A] af, omdat Achmea had aangegeven bereid te zijn de kosten van [A] te vergoeden indien hij de boot zou afgeven. De rechtbank legde een dwangsom op aan [A] voor het geval hij niet aan de veroordeling voldeed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/139184 / HA ZA 14-476
Vonnis van 26 augustus 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Ketting te Zwolle,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. drs. M.R. van der Pol te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Achmea en [A] genoemd worden.
In conventie en in reconventie:

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 april 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2015 en de daarop door partijen gegeven reacties, ingekomen op 2 juli 2015 en op 18 augustus 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [B] , hierna [B] , wonende te [woonplaats] , was eigenaar van een motorboot, [de boot] , hierna te noemen de boot.
2.2.
[B] had de boot verzekerd bij Achmea, onder andere tegen diefstal.
2.3.
De boot is tussen 29 mei 2014 om 17:00 uur en 8 juni 2014 om 12:30 uur
vanuit de gemeentelijke haven van [ligplaats] gestolen. Op het
politiebureau van Winschoten heeft de heer [B] van deze diefstal aangifte gedaan.
2.4.
Op verzoek van Achmea is door Selles & Van Dijk Experts onderzoek gedaan en is de
op de verzekeringsovereenkomst gedekte schade vastgesteld op € 70.700,- (inclusief
BTW).
2.5.
Met de betaling van vorengenoemde € 70.700,- door Achmea aan [B] heeft [B] de eigendom van vorengenoemde boot overgedragen aan Achmea.
2.6.
Recent is Achmea er op geattendeerd dat de boot op de jachtwerf aan [adres] zou liggen. Deze jachtwerf wordt geëxploiteerd door
[A] .
2.7.
Daarop is van de zijde van Achmea een onderzoek ingesteld door een expertisebureau.
De desbetreffende onderzoeker heeft op 31 oktober 2014 de boot bij de jachtwerf van [A] bekeken en daarvan foto’s gemaakt. Deze foto’s heeft Achmea aan [B] laten zien. [B] heeft aan de hand van de foto’s met zekerheid kunnen vaststellen dat de foto’s zijn gestolen boot betreffen. Hij heeft 6 unieke kenmerken van zijn boot op de foto’s herkend. Het betreft een unieke boot waar er maar één van gebouwd is.
2.8.
Aangezien Achmea vreesde dat de boot weer zou verdwijnen, heeft zij na verkregen
verlof van deze rechtbank op 15 november 2014 beslag laten leggen op de boot.
2.9.
Achmea is vervolgens in overleg getreden met [A] . Door Achmea is aan [A] gevraagd om de NAW-gegevens van de bezitter van de boot. [A] heeft na enige aandringen laten weten dat hij van de heer [C] , hierna [C] , opdracht gekregen had om de boot winterklaar te maken en te stallen. Ook heeft [A] een adres in Duitsland verstrekt dat [C] aan hem heeft opgegeven. [A] beschikte naar eigen zeggen niet over een telefoonnummer of emailadres en wist ook niet wat de relatie van [C] ten aanzien van de boot was.
2.10.
Achmea heeft de door [A] verstrekte NAW-gegevens gebruikt om op
27 november 2014 een brief aan [C] te versturen. De brief is zowel in het
Duits als in het Nederlands verstuurd aan het door [A] opgegeven adres.
2.11.
Het door de [A] verstrekte adres lijkt na controle geen bestaand adres te zijn. In
elk geval heeft Achmea geen enkele reactie ontvangen op haar (in twee talen
verstuurde) brief.
2.12.
Vervolgens heeft Achmea wederom contact opgenomen met [A] en
gevraagd of hij vrijwillig zou meewerken aan afgifte van de boot als
Achmea de Boot op grond van artikel 3:86 BW zou opvorderen.
2.13.
Bij monde van een advocaat heeft [A] laten weten dat hij zich niet vrij acht
om de boot aan Achmea af te geven, tenzij daar een rechterlijk vonnis aan ten
grondslag ligt.

