ECLI:NL:RBNNE:2015:4116

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
18.730238-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn levensgezel

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 25 augustus 2015 een 32-jarige man veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf wegens poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn levensgezel. De verdachte had op 14 juni 2014 zijn partner in een café en later bij zijn woning mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, zijn partner met een bierflesje en met de vuist had geslagen, en haar hoofd tegen een balustrade had geslagen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar verklaarde de eenvoudige mishandeling wel bewezen. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn deelname aan therapieën en het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals een alcoholverbod en deelname aan een agressieregulatietraining. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730238-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/017680-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. de Jong, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn
levensgezel, althans een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een bierfles
en/of met de vuisten, op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 juni 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer]
, met een bierflesje en/of met de vuisten op het hoofd heeft geslagen
en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn
levensgezel, althans een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, aan haar haren heeft getrokken en/of vastgepakt
en/of
- haar hoofd tegen (de spijlen van) een balustrade heeft geslagen en/of
gedrukt en/of
- met haar hoofd langs de (spijlen van de) balustrade heeft gesleurd en/of
getrokken en/of
- terwijl zij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam
en/of het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 juni 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer]
, meermalen, althans eenmaal, aan haar haren heeft getrokken en/of vastgepakt
en/of haar hoofd tegen (de spijlen van) een balustrade heeft geslagen en/of gedrukt
en/of met haar hoofd langs (de spijlen van de) balustrade heeft gesleurd en/of
getrokken en/of terwijl zij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen
het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt
en/of geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn
heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair en het 2. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, onder oplegging van de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), een drugs- en alcoholverbod met middelencontroles en het volgen van een verplichte behandeling voor zijn agressieproblematiek bij VNN;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de op 17 april 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat hetgeen aan verdachte onder 1. primair is ten laste gelegd, te weten een poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Kortgezegd is tenlastegelegd dat verdachte op 14 juni 2014 in [café] [slachtoffer] met een bierflesje en/of met de vuist op het hoofd heeft geslagen.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] en [getuige 3] , hebben verklaard dat zij hoorden dat andere cafébezoekers riepen dat verdachte met een bierflesje had geslagen. Ook heeft [getuige 3] gezien dat er glas op de grond lag. [slachtoffer] heeft een klap op haar hoofd gevoeld, maar heeft niet gezien waarmee verdachte haar sloeg. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] eenmaal met de vuist, en niet met een bierflesje, op het (achter)hoofd heeft geslagen.
De rechtbank acht op basis van het bovengenoemde - en de nader op te nemen bewijsmiddelen - bewezen dat verdachte eenmaal met de vuist tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gestompt. Nu verdachte stellig en consequent heeft ontkend [slachtoffer] met een bierflesje te hebben geslagen en hier geen direct bewijs voor is, acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert een enkele vuistslag op het achterhoofd - behoudens contra-indicaties - geen poging tot zware mishandeling op, nu hiermee niet zonder meer de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in het leven wordt geroepen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. primair ten laste gelegde en de onder 1. subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling bewezen verklaren.
Met betrekking tot het onder 2. primair ten laste gelegde, te weten eveneens een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] , stelt de rechtbank op basis van de hierna op te nemen bewijsmiddelen de volgende feiten vast.
Na het handgemeen in [café] besloot [slachtoffer] om naar de woning van verdachte te gaan om haar spullen op te halen. Toen verdachte niet opendeed en [slachtoffer] de ruit bij de deur van de flatwoning van verdachte kapotmaakte, werd verdachte kwaad. Hij duwde [slachtoffer] en pakte haar aan haar haren vast. Hij sloeg [slachtoffer] meermalen met haar hoofd tegen de balustrade van de flat en trok haar hoofd langs de spijlen van de balustrade. Ook schopte hij [slachtoffer] tegen het lichaam. Toen [getuige 2] , naar buitenkwam en riep dat verdachte moest ophouden, stopte verdachte. Zowel [getuige 2] als de ter plaatse gekomen agenten constateerden dat [slachtoffer] diverse verwondingen had. Haar gezicht was gezwollen en bebloed. [slachtoffer] gaf aan dat ze pijn had en dat ze blauwe plekken op haar armen had.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] in het leven heeft geroepen. Verdachte heeft immers het hoofd van [slachtoffer] tegen de balustrade aan geslagen en langs de spijlen van die balustrade getrokken. Het is een algemene ervaringsregel dat het hoofd dusdanig kwetsbaar is dat, indien daar geweld op word uitgeoefend zoals hier aan de orde is, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest.
Dit klemt te meer nu verdachte op de hoogte was van de omstandigheid dat [slachtoffer] diverse schroeven en een plaat in haar gezicht heeft. Door toch te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en kan worden bewezen dat hij voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] had.
De rechtbank is dan ook - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] en zal het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen verklaren.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. subsidiair en 2. primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 juni 2014 heb ik mijn vriendin [slachtoffer] met mijn vuist tegen het achterhoofd gestompt. Dit was in [café] in [pleegplaats] . Toen ze even later naar mijn huis kwam, aan [straat] in [pleegplaats] , heb ik haar nog een flink pak rammel gegeven. Ik heb haar tegen de reling van de balustrade gedrukt en geschopt. Wat [slachtoffer] hierover heeft verklaard, is waar.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02GL-2014063022, gesloten op 20 juni 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL02GL-2014063022-6, d.d. 14 juni 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 juni 2014 waren wij, verbalisanten, ter plaatse in de galerijflat aan [straat] in [pleegplaats] . Wij zagen op een afstand van ongeveer 15 meter glasscherven op de
galerij liggen. Toen wij dichterbij kwamen zagen wij dat dit glas voor de voordeur van perceel [nummer 1] liggen. Wij, zagen dat de voordeur van deze woning volledig geopend was. Wij zagen dat het buitenste ruit van deze voordeur stuk was. Tevens zagen wij op de galerij bloed en een pluk haar liggen. Voorts zijn wij naar de buurvrouw van perceel [nummer 2] gelopen. Wij zagen bloedspatten naar de voordeur van perceel [nummer 2] lopen. Achter de deur zag ik een vrouw, welke later het slachtoffer [slachtoffer] bleek te zijn, ineengedoken zitten. Ik zag dat het gezicht van de vrouw erg opgezwollen en bebloed was. Ik zag ook dat de vrouw geëmotioneerd was. Wij hoorden de vrouw zeggen dat ze geslagen was door haar vriend. Ook vertelde ze dat haar vriend haar gezicht langs het hekwerk van de galerij had getrokken. Wij zagen op enkele spijlen van het galerijhek voor perceel [nummer 1] en [nummer 2] donkergekleurde lange haren zitten.
2.2
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL02GL-2014063022-8, d.d. 14 juni 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden dat [slachtoffer] zei: Ik heb sinds maart 2013 een relatie met [verdachte] . Vannacht zijn [verdachte] en ik naar [café] gegaan. Omstreeks 03:00 uur zaten [verdachte] en ik aan de bar. We hadden een beetje ruzie. Ik draaide mij op een gegeven moment om en keek de andere kant op. Ik voelde een harde klap op mijn hoofd. Ik had pijn op de rechterkant achterzijde van mijn hoofd. Het werd zwart voor mijn ogen.
Ik was boos op [verdachte] . Ik dacht ik ga naar hem toe en ik haal al mijn spullen op. [verdachte] deed niet open. Ik sloeg op een gegeven ogenblik zo hard dat het glas van de deur kapot ging. Ik zag dat hij de deur open deed, toen [verdachte] mij zag zei hij ‘waarom doe je dat’.
Ik zag dat hij boos was. Hij duwde mij, ik riep nog stop, ik struikelde, hij pakte mij bij mijn haren vast en sloeg mijn hoofd tegen de balustrade. Hij trok mijn hoofd toen over de rails heen, ik hoorde een soort bambambambam door dat mijn hoofd langs de stijlen ging. Ik voelde hierdoor pijn. Ik heb hierdoor ook nog diverse blauwe plekken in mijn gezicht. Ik heb [verdachte] aan de kant geduwd. Ik kwam van het toilet en toen trok [verdachte] weer aan mijn haren. Ik voelde dat [verdachte] mij op mijn borst drukte. Ik viel door deze duw in de gang tegen de muur. Ik zag dat [verdachte] mij begon te trappen met blote voeten. Ik heb mijn armen gekruist voor mijn hoofd en bovenlichaam gehouden. Ik voelde dat [verdachte] mijn hard trapte, een aantal malen voorwaarts en een aantal malen met de hak van zijn voet. Ik heb nu allemaal blauwe plekken op mijn armen.
2.3
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL02GL-2014063022-28, d.d. 19 juni 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] :
Vanuit het niets zag ik dat de man de vrouw naar de grond werkte. Ik weet niet precies hoe de man dat deed maar toen de vrouw op de galerij lag zag ik dat de man min of meer boven op haar dook. Ik zag dat hij haar hoofd beetpakte en haar hoofd vervolgens drie tot vijf maal tegen de spijlen van de balustrade sloeg. Dit gebeurde echt met kracht.