3.Het geschil

3.1.
Achmea Schadeverzekeringen N.V. vordert samengevat - een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de boot en te bepalen dat de boot aan haar wordt afgegeven op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Zij stelt daartoe dat zij als gevolg van de akte van eigendomsoverdracht eigenaar is
geworden van de boot en dat de diefstal van de boot minder dan drie jaar geleden is. De boot is geen registergoed en dus roerend. Op grond van het bepaalde in artikel 3:86 lid 3 BW is zij
gerechtigd deze zaak als haar eigendom van [A] op te eisen. Zij is bereid de hierna genoemde en door [A] in reconventie gevorderde kosten aan hem te vergoeden.
3.3.
[A] is bereid om - na betaling van de door hem gemaakte kosten - de boot af te geven aan de rechtmatige eigenaar, zodra onomstotelijk vast staat wie dat is.
3.4.
In reconventie vordert [A] veroordeling van Achmea tot betaling van een bedrag van € 1.217,65 in verband met winterstallingskosten en het winterklaar maken van de boot, met rente.
3.5.
Op de vorderingen en stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie:

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3: 86 lid 3 BW kan de eigenaar van een roerende zaak, die het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, deze gedurende drie jaren te rekenen van de dag van de diefstal af, als zijn eigendom opeisen, tenzij zich een van de in dat artikel genoemde uitzonderingsgronden heeft voorgedaan. Nu vast staat dat Achmea in de rechten van de eigenaar is getreden, nadat zij aan [B] diens schade als gevolg van de diefstal had vergoed, kan Achmea de boot als eigenaar van [A] opeisen. Achmea heeft de boot ruim binnen de wettelijke termijn van drie jaar bij [A] opgeëist, maar [A] heeft tot op heden niet in afgifte bewilligd en dat in weerwil van het bepaalde in voornoemd artikel. De datum van dagvaarding, zijnde 23 december 2014, is ook gelegen ruim binnen drie jaren na de datum van diefstal in mei of juni van datzelfde jaar en niet is gebleken van de toepasselijkheid van de uitzonderingsgronden voor terugvordering als genoemd in voormeld wetsartikel, zodat Achmea als de eigenaar van de boot deze in rechte van [A] als haar eigendom kan opeisen.
4.2.
Waar [A] heeft aangevoerd dat hij de boot slechts wil afgeven aan de rechtmatige eigenaar, ziet hij er aan voorbij dat in deze vast staat dat Achmea als gevolg van de eigendomsoverdracht van de oorspronkelijke eigenaar [B] aan Achmea rechtmatig eigenaar is geworden, zodat hij geen reden heeft de boot niet aan Achmea af te geven. Daaraan doet niet af dat de boot door een ander is aangeboden voor de winterstalling. Zulks geldt te meer nu [A] heeft aangegeven niet te weten in welke relatie de betreffende opdrachtgever, [C] , tot de boot staat. Zelf is [A] geen bezitter van de boot, maar treedt hij slechts op als winterstallinghouder en is hij daarmee houder voor een (voor hem onbekende) derde. De rechtbank merkt daarbij op dat de (eventuele) opdrachtgever voor de winterstalling of anderen die zich zouden kunnen uitgeven als eigenaar van de boot niet in deze procedure zijn tussengekomen of om voeging hebben verzocht met een eigen vordering tot afgifte of tot opheffing van het gelegde beslag.
4.3.
De vorderingen van Achmea liggen daarom voor toewijzing gereed, inclusief de mee gevorderde (na)kosten.
4.4.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, inclusief de kosten van het beslag. De kosten aan de zijde van Achmea worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 95,77
- explootkosten beslagaanzegging € 284,80
- explootkosten overbet. beslag € 79,42
- griffierecht € 1.216,00
- salaris advocaat
€ 2.682,00(3,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 4.357,99.
In reconventie:
5.1.
Nu Achmea ter gelegenheid van de comparitie van partijen onweersproken heeft aangevoerd dat zij zich (steeds) bereid heeft verklaard de kosten voor winterstalling en winterklaar maken, zoals die door [A] geclaimd zijn, te voldoen indien hij de boot aan haar als rechtmatige eigenaar zal afgeven, zal de rechtbank de vordering van [A] bij gebrek aan belang afwijzen.
5.2.
De kosten in reconventie zullen om die reden voor rekening van [A] dienen te komen en zullen aan de zijde van Achmea worden vastgesteld op twee maal ½
punt salaris naar het tarief behorend bij de hoogte van de vordering, zijnde in totaal € 384,-.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
6.1.
verklaart voor recht dat Achmea eigenaar is van de boot;
6.2.
bepaalt dat de boot aan Achmea dient te worden afgegeven en veroordeelt [A] om mee te werken aan afgifte van de boot aan Achmea binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-, alsmede een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat hij niet aan voormelde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 71.000,- is bereikt;
6.3.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden vastgesteld op € 4.357,99;
6.4.
veroordeelt [A] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 zonder betekening, vermeerderd, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
7.1
wijst de vorderingen af;
7.2.
veroordeelt [A] in de kosten van de procedure in reconventie, tot op heden aan de zijde van Achmea vastgesteld op € 384,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.type: AvdM/99