Hij leek wel een profbokser en het leek alsof hij in een grote waas was. Ik hoorde wel dat het meisje enorm begon te schreeuwen. Ik zag vervolgens dat de man opstond en de vrouw met zijn voet tegen of in ieder geval richting het hoofd schopte. Dit deed de man zeker drie tot vijf maal. Dat schoppen ging ook met kracht. Volgens mij schopte de man zo hard hij kon.
2.4
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL02GL-2014063022-20, d.d. 15 juni 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] :
Ik deed de voordeur open en ik zag de vriendin van [verdachte] op de grond zitten aan de kant van de reling van het balkon. Ik zag dat ze de reling vast had met haar handen. Ik zag bloed uit haar mond en haar neus stromen. Ik zag dat [verdachte] voor haar stond. Ik zag dat hij haar aan haar haren vast had. Ik hoorde dat hij tegen haar schreeuwde. Ook zag ik dat hij hard trapte. Ik zag dat hij haar raakte op haar knieën en haar bovenbenen.
Toen ik in de woning was met haar zag ik dat ze een dik voorhoofd had. Verder hoorde ik dat ze zei dat ze op haar hoofd was geslagen eerder op de avond. Ze zei dat ze op haar hoofd was geslagen en dat dit in een kroeg was gebeurd. Verder zag ik dat er bloed uit haar neus en mond stoomde. Ik hoorde dat ze pijn in haar heupen en ribben had.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 14 juni 2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer] , met de vuist op het hoofd heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2. primair
hij op 14 juni 2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht
- aan haar haren heeft getrokken en
- haar hoofd tegen de spijlen van een balustrade heeft geslagen en
- met haar hoofd langs de spijlen van de balustrade heeft gesleurd en
- terwijl zij op de grond lag meermalen tegen het lichaam heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
2. primair Poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages d.d. 3 november 2014 en 20 juni 2014, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 juli 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en mishandeling. In beide gevallen betrof het slachtoffer de vrouw waarmee verdachte een relatie had. Het gaat om ernstige feiten, waarbij verdachte inbreuk heeft gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van zijn partner.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie recentelijk niet veroordeeld voor geweldsdelicten. Blijkens de over hem opgemaakte reclasseringsadviezen alsmede het ter terechtzitting besprokene heeft verdachte te kampen met agressieproblematiek, met name onder invloed van alcoholhoudende drank.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 26 juni 2014 intensief is begeleid door de reclassering. Verdachte heeft nog steeds een relatie met het slachtoffer. Zij hebben gezamenlijke gesprekken bij Fier Fryslân en hebben hier beiden baat bij. De relatie is nu goed en beiden hebben de intentie om samen door te gaan. Verdachte weet dat alcohol en drugs een valkuil voor hem zijn en heeft sinds zijn schorsing niet meer gedronken en geen drugs meer gebruikt. Bovendien heeft hij de cognitieve vaardigheidstraining CoVa+ voltooid. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij nog aan zijn agressieproblematiek wil werken en dat hij bereid is om de door de reclassering geadviseerde agressieregulatietraining te volgen. Ook wil verdachte graag dat aan hem een alcoholverbod wordt opgelegd als extra stok achter de deur.
De raadsvrouw van verdachte is het met de officier van justitie eens dat verdachte heeft laten zien dat hij een tweede kans verdient en dat aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De raadsvrouw kan zich vinden in het voorstel van de officier van justitie om aan verdachte op te leggen een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de CoVa+ training.
De rechtbank is van oordeel dat bij dergelijke feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats is. Verdachte is reeds enige tijd in voorarrest verbleven en de rechtbank ziet in de geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest aan verdachte op te leggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en een onvoorwaardelijke taakstraf zoals geëist door de officier van justitie.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 april 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 7 juli 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat zij het niet opportuun acht om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
De rechtbank constateert dat de hiervoor onder 1. subsidiair en 2. primair bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank is echter met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het - gelet op de reeds geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte - niet wenselijk is om de vordering toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 22c, 22d, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 78 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich uiterlijk 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling reclassering, op het adres Oostergoweg 8, 8932 PG Leeuwarden;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren bij Verslavingszorg Noord Nederland zal melden, zolang Verslavingszorg Noord Nederland dit noodzakelijk acht;
3. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
4. dat veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een agressieregulatietraining, aangeboden door Fier Fryslân, of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt Verslavingszorg Noord Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/017680-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 17 april 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 augustus 2015.
w.g.
Vlietstra
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wiersma
locatie Leeuwarden,
Woude